Adieu VONKC

Over incompetent, destructief en achterbaks besturen

Het moest er eens van komen. Een machteloos en panisch bestuur dat verstrikt raakt in het eigen bestuurlijk geklungel en geen raad wist met kritische leden die op algemene ledenvergaderingen (daar zijn ze toch voor?) zaken opgehelderd wilde zien en verantwoording vroegen. Maarten Tamsma (ikke), de prikkende angel van dat wespengebroed, diende geëlimineerd te worden. In eerste instantie samen met een ander erelid Frits Arnold.
Arnold hield de eer aan zichzelf en trok in november zelf de stekker uit zijn VONKC-stopcontact. Zie elders in deze tekst. Zijn correspondentie met het bestuur is bij VONKC opvraagbaar (neem ik aan, anders bij hem of mij.)

Hoe het allemaal gebeurde

Royement en Geuzen-eer
Niet vanuit een getergde, gefrustreerde of teleurgestelde positie, maar zelfs vervuld van enige trots doet deze geroyeerde VONKC’er verslag van de gebeurtenissen rond zijn executie. Dit alles voorzien van bewijzen (of verwijzingen ernaar) die de beschuldigingen aan het adres van het bestuur nog eens onomstotelijk te onderbouwen.

Juridisch blijkt mijn royement geen royement te heten, maar ‘ontzetting’. Een andere categorie: het staat voor een strafexercitie. Het zij zo. Ik ben dus gestraft. Ik blijf royement gebruiken.

Het is een Geuzen-eer om geroyeerd te worden door het slechtste bestuur dat onze docentenvereniging (en zijn voorlopers) de laatste halve eeuw heeft gehad. Trefwoorden zijn incompetent, destructief en achterbaks. Een bestuur dat de route naar een ‘gewone’ eerstegraads (Master) voor de kunstvakdocenten heeft verkwanseld en de beroepsgroep tot horig schoothondje van de opleidingen heeft gemaakt.

Doel van dit aller-aller-aller-laatste hoofdstuk
Deze tekst is bedoeld om een volgende generatie toegang te geven tot het hoe en waarom van de belabberde status die de kunstvakken ten deel zijn gevallen.
De VONKC-archieven zijn notoir chaotisch, bevinden zich in ontoegankelijke krochten en worden bij onwelgevallige ogen weggehouden.
Deze website bevat een fors archief van de zogenaamde ‘Bama-kwestie’. Voor VONKC was dit jaren een heftig intern fenomeen dat vanaf de ALV van mei 2017 veel negatieve energie genereerde en de bestuurlijke klungelaars tot wanhoop bracht.

Dit (hopelijk echt) laatste hoofdstuk van het Bama-feuilleton is minder zakelijk van taalgebruik. Anders dan in voorgaande stukken zijn het minder instanties dan disfunctionerende collega’s die de belangen van de beroepsgroep hebben geschaad. Voor novicen in de materie zal de tekst een onaangename en ‘kwetsende’ indruk kunnen maken. Maar wie zich bestuurlijk misdraagt moet maar op de eigen blaren zitten. De start van kwetsend gedrag ligt evident bij het VONKC-bestuur zelf. Een pittige respons als represaille is op zijn plaats. De toonzetting is lichtvoetig in C majeur, want er is ook wel wat te glimlachen om het aandoenlijk geklungel.

De ALV van mei 2017
Toen was er een motie van afkeuring van alle (vijf!) aanwezige ‘gewone leden’. Die werd getalsmatig overstemd door acht (!) aanwezige bestuursleden, die hun recht op meestemmen (immers ook lid van VONKC) lieten gelden. Legaal maar onethisch. Een aantal schriftelijke ingebrachte stemmen werden, hocus pocus, ongeldig verklaard. De motie werd (alleen door het bestuur dus) afgewezen.

Vanaf dat moment ontstond een steekspel waarin de getergde bestuurders zich voorzagen van een destructief en defensief juridisch harnas. Een serie beschermende oekazes zag achtereenvolgens het licht. Ze dienden oppositionele geluiden te smoren en zoveel mogelijk buiten de ALV en het zicht van de bijna duizend nooit aanwezige leden te houden. Zie voorgaande hoofdstukken.

Verdwalen in alle verwijzingen
Ik waarschuw mijn lezer: vanaf nu wordt het vrijwel ondoenlijk en bijna onverteerbaar alle links naar dossierstukken te activeren. Maar wie zich wil ingraven in de details van mijn boude beschuldigingen zal dat dan toch moeten doen.

Elders op deze website treft men de verwijzingen naar stukken uit het eerdere hoofdstukken.  Het Requiem-gedeelte met een R. De ‘Epiloog van een sjoemelvalidering’ met een E, “Post-postscriptum’ kreeg een P en de ’BaMa-maffia en VONKC-doctrine’ een VD.
De links van dit hoofdstuk hebben een A. Ze zijn overwegend chronologisch geordend. De nummering loopt daardoor niet synchroon met de tekst die u leest.
Over de jaren vóór 2018 kan men bij voorliggende hoofdstukken terecht.

Het begin
De ‘gewone eerstegraads Master’ voor onze vakken werd lang geleden door het ministerie afgeschoten na een naïef voorstel van de VH (Sac-Kuo) om de bevoegdheid voor CKV3 los te koppelen van CKV2.
Januari 2005 besloot het bestuur van de VH op eigen gezag, zonder ruggenspraak met het werkveld, de VBB (Volledig Bevoegde Bachelor) als eindpunt van de kunstvakdocentenopleidingen te accepteren. De weeffout was daarmee een feit.

Voor wie nestgeur van dat begin wil snuiven: achter in deze tekst is een verwijzing naar de eerste vier artikelen over de Bama-kwestie waarin een overzicht uit de periode 2007–2013.
Daarna volgden honderden documenten over de consequenties van de gebeurtenissen.
Na de eerste valideringen (2003 Bachelor en 2004 Master) plaveiden ze de weg naar de huidige uitzichtloze en gedevalueerde status van de kunstvakdocenten. Tot heil van het profijtelijk financieel gewin van de opleidingen. (Een wildgroei van master-bijscholingsopleidingen zonder civiel effect).

De NVTO vroeg vergeefs aandacht voor de kwestie en werd tegengewerkt door de opleidingen zelf (de VH), het ministerie, het LKCA, de NVAO. Ook bij de Tweede Kamer kon geen indruk gemaakt worden. De inspectie hield zich stil. Het eigen vakblad Kunstzone dook chronisch weg voor de kwestie. Nauwelijks een woord erover. Bang voor de lobby van de opleidingen? De Volledig Bevoegde Bachelor (VBB) moest het Nederlandse kunstvakonderwijs gaan trekken.
Lees verder en huiver.

