Post postscriptum: sjoemelvalidering 2

Over misleiding, malversaties en ongeldige valideringen

De Vereniging Hogescholen heeft het werkveld misleid en het valideringsproces voor de kunstvakdocentenopleidingen gemalverseerd. Het ministerie kijkt weg, de inspectie acht zich niet bevoegd iets te vinden, het LKCA heeft geen schone handen, de NVAO heeft opleidingen geaccrediteerd die nooit reglementair gevalideerd zijn, de VO-raad acht zich niet deskundig en beroepsvereniging VONKC heeft de kansen op een eerstegraads master voor de kunstvakken verkwanseld.
Daarom:

Post postscriptum, toch nog een nawoord.
De lezer van deze webplek heeft nog recht op een nawoord. Na de publicatie van voorgaande sjoemel-epiloog en het Master-requiem waren er toch nog wat ontwikkelingen die niet onvermeld kunnen blijven.

Om te beginnen twee aangetekende brieven: aan de minister van OC&W en het VH-bestuur, beide gedateerd 27 september 2019.
In die aan de onderwijsminister (bijlage P1) constateer ik dat de verwerpelijke gang van zaken rond de validering van onze Volledig Bevoegde Bachelor (VBB) voor haar geen reden bleek de non-interventie-positie te verlaten. Ik meldde dat ik het werkveld daarvan op de hoogte zou brengen. De brief werd niet beantwoord. Na een klacht bij de Ombudsman en de gebruikelijke ministeriële vertragingen wordt verwezen naar een brief van 2014 waarin de neutraliteit van het ministerie wordt bevestigd. (bijlage P2) Daarmee is de zaak afgedaan, vindt OC&W.
In de brief aan het VH-bestuur (bijlage P3) bevestigde ik nog eens mijn beschuldigingen en kondigde ik de openbaarmaking ervan via deze website aan. Ook hier geen antwoord.
Wie de onderbouwing van die beschuldigingen wil nalezen verwijs ik naar mijn brief van 3 april 2019 aan het VH-bestuur. (bijlage P4)

De presentielijst van de sjoemelvalidering
Bovendien kreeg de Ledenvergadering van VONKC op 29 november 2019 te maken met een opmerkelijk fenomeen: de presentielijst van de valideringssessie van 7 maart 2018, een jaar eerder als ‘kwijt’ gekwalificeerd. Hij was plots door het KVDO teruggevonden! Aanwezige VONKC-leden kregen de tekst uitgedeeld voorzien van een disclaimer. De lijst mocht niet buiten deze vergadering gebruikt worden. Deze KVDO- disclaimer werd blijkbaar door het VONKC-bestuur ondersteund en voorzien van een eigen VONKC-disclaimer. De kwestie was vermoedelijk te delicaat om bekend te worden onder de duizend niet-aanwezige leden. Onbegrijpelijk, want de valideerders van maart 2018 waren aanwezig in een vertegenwoordigende functie. Zoals nu aangeleverd, naamloos, wordt geen privacy geschaad.

20 maanden na de validering komt het KVDO dus alsnog met de zoekgeraakte (?) presentielijst. De ‘brede instemming’, die de KVDO-voorzitter in juli 2018 meende te kunnen constateren, zou hiermee bevestigd kunnen worden.
De VONKC-leden moesten op 29 november deze disclaimer-doofpot-truc voor lief nemen en mochten er verder niets mee doen.
Ik liet het daar niet bij zitten en heb, proactief, de Autoriteit Persoonsgegevens de zaak voorgelegd en geopperd dat er sprake zou kunnen zijn van een vermoedelijk misbruik van het disclaimer-fenomeen (aangetekende brief van 27 december 2019). 9 maart kwam er een uitvoerig (vertrouwelijk) antwoord terug dat mij sterkte in mijn opvatting dat de disclaimer niet deugde.

Een aantal hooggekwalificeerde juristen in mijn omgeving kwamen tot een eenduidige conclusie, aardig gekarakteriseerd door een van hen:

‘Deze disclaimer is een juridisch tandeloze truc; niets anders dan een doofpot-poging’

Ik kon mijn gang gaan en gewoon publiceren. Het werkveld mag weten welke hoedanigheden door het KVDO gekwalificeerd werden gevonden om de uitgenodigde panelleden gemandateerd te achten en namens het werkveld (scholen en beroepsgroep) de gevraagde validering voor onze VBB af te geven.

Bekijk het stuk zelf (bijlage P5). De namen van de document-ontvangers waren gemarkeerd, zodat eventuele ‘klokkenluiders’ (ikzelf dus in dit geval) direct traceerbaar zouden zijn. Mij hangt opsluiting in Guantánamo boven het hoofd.
De verleiding is groot om de VH en VONKC aan te klagen wegens misbruik van een disclaimer, maar dat moet een ander dan maar doen. Ik heb vijftien jaar genoeg BaMa aan mijn hoofd gehad. Deze schandpaal voor de verantwoordelijke malverseurs vind ik genoeg.

Het KVDO bood dus (namens de opleidingen) de VBB-opleidingsprofielen aan een valideringspanel van het werkveld aan. Dat werkveld bestaat volgens de ministeriële definitie uit vertegenwoordigers van scholen (schoolleiders) en de beroepsgroep (docenten). Omdat het heikele twistpunt al jaren de volledige bevoegdheid was (inclusief het eerstegraads VHO) zijn adequate valideerders vooral VHO-betrokkenen. Docenten uit het tweedegraads gebied of PO kunnen geen bruikbare mening hebben over de opleidingsbekwaamheden in de bovenbouw. Vertegenwoordigers uit het buitenschoolse gebied al helemaal niet.

Het KVDO had een applausmachine van zeventien opleiders ingereden. Die mogen best vanaf de publieke tribune toehoren wat de scholen en het beroepenveld van de voorstellen van hun eigen studieleiders vinden, maar niet aan de discussie deelnemen. Laat staan een meningspeiling beïnvloeden.
Voorts zien we (6 + 10 =) zestien vertegenwoordigers van ‘buitenschoolse instituten’. Ze hebben uitgebreid de kans gehad om het KVDO van advies te dienen. Ook zij hebben geen rol als onderdeel van ‘het werkveld’. Voor lesgeven aan een buitenschools instituut is geen diploma van een lerarenopleiding meer nodig. Met het VHO hebben deze instituten niets te maken.

Ofschoon: . . . . Het LKCA had in haar functie van expertise-instituut het KVDO in 2015 een advies gegeven over de wenselijkheid van een eerstegraads master voor het VHO. (Gerrits/Roorda: ‘De kunstdocent bovenbouw havo en vwo’, september 2015) Deze KVDO-onwelgevallige aanbevelingen waren door de opleidingen in het voortraject naar de valideringssessie uit de vergaderstukken weggelaten.
Ook de LKCA-gedeputeerden zouden dus vanwege hun adviesfunctie op de publieke tribune gezeten moeten hebben, maar hadden ook van daar duidelijk kunnen maken dat die eerstegraads Master er moet komen. Niets van dat alles. Zie het verslag van de vergadering. (bijlage 6)
De ene SLO’er zal wel een belangstellende toehoorder zijn geweest.

De zestien vo-docenten zijn niet geoormerkt. Onduidelijk is hoeveel daarvan VHO-ervaring inbrachten en hoeveel een oude vijfjarige opleidingen hadden en al master-waardig waren. Dus wie van de 16 vo-docenten kon met VHO-gezag iets melden over het eerstegraads gebied?