Over de Bama-maffia en VONKC-doctrine
Over de Bama-maffia en VONKC-doctrine’ (bijlagen met code VD) had eigenlijk het aller-allerlaatste hoofdstuk van dit feuilleton zou moeten zijn. Het werd een overzicht van de instituten die onze eerstegraads master blokkeerden: de VH, het ministerie, de NVAO, het LKCA en ons eigen VONKC.

Met mijn royeringsprocedure diende zich ineens een mooie compacte smaakvolle kers voor op mijn Bama-taart aan.
Niet omdat dit geroyeerd (‘ontzet’ dus) erelid Tamsma zijn gram wil halen, maar vooral omdat deze actie alle ingrediënten van het voorafgaand bestuurlijk geklungel in zich droeg en daardoor een mooie gecomprimeerde karikatuur is van het malafide handelen. Het was zonde om deze verbale cartoon niet te gebruiken.

Wie de moeite neemt zou het hele XXL-clusterdocument (Bijlage A21 – 141221 ‘Royeringsstuk’ Bericht aan de VONKC-leden (en anderen)) van 20 pagina’s moeten lezen. Ik zond het 14 december naar een groep betrokkenen. Het bestuur kreeg het stuk met een inleiding twee weken later, 31december. (Bijlage A19 – 311221 Mailtekst aan VONKC-bestuur, inleiding voor het commentaar op het Advies)
(Bijlage A17 – 291121 VONKC-bestuur aankondiging opzegging lidmaatschap) is het bestuurlijk besluit van 27 november over mijn excommunicatie. (Bijlage A18 – 141221 Ontvangstbevestiging en respons van Tamsma) is mijn antwoord daarop.

De ALV van 15 juni 2021
Kan de ALV van mei 2017 worden geduid als de start van de grimmigheden tussen bestuur en oppositie (toen ‘het Octet van Amersfoort’), de ZOOM-ALV van 15 juni 2021 was een potentieel explosieve slotsessie van mijn VONKC-betrokkenheid waar een aantal gebeurtenissen uit voorgaande ALV’s samenkwamen.

Mijn agendapunt ‘VONKC-doctrine’ werd door het bestuur ‘ontraden’.
In het voorgaande VD-hoofdstuk wordt daar gedetailleerd op ingegaan.
De ALV besloot dit punt niet te behandelen.
Voor het link-gemak toch nog even (met een A-code) mijn agendapunt-verzoek (Bijlage A30 – 150621 Agendapunt ‘VONKC-doctrine’), De ‘ontradingstekst’ van het bestuur en mijn antwoord daarop zijn in het VH-hoofdstuk terug te vinden.

Een andere voetzoeker was de cluster van notulen van achtereenvolgens 22 september en 24 november 2020. Die van 15 juni 2012 werden in concept opgemaakt voor de ‘najaarsvergadering’ van 2021 en vormden samen met deze twee een potentiële tijdbom. De reden om die vergadering uit te stellen tot na mijn eliminatie. Ik kon dan niet meer in de pap roeren.

De leden werden op 10 november door de voorzitter van dit uitstel op de hoogte gebracht:

“ . . . .Beste leden van VONKC,

Het bestuur heeft besloten om de najaars algemene vergadering uit te stellen tot op zijn vroegst half januari 2022. De reden is dat het bestuur zich op dit moment buigt over het advies van de adviescommissie die is ingesteld in verband met de positie van één van onze leden binnen de vereniging. Het bestuur is voornemens over deze kwestie een besluit te nemen, en wil dat graag zorgvuldig doen en het besluit in de eerstvolgende algemene vergadering toelichten.

In de najaars algemene vergadering wordt gebruikelijk de beleidsnotitie voor het komende jaar met de begroting gepresenteerd en vastgesteld. Bijgaand sturen we bijbehorende stukken alvast ter informatie.
Wij zijn ons ervan bewust dat volgens onze statuten volgens de begroting vóór het einde van het verenigingsjaar moet worden vastgesteld door de algemene vergadering. Vanzelfsprekend zal het bestuur voor de formele vaststelling van d4e begroting alleen uitgaven doen in verband met lopende en reguliere zaken….”

Wat de relatie was tussen mijn royement en het uitstellen van die vergadering werd (natuurlijk) niet expliciet gemaakt. Er was maar één reden: Tamsma moest vóór januari 2022 geëlimineerd worden, dan kon hij de volgende vergadering, na die datum, niet meer verzieken en een inbreng hebben bij het vaststellen van het verslag van 15 juni met daarin de harde beschuldigingen aan het adres van personen en procedures.
De heikele kwesties zouden zo geruisloos in de vergetelheid raken en uit de annalen van VONKC verdwijnen. Klaar is Kees/Anne.

Voetzoekers: mijn vaststelling dat door de secretaris en lid Piet Hagenaars de waarheid geweld werd aangedaan en voorzitter Bos een nooit genomen ALV besluit over de contributieverhoging op eigen gezag als ‘besloten’ op de Nieuwbrief van 8 december had gezet. Malversief en achterbaks. (Bijlage A20 – 211220 Notitie kwestie contributieverhoging)
(Bijlage A05 – 020621 Mail aan bestuur over ingekomen stukken voor 15 juni) en (Bijlage A07 – 030621 Proactieve reactie aan het bestuur over de notulen van 24-11-20 voor 15 juni) waren mijn proactieve berichten aan het bestuur om ‘gedoe’ op de ALV van 15 juni te voorkomen. Helaas genegeerd.
13 juni pakten zich donkere wolken boven de ALV samen (Bijlage A09 – 130621 Waarschuwing voor aanstaande conflicten bij de ALV van 15 juni)

Het zal de lezer duizelen.
Ik probeer het overzichtelijk te houden.

De ALV van 22 september 2020

1. Contributieverhoging
De kwestie zelf is te triviaal om veel woorden aan vuil te maken. De nasleep echter een manifest voorbeeld van achterbaks en malverserend besturen.

Vlak voor de ALV van 22 september stuurde ik het bestuur een proactieve mail voor die vergadering (Bijlage A27 – 170921 Reactie op ingebrachte stukken ALV 22-09-21) met (zo bleek achteraf) een hoog voorspellend karakter. 19 september stuurde ik een reactie op een Kunstzone-artikel van Maria Hermanussen (Bijlage A28 – 190921 Reactie op Kunstzone-artikel Hermanussen).

Op die ALV was bij agendapunt 8 een voorstel voor contributieverhoging aan de orde. Die verhoging was nodig om de financiën op orde te houden. Voor de verschillende leden-categorieën werd een voorstel gedaan. Senior-leden zouden in het vervolg een betaalverzoek krijgen (p.m. post). Alleen de ereleden zouden op nul blijven staan. Ongelukkig is het feit dat ik, als erelid, bij deze materie als direct partijdig betrokkene beschouwd zou kunnen worden.
Het voorstel werd conform het vergaderstuk, geruisloos en unaniem aangenomen.