De vier aanwezige schoolleiders vormden een wel zeer dunne vertegenwoordiging van de categorie ‘scholen’ en de 4 x ‘vakvereniging incl. SBK’ (Strategisch Beraad Kunst- en cultuureducatie) zou dan de VONKC-deputatie geweest moeten zijn? Nou, ze waren daar zeker niet (ook) namens dit Beraad! Dus waar zijn de vier vertegenwoordigers van de duizend VONKC’ers gebleven? En die van de andere docentenverenigingen?
De slimme KVDO-organisatie had ze als individueel panellid geoormerkt. Niet als vertegenwoordigers van de 1000 VONKC-docenten, het veruit grootste segment van de VHO-sector kunstvakken in ons onderwijs. Zo moffel je het volume van lastige opponenten uit de procedure en concluderende stukken weg.
Eén PO-schoolleider mag ook wel wat vinden, maar liever niet over het VHO-segment van ons onderwijs, en de ene MBO-docent is een magere vertegenwoordiging van deze belangrijke (tweedegraads) doelgroep.

Kortom de malverserende traditie die het hele KVDO-valideringsproces kenmerkt werd op 7 maart 2018 consequent voortgezet. Op basis van ‘een brede instemming’ van een niet-validerings-gerechtige groep werd er haastig naar het VH-bestuur gecommuniceerd dat het BaMa-hoofdpijndossier gesloten kon worden. Er was gevalideerd. De vlag kon uit op de Haagse Prinsessegracht.
De presentielijst bewijst nog eens onomstotelijk dat het validerings-panel in geen enkel opzicht voldeed aan de eisen van een fatsoenlijk valideringsproces en bevestigt dat we met een sjoemelvalidering te maken hebben. Maar dat wisten we al.

Ik zal op de juni-vergadering van VONKC op de zaak terug komen en het bestuur vragen waarom het zelf de non-valide disclaimer van het KVDO ondersteunde. Waarom de andere 1000 leden niet mochten weten door wie ze bedonderd zijn.

Televisieprogramma’s als Radar of Zembla zullen geen aandacht geven aan wantoestanden rond kunsteducatie bij OCW en de VH. Zelfs de eigen slachtoffers (docenten) zijn zich van de situatie nauwelijks bewust. De rotzooi bij de Belastingdienst of justitie, dat is andere koek. Voor doofpotacties met misplaatste disclaimers bij kunsteducatie is weinig mediale belangstelling. VH en VONKC kunnen er gewoon mee wegkomen.

De cirkel lijkt rond
Het ministerie duikt weg achter de uitspraak van 5 augustus 2014 van ambtelijk Opper Non-interveneur, drs. R. Minnée. (bijlage P2). Ongeacht de malversaties die zich daarna openbaarde acht de minister zich niet geroepen zich met het valideringsproces te bemoeien. Zo laat ze het VH-Vaticaan zijn gang gaan. Correspondentie wordt onder verwijzing naar deze uitspraak niet meer beantwoord. (Conclusie van mijn procedure via de Ombudsman)

Genoemde Opper Non-interveneur duikt vervolgens op als directeur van de VH (ambtenaren carrousel?) en is dus ineens Spitzen Generaal van het VH-Legioen. Hij kent als geen ander het door hem zelf gecreëerde mandaat om met de validering te doen wat de VH goeddunkt. De vereniging gaat volgens zelfbedachte procedures zijn gang en kan op onbehoorlijk bestuur niet worden aangesproken. Een externe toezichthouder ontbreekt. De eigen ledenvergadering is het hoogste gezag en dat is net de club van opleidingen die de malversaties beging. Brieven over de kwestie worden niet beantwoord.
Kafka schreef er een aardig boek over.

De ‘beroepsgroep’ en ‘scholen’ hebben het nakijken. De definitie van ‘werkveld’ wordt opgerekt tot bruikbare cohorten van niet-valideringsgerechtigden, de vergadering zonder stemming afgesloten, malafide conclusies naar het VH-bestuur verzonden. De presentielijst van de validering van 7 maart 2018 ‘raakt kwijt’. Zicht op de ‘ruime instemming van het werkveld’ is handig zoekgemaakt. De minister kijkt weg.

Voor lezers die de draad wat kwijt zijn nog eens de link naar het valideringsverslag (bijlage P6) Dat verslag is overigens nooit ter goedkeuring aan de aanwezigen voorgelegd, dus moet niet anders gezien worden dan de visie van de direct belanghebbenden (KVDO) op het gebeuren.