Direct na de stemming meldde Piet Hagenaars zich bij de voorzitter. De ereleden waren ‘vergeten’ en diende ook een betaalverzoek te krijgen. Stante pede vond Bos dat een goed idee, zoals later bleek uit de verslaggeving in de Nieuwsbrief van 8 december. Daar stond het oorspronkelijke voorstel met de erelid-mutatie van Hagenaars.

Een kwalijke zaak: een voorzitter die een ALV-besluit eigenhandig amendeert en als zodanig aangenomen op de Nieuwsbrief zet.
Op de ALV van 24 november werd dit door mij aangekaart.
In de notulen van 22 september was het voorval door de secretaris weggepoetst: er werd gedaan of er enige discussie vóór de stemming had plaatsgevonden. De mutatie zou daarmee gerechtvaardigd zijn. Dat was dus niet zo.
De secretaris had de notulen gemanipuleerd en ontkende vervolgens zelfs dat het anders had plaatsgevonden. Dit malverserend gedrag van voorzitter en secretaris werd door mij blootgelegd.
Dat leverde geen vriendjes op.

Ik mailde het bestuur 21 december nog een notitie over deze kwestie, n.a.v. de Nieuwsbrieftekst. Nog een keer de link: (Bijlage A20 – 211220 Notitie kwestie contributieverhoging)

In tweede termijn kwam de kwestie 15 juni 2021 weer aan de orde en toen waren de rapen gaar. Zie aldaar.

Kwestie 2, het eerstegraads overleg.
Ik vroeg o.a. op welke bijenkomsten van het ‘driehoeksoverleg’ (beroepsgroep, scholen, opleidingen) in de afgelopen jaren de eerstegraads master op de agenda had gestaan. Liever nog door VONKC op de agenda was gezet en wie daar onze vereniging had vertegenwoordigd. Ruim drie jaar ‘driehoeksoverleg’ had op dit punt nog niets opgeleverd.
Toch een woeker-onderwerp dat VONKC intern al meer dan vijf jaar intern veel (negatieve) energie had gekost.

In de eerste week van oktober kreeg het bestuur een serie reacties op de gang van zaken tijdens die vergadering van 22 september. Ik sluit ze hier als kwartet-cluster bij. (Bijlage A29 – Cluster reacties op de ALV van 22 september 2020).
De notulen zijn opvraagbaar bij VONKC (neem ik aan) of bij mij.

Op de ZOOM-ALV van 24 november 2020 kwam een duidelijk (verontwaardigd) antwoord. Gespeelde verontwaardiging zoals later bleek. De gegevens werden niet vrijgegeven. Mijn vraag werd beschouwd als minachting van het bestuur en het schenden van vertrouwen dat het van de leden gekregen had om in de Bama-affaire met volledig mandaat autonoom te opereren. (Waar zijn ALV’s voor?)

Uit die notulen:

“. . . Anne geeft aan dat Maarten meermaals verzocht om een overzicht betreffende de diverse driehoeksoverleggen (grote en kleine), maar dat we niet op dit verzoek zijn ingegaan.

We zijn een vereniging met een gekozen bestuur. Het bestuur zet beleid en strategie uit in lijn van de uitgangspunten, de doelen van de vereniging. We leggen tweemaal per jaar verantwoording af aan de leden. Het bestuur heeft bewegingsruimte en vertrouwen nodig. Het versturen van de gevraagde stukken aan MT zou contraproductief werken en de bewegingsruimte van het bestuur beperken. We gaan het dus niet doen. . . “

Voor alle duidelijkheid: ik vroeg niet om de stukken van die vergaderingen, maar om data, wie VONKC daar vertegenwoordigde en wanneer onze eerstegraads Master ooit op de agenda had gestaan.
Ik nam geen genoegen met die weigering en zette een jurist in. Zie VD-hoofdstuk 3 (Over de Bama-maffia en VONKC-doctrine) Er kwam een respons van VONKC met een amusant dreigement als apotheose: Tamsma moest zich netjes gaan gedragen, want anders kon uitsluiting van het lidmaatschap wel eens het gevolg zijn.
Reden voor een respons. Zie VD-hoofdstuk

Botsingen op 15 juni
In de opmaat naar de ALV van 15 juni manifesteerden zich twee dagen voor de vergadering potentiële grimmigheden. (Bijlage A09 – 130621 Waarschuwing voor aanstaande conflicten bij de ALV van 15 juni),

Zoals al gesteld bleek bij de bespreking van de notulen van 24 november de secretaris de afhandeling van het agendapunt contributieverhoging te hebben gemanipuleerd. Er werd beschreven dat Tamsma en Hagenaars een inbreng in de discussie hadden gehad voordat de stemming had plaatsgevonden. Ik had daar in een brief aan het bestuur d.d. 29 juni al voor gewaarschuwd (Bijlage A11 – 290621 Tamsma’s kritische observaties over de ALV van 15 juni). Lebbink ontkende dat het zo gegaan was. Ik werd boos; ze loog. Mijn emotionele beschuldiging moet een vervelende indruk op de andere ZOOM’ers gemaakt hebben.
Nog eens: in het verlengde van die kwestie had voorzitter Bos eigenhandig het unanieme besluit over dit agendapunt aangepast aan ‘het amendement Hagenaars’ en zo in de Nieuwsbrief gepubliceerd. (Bijlage A20 – 211220 Notitie kwestie contributieverhoging). Achterbakse malversatie.

Ook kwam bij de behandeling van de notulen van 22 september de regie-betrokkenheid van Hagenaars bij de nep-validering van 7 maart 2013 nog eens aan de orde. Uit het verslag van 15 juni

“ … Piet maakt bezwaar tegen de opmerking van Maarten: Het feit dat het nepvalidering van Piet Hagenaars wordt genoemd. PH heeft niets gevalideerd; hij wil dat niet in de notulen opgenomen wordt dat het een validering was van PH. Dit wordt genoteerd …” (Commentaar Tamsma: Hij vindt het vreemd dat iemand die de vergadering niet heeft bijgewoond de uitspraak van een aanwezige lid tekstueel wil corrigeren. Het verwijt dat Tamsma Hagenaars maakt is terug te vinden in de protestbrief van VONKC-voorzitter Wim Majoor (26 maart 2013) aan de minister)

Hagenaars eiste dat zijn rol bij de sessie van 7 maart 2013 werd weggehaald. Tamsma nam zich voor daar later, bij de vaststelling van de noteren van 15 juni, in de najaarsvergadering 2021 dus, op terug te komen.

Getergd door de sfeer op deze ZOOM-vergadering zette het bestuur mijn royering in gang.
Er kwam 7 juli een brief waarin dit werd aangekondigd. (Bijlage A12 – 070721 VONKC-brief aan Arnold en Tamsma over hun aanstaande royement) Er werd een Adviescommissie opgetuigd. In diezelfde brief werd ons duidelijk gemaakt dat externe publicatie van onze grieven niet op prijs werd gesteld. Geheel in lijn met de traditie van het weghouden van kritische geluiden sedert de ALV van 17 mei 2017. We moesten ons media-moment dus elders vinden (Digischool of deze website). Daar koos het bestuur dus voor.

Onze reactie op de vergadering van 15 juni
D.d. 21 juni (Bijlage A10 – 210621 Arnold en Tamsma eisen een publicatieplek voor een kritische mening) kreeg het bestuur van Arnold en mij een reactie over de gang van zaken. We vroeger om een plek in de VONKC media om onze kritiek aan de duizend VONKCers kenbaar te kunnen maken.
D.d. 29 juni kreeg het bestuur ook nog een overzicht van 9 punten waarop de ALV van 15 juni over de lijntjes had gekleurd. (Bijlage A11 – 290621 Tamsma’s kritische observaties over de ALV van 15 juni)

De Adviescommissie
Frits en ik, toen nog gezamenlijk doelwit van de executie, schreven een reactie op de aanstaande royering (brief d.d. 7 juli) Hierin werd o.a. gemotiveerd aangegeven dat we de ‘Adviescommissie’ niet te woord zouden staan. (Bijlage A06 – 210722 Arnold & Tamsma – reactie op royeringsbrief VONKC-bestuur 7 juli 2021)

Niettemin kregen we 30 augustus van die commissie een lijst met vragen. Die hebben we op 31 augustus gemotiveerd genegeerd. Ons zeer kritische antwoord valt binnen de vertrouwelijke status die de AC zichzelf en ons oplegde. We geven dit stuk op verzoek graag (vertrouwelijk) vrij aan nieuwsgierigen die kennis willen nemen van de aandoenlijke onbenulligheid van de commissietekst en de verbale gehaktmolen die we aanzetten.
Die vertrouwelijkheid bleek achteraf zo lek als een mandje. Ubbink was ook bestuurslid en uit latere correspondentie bleek het bestuur behoorlijk op de hoogte van onze correspondentie. Achterbaks.

In een afsluitend document gaf ik een overzicht van alle relevante correspondentie. De vertrouwelijke stukken met de AC moesten gemarkeerd worden. Zie geel op de laatste pagina. Lastig. (Bijlage A21 – 141221 ‘Royeringsstuk’ Bericht aan de VONKC-leden (en anderen))

De Tamsma-haters
Het tri-bunaal bestond uit twee notoire Tamsma-haters (Majoor en Blommestein) en een bestuurslid (Ubbels). Ik heb Tineke Ubbels herhaaldelijk aangeboden, met Blommesteins instemming, onze mailwisseling vrij te mogen geven waaruit zijn verre van objectieve houding zou blijken. Ze ging daar niet op in. Blijkbaar te link.
Gelukkig leverde de vastgestelde notulen van 15 juni 2021 tekst genoeg om mijn argwaan t.o.v. Blommesteins neutraliteit te onderbouwen:

‘ . . .  Rondvraag
Jacques Blommestijn: richt zich tot ‘jullie’ en spreekt daarmee zijn waardering voor het bestuur uit, zeker onder de omstandigheden die hem iedere keer verbazen en die hij betreurt. Het VONKC bestuur geeft blijk van veel dingen waar ze met veel energie, enthousiasme en positiviteit aan werken. Het is spijtig dat er door bepaalde mensen zo heftig met verwijten naar het bestuur wordt gereageerd. Het lijken bijna verwijten van persoonlijke aard dat het bestuur alles negeert en onder het tapijt laat verdwijnen. Ondanks het feit dat het bestuur uit gevoelige mensen bestaat, houdt het zich staande, terwijl ik me afvraag hoe het mogelijk is hier door heen te komen. Het bestuur zal het zeer betreuren dat deze sfeer hier hangt. Jacques vraagt zich af waarom het groepje mensen niet méér denkt aan het algemene belang van de kunstvakdocenten waar het bestuur voor werkt en zich vertegenwoordigd. Waar we constant op aangevallen worden is geen enkele bijdrage, maar puur persoonlijke frustratie. Jacques vraagt aanhangers van Maarten of zij niet het besef kunnen krijgen dat het veel zou betekenen voor alle kunstvakdocenten en VONKC als zij zich in zouden tomen en niet een constante vervelende aanval zouden tonen. Jacques leeft met Anne mee en ziet hoe Anne en YLB toch steeds hun hoofd erbij houden. Jacques snapt niet dat de anderen niet meer inlevingsvermogen hebben; het is onverstandig wat ze doen. . .

Voor de goede orde: ik kende Blommestein als een van de beste stagedocenten van mijn Arnhemse opleiding. Hij was een bevangen en inspirerende docent waar iedereen les van wil hebben.
Maar op het punt van vergader-procedures stonden zijn haren snel overeind. Vanaf 2018 was hij (soms) op VONKC-vergaderingen aanwezig ging hij zich openlijk aan mijn gedrag ergeren.

Van Majoor zijn vele voorbeelden van zijn Tamsma-kritiek uit de VONKC-verslaggeving te citeren. Het wordt wat pijnlijk al die teksten vrij te geven. Mochten vervolgstappen dat nodig maken zal ik dat alsnog doen.

Vier leden en een flapdrol
In het Advies-pakket zat het resultaat van de ‘enquête’ die onder leden had plaatsgevonden.
Ik nummerde de alinea’s van de drie pagina’s (Bijlage A13 – 280921 Brief aan de Adviescommissie – antwoord ArnoldTamsma 4-10-’21) en gaf commentaar.
Conclusie: vier leden en één flapdrol vonden mijn gedrag laakbaar. Dat is 0.5% van het ledenbestand!

Het vertrouwelijkheids-dilemma
Het bestuur meldt alle 1000 leden dat een vergadering wordt uitgesteld omdat een lid geëxcommuniceerd gaat worden en men dat zorgvuldig wil doen.
Er wordt een Adviescommissie benoemd.
Op basis van dat Advies wordt Tamsma’s lidmaatschap opgezegd. Tamsma krijgt het Advies ter inzage, maar zijn eventuele reactie moet als vertrouwelijk worden gezien.
Dat advies bevatte dus, volgens het bestuur, voldoende redenen om tot mijn executie over te gaan. Het zat niet bij de vergaderstukken voor de ALV van 2 februari.
Blijkbaar was het bestuur van mening dat het autonoom Tamsma uit het ledenbestand kon verwijderen en de ALV niet hoefde te weten waarom.
De beweegredenen voor de excommunicatie, tevoren breed uitgedragen binnen de vereniging, mogen niet gepubliceerd worden?
Waarom moet Tamsma genoegen nemen met de vertrouwelijkheid van een, voor hem kwetsend stuk?
Niet dus.