Daarmee is ook de route via de Onderwijsinspectie afgesloten. Deze kwestie is de competentie van de minister, niet van de inspectie. Zo stelt de inspectie. (bijlagen P7a, P7b, P7c en P7d)

LKCA
Ook het LKCA heeft helaas vuile handen:
Het regisseerde de eerste nep-validering (van 7 maart 2013). Het vergat daarna het werkveld in te lichten over het verlopen van het Raamconvenant dat de valideringsprocedure regelde (bijlage P8) en zette daarmee impliciet de eigen inbreng in dit proces buiten spel. Wie de oudere en na 2013 plaatsvervangende procedure beschreven wil zien kijkt op de VH-site bij ‘procedure op- en vaststelling landelijke opleidingsprofielen bachelorsopleidingen’ (15 oktober 2010).
Het LKCA liet na te protesteren tegen het misleidende KVDO-gebruik van de vijf beroepsprofielen en ondernam geen actie toen bleek dat het KVDO het bovenbouw-advies van september 2015 negeerde, zelfs wegmoffelde uit de stukken die de validering van 7 maart 2018 begeleidden.

Stilte
Nadat de nep-validering heeft plaatsgevonden valt de zaak stil. De buit is binnen. Intenties om ergens in juli (2018) de eerste vervolg-vergadering te houden worden verschoven naar december, naar januari, naar. . . .? VONKC heeft in zijn eigen Nieuwsbrief anderhalf jaar niets te melden. De betrokkenheid van het LKCA is verdampt. In hun beleidsplan voor 2021-2020 wordt het KVDO niet meer genoemd, noch de BaMa-kwestie. De naam van VONKC valt alleen in het colofon (als de club waar Anne Bos voorzitter van is). Het Strategisch Beraad treffen we in een halve zin op blz. 15 als een van de netwerken waarin wordt geparticipeerd.
Waarom geen lijst van stakeholders waarmee wordt gekoketteerd?
Als dit het LKCA-beleid tot en met 2024 karakteriseert wordt er zes jaar na de validering van 2018 door het LKCA dus niets gefaciliteerd.

VO-raad en VONKC
Correspondentie met de VO-raad, de natuurlijke vertegenwoordiger van de categorie ‘scholen’ levert geen gretige betrokkenheid op. (bijlagen P9a en P9b). De beroepsgroep zelf, VONKC, gedraagt zich als het schoothondje van het KVDO. Loopt 7 maart 2018 kwispelend naïef achter de KVDO-fanfare de valideringsarena binnen, alle waarschuwingen voor de voorspelde valkuilen ten spijt. Pas in juni wordt VONKC wakker als blijkt hoe ze zijn misleid. Het bestuur laat, te laat, van zich horen (brief 5 juni 2018, bijlage P10).
Vervolgens schikt het bestuur zich in zijn lot, treed ‘in constructief overleg’, start een uitzichtloos tijdperk van ‘lekker vergaderen’ (voornamelijk gekarakteriseerd door steeds uitgestelde vergaderdata) en verkwanselt de kans op een eerstegraads master voorgoed.

De VH heb ik gevraagd te reageren op de disclaimer van hun KVDO. (bijlage P11) Ook nu (weer) geen antwoord. De vermeende immuniteit voor eigen wangedrag ten voeten uit. Maar ook voor mij een vrijbrief om de presentielijst openbaar te maken. Zoals hier gebeurt.

De Vaste Kamercommissie bevestigt de ontvangst van de stukken en neemt er kennis van, maar ziet geen reden tot actie.

NVAO
De NVAO heb ik gewezen op het feit dat ze onze ongegradeerde en ongedeelde bachelor kunstvakken accrediteert, terwijl hun opleidingsprofielen nooit door het werkveld correct gevalideerd zijn. (brief 28 januari 2020) Ook de NVAO ziet blijkbaar geen reden tot handelen. Een antwoord bleef uit.