Kardinale kwestie
Zo heet het document. (Bijlage A14 – 051121 Aanbieding Advies ‘Kardinale kwestie’) Het verwijst naar mijn verwijzing naar Galilei ’s veroordeling door kardinalen die in 1616 vonden dat de zon om de aarde draaide. Ik hanteerde die metafoor om aan te tonen dat de Tamsma-haters minder geschikte personen waren om een neutraal advies te geven. Personen buiten de kring van VONKC-intimi kennen die verwijzing niet. (Of toch? Vertrouwelijkheid?).
Heeft niemand zich afgevraagd waarom kardinalen werden opgevoerd als titel voor het advies?
Zoals destijds de onzinnige disclaimer bij het ooit ‘zoekgeraakte’ valideringsverslag van het KVDO was dit weer een juridisch losse flodder.

Ik kijk reikhalzend uit naar de stappen die VONKC wil ondernemen om de publicatie ervan veroordeeld te krijgen.

Lezers zullen met mij opmerken dat het grootste deel van de tekst gaat over wat het bestuur vindt. De AC schrijft op wat het bestuur vindt. Orbán maakt school.
Die tekst moet Ubbels aangeleverd hebben, want Majoor en Blommestein zijn geen bestuurslid.
Kortom: drie vooringenomen VONKC’ers hebben zich wellustig op de ‘adviesklus’ gestort en een document geproduceerd dat de lachlust zal opwekken van ieder die (vergeefs) naar objectiviteit zoekt.
De teddyberen van de ALV pikken dat, lezen hun stukken niet en/of zijn schaapachtig horig aan het bestuur.
Een Tamsma-motie ‘De maan is niet vierkant’ had het ook niet gehaald.

Ik heb de ALV van 2 februari niet mogen meemaken, maar weet van deelnemers dat het bestuur het Advies liever niet vrijgaf en het besluit om mij te royeren niet aan de ALV is voorgelegd.

Anne Chamberlain Bos.
Daar was ‘ie niet blij mee. Ik wissel die verwijzing graag in voor een andere democratisch gekozen regeringsleider die zoveel stommiteiten heeft uitgehaald en historische misrekeningen heeft gemaakt. Zegt ’t maar.
Vooralsnog is het beeld van Chamberlain, die trots op de Londense vliegtuitrap het Verdrag van München toont, een perfecte metafoor voor de houding waarmee Bos, als derde in het rijtje, de weekdieren-traditie van VONKC-voorzitters voortzette. Na Majoor en van der Meer nam hij de voorzittershamer over. De Sudeten VBB’ers werden geofferd voor een plezierige relatie met de opleidingen. De beroepsgroep werd een schoothondje van de VH.
Elke kans op een volwaardige eerstegraadsopleiding voor kunstvakdocenten is, onder zijn verantwoordelijkheid, verkwanseld.
Zo zal hij de geschiedenis van onze vakken ingaan.
Moge deze website daar een bijdrage aan leveren.

Lebbink, ‘betrekking elders/anders’
Ja, het klink hard, maar als iemand op bestuurlijk niveau achtereenvolgens met drie verschillende gezagvoerders als copiloot in de Bama-cockpit van VONKC zit en er is niets met onze Master gedaan, dan wordt het tijd voor iemand anders.

Ze heeft zich als ‘onderhandelaar’ namens de beroepsgroep laten wegdrukken in een horige positie en de stem van duizenden kunstvakdocenten op deemoedige fluistertoon ingebracht. Als dat al gebeurd is.
Toen ik vroeg op welke vergaderingen VONKC zijn tanden heeft laten zien werd het antwoord ontweken. Tamsma schoffeerde het vertrouwen in het bestuur.
Inderdaad, Tamsma had, gevoed door een decennium ervaring, helemaal geen vertrouwen in het Bama-dossier van het bestuur en dat bleek terecht.
Als je dan ook nog de notulen malverseert dan heb je als secretaris een doodzonde begaan en moet je gewoon weg.

Het vervelende is dat de vakbond-structuur dat onmogelijk maakt zonder rechtspositionele wachtgeld-gevolgen. Lebbink krijgt GOVAK-vergoedingen voor haar werk. Juridisch ga ik niet uitvogelen hoe het allemaal zit, maar er is geld mee gemoeid en haar opvolger moet ook GOVAK-vergoedingen krijgen.
Daarom is ‘betrekking elders’ lastig. Maar misschien is ‘betrekking anders’ mogelijk. (?)
Lebbink heeft in het organisatorisch vlak haar verdiensten gehad. Ook die pluimen heb ik haar gegeven. Maar op academisch niveau hbo-bobo’s bevechten is haar niet gegeven. Ze is een over-gretig vergadertijgertje die graag belangrijk gevonden wordt en verlangend naar een volgende pluche-plek uitkijkt.

De notulen van 15 juni 2021
Omdat het bestuur besloten had de herfstvergadering, buiten reglementair, naar ná de jaarwisseling te schuiven wilde het bestuur zich ontdoen van mijn aanwezigheid. Mijn excommunicatie zou immers 1 januari ingaan.

Mijn rol bij de voorliggende ALV was prominent geweest en dus wilde ik betrokken zijn bij de vaststelling van de notulen. Het leek wat vreemd om anderen te laten bepalen wat ik gezegd zou hebben.
Mijn advocaat eiste d.d.31 januari een gelegenheid om bij die notulenbehandeling betrokken te worden. (Bijlage A24 – 310122 Brief van de advocaat van Tamsma over de notulen van 15 juni ’21) De jurist van VONKC dacht daar anders over (Bijlage A25 – 020222 Antwoord VONKC-jurist): de ALV zou zelf wel besluiten of ik mee mocht doen. Niet dus, want de notulen werden 2 februari zonder mijn inbreng vastgesteld.

Later kreeg mijn advocaat een mail (Bijlage A26 – 080222 ‘Aanbod’ VONKC om te reageren op de vastgestelde notulen van 15 juni ’21) waaruit bleek dat ik van het VONKC-bestuur nog wat mocht vinden binnen de marges van de al goedgekeurde notulen. ‘Wel graag beknopt en zakelijk’. Dossier-technisch volstrekt tandeloos en onschadelijk. Veilig weggeborgen in de ontoegankelijke krochten van het VONKC-archief mochten mijn amendementen een kwijnend bestaan lijden. Verdampt voor onderzoekers die hier ooit naar zouden speuren.

Voor het eerst in de geschiedenis van onze verenigingen werden de notulen als ‘uitsluitend voor intern verenigingsgebruik. Niet bedoeld voor publicatie’ gekwalificeerd. Weer zo’n destructieve defensieve constructie die sinds mei 2017 tot de bestuurlijke mores van VONKC is gaan behoren.
Ik zou moeten berusten in voetnoten bij een ontoegankelijk document, onder beheer van mijn opponenten, inclusief zwijgplicht.
Hoe bizar kan zo’n ‘aanbod’ zijn.

Met mijn voorgaande kritische stukken, niet onder dit beperkende regiem, kon ik mijn gang gaan.
Aldus geschiedde.

De ALV als kneedbaar fenomeen
Ik kan vele documenten tonen waar het VONKC-bestuur de ALV ingezet heeft als te negeren, te manipuleren of te misbruiken instrument. Niks geen ‘toezichthouder namens de leden’. 2 februari mocht de ALV besluiten of Tamsma betrokken mocht worden bij de vaststelling van zijn eigen teksten, maar krijgt diezelfde ALV niet het Advies van de Adviescommissie over zijn royement te zien. Dat mogen de leden dan weer niet weten.

Over dat royement was een instemming van de ledenvergadering niet nodig, vond het bestuur. Dat kon het bestuur alleen af. Mede op basis van teksten die het zelf voor een groot deel had aangeleverd. Opnieuw: Orbán maakt school.

Een soortgelijk voorbeeld (uit velen): het unaniem ALV besluit van de ALV van 18 januari 2018 (over de aanstaande validering van de VBB) wordt domweg genegeerd. Het agendapunt dat Tamsma diezelfde vergadering had aangeleverd om te waarschuwen voor de op handen zijnde validering van 7 maart werd niet behandeld. Enz. enz.

Toch nog in de jaarstukken
De gemiddelde ALV-bezoeker leest zijn stukken slecht of niet. Het zal de meesten zijn ontgaan dat Tamsma toch nog even in de jaarstukken van 2021 werd genoemd:
Bij de jaarcijfers was een voorziening voor extra juridische ondersteuning opgevoerd om het Tamsma-varkentje te wassen. Dat geld zal niet zijn uitgegeven, want er hebben, bij mijn weten, geen acties naar mij plaatsgevonden. Dus, mooi, dat blijft in kas.

Uit een mail aan het bestuur, 19 november:
“ . . . ik blijk voor het eerst in 52 jaar een coifferende, gemarkeerde plek in de begroting te hebben. Een post van Eu 1200.- (onder 10.6). Niet voor een forse ruiker bij gelegenheid van mijn 50+ jarig lidmaatschap, maar om het juridische proces voor mijn executie te kunnen financieren. Dat is meer dan Eu 1.- per lid.
Dit bedrag is geschat vóór het extra leeswerk dat ik uw jurist in mijn e-mail van 15/11 (12:44 uur) heb bezorgd.
Gezien het uurtarief van topjuristen raad ik u aan dit bedrag te verhogen naar 2 of 3 Euro per lid. . . “

En in het verslag van de bestuursactiviteiten over 2021 word ik in het geheel niet genoemd.
Waar het bestuur jeremieert over de heftige werkdruk die het fenomeen Tamsma op het bestuur heeft gelegd is daar in het verslag niets van terug te vinden. Het viel dus blijkbaar nogal mee. Of staan er meer dingen niet in het jaarverslag?

Saluut aan de collega’s
Als saluut aan de VONKC-collega’s produceerde ik een stuk dat ik het bestuur als vergaderstuk voor de herfstbijeenkomst aanbood.
Natuurlijk werd het niet bij het vergaderpakket gevoegd en niemand, behalve het bestuur en een aantal ‘meedenkers’ van mijn kamp, kregen het te zien.
De publicatie op deze website wil in die omissie voorzien (Bijlage A21 – 141221 ‘Royeringsstuk’ Bericht aan de VONKC-leden (en anderen))
Het is 21 pagina’s lang maar er was geen manier om de royeringsprocedure anders adequaat te beschrijven.

Pagina 2 is een historisch overzicht van mijn professionele betrokkenheid (direct en indirect) bij de NVTO en VONKC

Blz. 3, 4 en 5 is het ‘alineastuk’ met de visie van de vier leden waarop de Adviescommissie haar mening over de wenselijkheid van mijn royement baseerde.
Pagina 6, 7 en 8 is het commentaar op die alineatekst.

Blz 9 en 10 gaat over het ‘kardinalenstuk’, het bestuur dat de AC produceerde, met aanvullende mailteksten rond de materie op de resterende pagina’s

De laatste pagina is een overzicht van de genoemde teksten. Ooit bedoeld als handvat voor de VONKC-jurist om in de gaten te krijgen voor welke dubieuze kar hij mogelijk gespannen werd. Jammer dat hij niet reageerde op deze uitdaging. Het bestuur zelf trouwens ook niet, maar dat was te verwachten.

In geel zijn de stukken gemarkeerd die ‘vertrouwelijk’ werden geacht te zijn. Een vertrouwelijkheid die door de Adviescommissie werd overschreden. Via Ubbels (bestuurslid) kwamen die stukken toch bij het bestuur terecht, zoals bleek uit de AC-tekst. 80% van die tekst kwam niet uit de koker van Blommestein en Majoor, maar hadden een marinade van bestuur betrokkenheid. Alleen Ubbels kan de mol geweest zijn.
Buiten de mening van het handvol leden van het alinea-stuk (en Blommestein en Majoor als AC-leden) is al het andere dus ingekleurd door een getergde bestuurs-mening.

Het Kwintet van Amersfoort
Vanwege mijn vertrek hebben ook de andere kwintetters hun lidmaatschap opgezegd. VONKC raakt daarmee in één klap o.a. het oude bestuurlijke NVTO-kader en banden met de start van de eindexamens kwijt. Dat is de wrange, vermoedelijk expres ingecalculeerde bijvangst van mijn royering. Ontdaan van het eigen historisch besef, overgeleverd aan kritiekloos akkoord van de ALV-teddyberen met welke bestuursacties dan ook, kan een aandoenlijk incompetent bestuur verder ongehinderd zijn gang gaan.
Erelid Frits Arnold had 18 november de pijp al aan Anne gegeven. Respons van de voorzitter (d.d. 21 november):

“Geachte heer Arnold, beste Frits,
We ontvingen uw opzegging als lid van de vereniging.
We betreuren het dat u zich genoodzaakt voelt VONKC te verlaten.)***
Onze ledenadministratie zal u, zoals u wenst per 18 november, uitschrijven.
Met dank voor uw bewezen diensten, voor ons vakgebied in al die jaren, wensen wij u het allerbeste.
Hoogachtend, namens het bestuur van VONKC,
Anne Bos, voorzitter “

)*** voetnoot van Tamsma: opmerkelijk dat erelid Arnold, dat op 7 juli nog aangezegd krijgt als lid geroyeerd te worden (Bijlage A12 – 070721 VONKC-brief aan Arnold en Tamsma over hun aanstaande royement) vier maanden later als vertrekkende VONKC’er wordt betreurd. Het VONKC-bestuur dompelt zich in ondoorgrondelijk verdriet.