Ik heb de NVAO terloops gewezen op valideringsprocessen rond de Master Kunsteducatie. Die levert een getuigschrift zonder civiel effect, is daarom ook geen docentenopleiding. Zelfs geen verplicht voortraject van een Bachelor kunstvakdocent, zoals ooit de bedoeling was toen er nog serieus over een eerstegraads Master gesproken werd. Lang geleden.
Dus op zijn best een (nuttig?) bijscholingsinstrument. Een valideringspanel met o.a. docentenverenigingen is aardig, maar geen vereiste. Sommige Masteropleidingen koketteren met hun NVAO-accreditatie.

Ziehier de sterk gecomprimeerde uitkomsten van een vijftienjarig BaMa-traject. Voor een bloemlezing van relevante voorliggende stukken, zie andere onderdelen van deze webplek.

De huidige en toekomstige generatie kunstvakdocenten zal weer moeten wennen aan de backbench-positie in het Nederlandse onderwijs. Zoals in de decennia voor de start van onze eindexamen-experimenten. Die positie hebben ze (indirect) zelf veroorzaakt.
Net als op zondag 23 juni 2016 toen een groot deel van de Britse twintigers en dertigers thuisbleef omdat ze andere dingen aan hun hoofd hadden. Maandagochtend lazen ze in de krant dat ze beter wèl hadden kunnen gaan: Brexit was een feit. Eigen schuld, dikke bult.
Zo heeft de jongere generatie kunstvakdocenten de betrokkenheid bij het BaMa-proces ook door hun vingers laten glippen.
Een paar honden blaffen, maar de VH-karavaan trekt verder.

Bij een voetbalwedstrijd staat het 8-0. De thuisclub-supporters op de tribune zingen: ‘Het is stil aan de overkant’.
Het is al vele jaren heeeel stil aan de overkant.

Aerdenhout, 7 maart 2020

Na twee nep-valideringen op deze datum (2013 en 2018), roep ik 7 maart uit tot Nationale BaMa Herdenkingsdag

 

 

Post post Postcriptum

Kort na 7 maart zou deze tekst gelanceerd worden. De Corona lockdown van 15 maart was echter een bar slecht moment om aandacht te vragen voor deze langslepende kwestie.
De geconvoceerde ALV van VONKC op 16 juni is een volgend momentum. Een bijeenkomst waar het bestuur van de grootste werkveldpartij in de BaMa-kwestie bevraagd kan worden over hun instemmende rol bij de disclaimer-actie van het KVDO.
Vandaar dat deze tekst pas op 3 mei werd gepubliceerd.

Overzicht bijlagen

P0    ‘Epiloog van een sjoemelvalidering’ en ‘Requiem voor een Master’
P1    190927 – brief aan de minister van OCW met klachten over de gang van zaken bij de BaMa-validering (niet beantwoord)
P2   140805 – ‘Non-interventiebrief’ OC&W (drs. R. Minnée)
P3   190927 – brief aan het VH-bestuur met beschuldigingen van misleiding van het werkveld en malversering van de BaMa-validering (niet beantwoord)
P4   190403 – brief aan de VH met een overzicht van de bronnen van de beschuldigingen
P5   180307 – presentielijst valideringsbijeenkomst 7 maart 2018
P6   180307 – KVDO-verslag van de valideringsbijeenkomst 7 maart 2018
P7   correspondentie met de Onderwijsinspectie:  180514 – standpunt onderwijsinspectie, 190212 – e-mail aan onderwijsinspectie, 190228 – brief aan Onderwijsinspectie, 190306 – standpunt onderwijsinspectie
P8   Raamconvenant 2011 / VH-kader voor de validering van de kunstbachelors
P9    (deel)correspondentie met de VO-raad: 190307 – VOraad correspondentie, 190315 – VOraad antwoord
P10 180605 – VONKC protestbrief aan het KVDO tegen de gang van zaken bij de validering van 7 maart 2018
P11 200213 – disclaimerbrief aan het VH-bestuur; verzoek om uitleg (geen antwoord)