De overige drie Kwintetters wachtte tot 31 december en stuurden bestuur en leden een afscheidsbrief. Die werd meegestuurd met de vergaderstukken voor 2 februari. Dus een dozijn leden heeft de tekst gezien. De andere duizend niet. Vandaar hier een link (Bijlage A22 – 301221 Opzegging lidmaatschap VONKC GD, JH, YL)

Finale con brio
Een last valt van me af.
Ik hoef me niet meer betrokken of medeverantwoordelijk te voelen (als meelevend, kennishebbend en kritisch lid) bij het destructief handelen van ‘mijn’ beroepsvereniging. Geen manke vergaderteksten meer te lezen en van commentaar te voorzien. Me niet meer te ergeren aan achterbaks bestuurlijk gekonkel.
VONKC heeft de erfenis van mijn generatie (de eindexamens en een volwaardig eerstegraads gebied) verkwanseld.
De huidige generatie VBB-docenten mist de betrokkenheid en kwaliteit om de Bama-maffia de oren te wassen.

Ik ga leuke dingen doen.

Ik besef dat weinigen zelfs maar een deel van de hier aangeleverde teksten gelezen zullen hebben. Toch beleef ik voldoening aan deze website en hiermee een digitaal archief opgetuigd te hebben over een halve eeuw betrokkenheid bij het wel en wee van de beeldende vakken (vooral ‘mijn Tekenonderwijs’). Zo is dat toegankelijk gemaakt voor onderzoekers die ooit misschien nog willen uitzoeken hoe het allemaal zat, wat er waarom verkeerd ging.

Maarten Tamsma

Aerdenhout, maart 2022


Voor wie, geprikkeld door dit alles, de embryonale start van de Bama kwestie nog eens wil nalezen verwijs ik naar mijn vier eerste overzichten van de materie. Alle elders op deze website en (deels) in Kunstzone.

A01 – Bachelors en Masters (1) (KA 2007 nr. 0203 blz. 6 e.v.)

A02 – Bachelors en Masters (2) (KZ 2008 nr. 78 blz. 38 e.v.)

A03 – Bachlor en Masters (3) (KZ 2009 nr. 1 blz. 18)

A04 – over Bachelor en Masters (4) (KZ 2013 nr.06 blz. 17)

Lees ook nog eens dit persbericht van voormalig minister Hennis: R7.4 persbericht minister hennis – KMA volgt opleiding kunstvakdocenten

Over de Bama-maffia en VONKC-doctrine

Bericht aan de jonge generatie

Vooraf

De term ‘BaMa-maffia’ bekt beter dan de meer adequate VBB-variant. Het gaat immers om onze wangedrochtelijke Volledig Bevoegde Bachelor. Ik werk echter al een decennium met de verwijzing naar de Bachelor-Master (‘Bama’)-problematiek en zo weten alle betrokkenen waar het over gaat.

‘Maffia’ verwijst naar een cluster van instanties die op verschillende wijzen een eerstegraads masteropleiding voor de kunstvakken hebben dwarsgezeten of tegengehouden, processen hebben gemalverseerd, het werkveld misleid.

Het was eigenlijk niet mijn bedoeling nòg een tekst toe te voegen aan dit Bama-feuilleton. Omstandigheden maakte het echter wenselijk de actualiteit van vorig jaar aan te vullen met toch weer een vrij omvangrijk tekstvolume.

Via onderstaande advertentie op het omslag van het Kunstzone september-nummer van 2020 rondde ik (dacht ik toen) samenvattend en afdoende het dossier af met een openlijke beschuldiging aan genoemde instanties. Instanties met VBB-bloed aan hun handen.

Er is nadien weer het nodige gebeurd en misgegaan.

Bijlage VD 0.1 bevat de links uit het Requiem-hoofdstuk van deze website, allen met een R-code.

Het zou onoverzichtelijk worden ze hier allemaal te herhalen. Het betreft de periode december 2015 tot juni 2018. Bijlage VD 0.2 zijn de links naar de bijlagen uit het hoofdstuk Post postscriptum met code P, de periode erna.

1. VONKC

Het fenomeen ‘VONKC-doctrine’ doemde op tussen de ledenvergaderingen van 2020 en 2021. VONKC maakte zich schuldig aan het weghouden van informatie bij de leden en het malverseren van processen. Dit alles gemarineerd in incompetente en destructieve bestuurlijke handelingen.

Vergelijkingen met de Haagse politieke gebeurtenissen in het voorjaar van 2021 (Rutte-doctrine en de Omtzigt-kwestie) boden zich verleidelijk aan in relatie tot de ontwikkelingen bij onze eerstegraads master. Helaas kregen wij nul media-aandacht. Wie maakt zich zorgen over de teloorgang van de kunstvakken?

Onze Haagse doctrinisten (VH, OCW, NVAO) en het Utrechtse LKCA verborgen jarenlang elk zicht op integere VBB-procedures. Beroepsgroep-vertegenwoordiger VONKC voegt zich nu bij dat kwartet. Het bestuur munt uit in het opzetten van ondeugdelijke en ontoegankelijke handelingen en het weghouden van relevant materiaal bij haar leden. De eigen ALV wordt gemuilkorfd en onwetend gehouden.

Dit vijftal vormt samen de hier bedoelde BaMa-Camorra-cluster.

Het is best lastig dit tekstpakket in een overzichtelijke volgorde aan te bieden.

Veel incidenten grijpen volgtijdelijk in elkaar. Niet altijd blijkt de chronologische positie van een stuk later een prioriterende plek waard.

Het voorgaande hoofdstuk Post postscriptum had geen afsluitende cliffhanger waarop ingeklikt kon worden. Hoewel, eigenlijk cliffhangers genoeg.

We starten dit overzicht met de dreigende wolken boven de ALV van 15 juni 2021. Vanaf de nepvalidering van 7 maart 2018 was er wonderlijk weinig gecommuniceerd over de resultaten van de ‘driehoeksoverleggen’ die sindsdien plaatsgevonden zouden moeten hebben.

“Niets te melden’ zei het bestuur op achtereenvolgende ledenvergaderingen op mijn vragen hoe het zat. (Zie notulen)

Toen ineens was daar een bijscholingscursus Kunstgeschiedenis. Een kolfje naar de hand van de Master-opleidingen. Ze zijn immers formeel geen echte docentenopleidingen maar ‘slechts’ bijscholingsinstituten. Er kon weer wat verdiend worden aan de door hun eigen Bacheloropleidingen te mager opleidde VBB’ers. Te mager voor lessen in het VHO. Maar dat wist iedereen al. Behalve de opleiders zelf (?)

Was er al afgelopen drie jaar eigenlijk ooit serieus over onze eerstegraads master gesproken?’ vroeg ik het bestuur. Ontwijkend antwoord.

Daarom een meer gerichte vraag: op welke vergaderingen heeft de Master ooit op de agenda gestaan? Liever nog: heeft VONKC de Master ooit op de agenda gezet en uit wie bestond onze deputatie?

Dit was tegen het zere been van het bestuur. Of eigenlijk (zoals later bleek) een dreigend pijnlijk demasqué van het feit dat onze Master nooit aan de orde was geweest, laat staan door VONKC aan de orde was gesteld. Toch echt al een decennium een primair missie-doel van onze vereniging.

Een bestuurlijke aanval werd mijn deel: Tamsma had deze vraag niet mogen stellen, schond het vertrouwen dat de leden in het bestuur hebben, moest stoppen met verwijzingen naar het verleden en niet steeds twijfelen aan de constructieve wijze waarop VONKC de dialoog met de rest van de driehoeks-participanten voert opdat er ooit, op den zeeeeer lange duur, in de heeeel verre toekomst, een eerstegraads Master zal komen. Of zoiets.

Ik startte een juridische procedure (zoals eerder met succes rond de malafide extra ledenvergadering van mei 2019) (Bijlage VD 01.1) Ik meende dat de leden recht hadden op de door mij gevraagde gegevens. Het ‘VONKC-doctrine agendapunt’ was geboren. (Bijlage VD 01.2)

Liefst 19 pagina’s leeswerk. Wie zou dat, behalve het bestuur, aandurven.

Toen waren de rapen gaar:

Het bestuur raadde dit agendapunt af (Bijlage VD 01.3) en ik schreef een weerwoord. (Bijlage VD 01.a) Vanaf dat moment gingen de poppen dansen.

Mijn weerwoord kon niet meer bij de vergaderstukken gevoegd worden. Maar er bestond nog zoiets als ‘ingekomen stukken’. Zelfs een echt agendapunt. Dus daar kon het alsnog onder de aandacht van de leden gebracht worden, samen met een paar kritische stukken die ook waren aangeleverd. Mispoes.

Bij de start van de vergadering werd duidelijk dat het bestuur die ‘ingekomen stukken’ niet wilde vrijgeven. Zo kon de ALV met onwetend en gerust gemoed, niet beïnvloed door de kritische weerwoord-geluiden, besluiten het doctrine-punt niet te behandelen. Een VONKC-doctrine bestond niet, dus ook geen reden om er vergadertijd aan vuil te maken. Probleem opgelost.

Later vroegen Arnold/Tamsma om publicatie-ruimte in een van de VONKC-media voor ons oppositioneel geluid. (Bijlage VD 01.4) Ook dat werd geweigerd. Pravda-gedrag. Orbán maakt school.

Bijlage VD 01.5 was de tekst die Arnold/Tamsma hadden willen plaatsen en de leden dus nooit onder ogen kregen. Nu hier dan wel.

Buiten deze website werden andere media gevonden. De Nieuwsbrief communities Kunstvakken VO – september 2021 toonde zich solidair en informeerde de duizenden aangesloten vakcollega’s (‘Bericht aan de jonge generatie’). (Bijlage VD 01.6)

Zo wil het VONKC-bestuur het dus graag. Buiten de hekken van het eigen domein.

Welaan, als mijn eigen VONKC die informatie over het ‘driehoeksoverleg’ niet wil geven, dan misschien de partner in het werkveldoverleg: de scholen. (zie hoofdstuk 2 ) Ik vroeg ze of een eerstegraads Master in hun bijzijn ooit op de agenda had gestaan.

Ze waren minder geheimzinnig: ‘Nee’, in hun bijzijn was de master nooit aan de orde geweest’. (e-mail van 15 april 2021). Kortom: het VONKC-bestuur was weer achterbaks weggedoken.

Vandaar hieronder het brisante pakketje ‘ingekomen stukken’ dat bij de leden werd weggehouden.

In de politiek vermoedelijk een reden voor een motie van wantrouwen, maar bij VONKC laat de applausmachine van geen-stukken-lezende en slecht geïnformeerde leden alles toe. Een Tamsma-motie ‘de maan is niet vierkant’ had het ook niet gehaald.

Het duo Bos/Lebbink kan zijn gang gaan.

Bijlage VD 01.a is mijn weerwoord op het weiger-advies van het bestuur.

Bijlage VD 01.d en Bijlage VD 01.e zijn twee kritische commentaren op teksten van Yvonne Lebbink. En Bijlage VD 01.f was een reactie van erelid Jos Hoogerhoud op de frontale aanval op mede-erelid Tamsma die naar het schavot van de royeringsguillotine gebracht moest worden. Frits Arnold, een ander erelid, gaf blijk van zijn ontstemming over het negeren van zijn correspondentie

Dit alles mochten de leden dus niet weten.

In de VONKC Nieuwsbrief van juli zette het bestuur openlijk de aanval op ons in. Tamsma c.s. diende gemuilkorfd te worden, ze zijn te lastig. Een ‘Adviescommissie’ ging in augustus aan de gang om dat varkentje te wassen. Het trio bestond uit tenminste twee notoire ‘Tamsma-haters’ (onderbouwende correspondentie beschikbaar) en Arnold/Tamsma maakten in diverse teksten duidelijk met deze commissie niet in overleg te zullen treden..

Voor wie nog eens een smaakmakende brief wil zien over de gang van zaken bij de nepvalidering van 7 maart 2018 leze de protestbrief van VONKC over deze materie (Bijlage P 10). Hoe anders legt de vereniging zich nu als een schoothondje neer bij het dictaat van de opleidingen!

Uit de kelder van mijn Bama-archief is de protestbrief van VONKC-voorzitter Wim Majoor aan de minister over de gang van zaken bij de ‘validering’ van 7 maart 2013 (o.l.v. Piet Hagenaars) toegevoegd. Misschien wel aardig nog eens onder de aandacht te brengen (Bijlage VD 01.7) Het bestuur kent zijn eigen verleden niet of verloochent dat.

Bijlage R8.1 is een overzicht van de stukken in de periode van de start van de Bama-kwestie tot juli 2018, eerder gepubliceerd in het Requiem. Ook daar te bekijken.  

2. De scholen

Lees: schoolleiders, onze partner het overleg met de opleidingen. Samen met de beroepsgroep vormen we ‘het werkveld’. Dit duo is richtinggevend voor het gewenste kwalificatie-profiel van de aanstaande docenten. De opleidingen faciliteren die wensen. Zo is het in ieder geval de bedoeling.

Maar niet bij de VH. Die stelde, zonder hiervoor ooit enige validering door datzelfde werkveld gekregen te hebben, zijn eigen spelregels voor dat overleg op en claimt de regie erover. Zolang de beroepsgroep en scholen zich als weekdieren in dat proces voegen is er weinig aan de hand, vindt de VH.

Bij de kunstvakdocentenopleidingen worden ‘de scholen’ vertegenwoordigd door de schoolleiders van de cultuurprofielscholen (CPS).

Dit is een integer instituut, maar het is volgens opgevraagde gegevens maar twee (!) keer aanwezig geweest op het ‘driehoeksoverleg’ en zich niet of nauwelijks bewust is van de sturende taak/missie die ze hebben bij onze VHO-kwalificaties. (E-mail van 15 april 2021)

Wat zouden we ervan vinden als een soortgelijk overleg bij maatschappijleer ‘de scholen’ vertegenwoordigd zouden zijn door de rectoren van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs op Reformatorische Grondslag (VCORG)?

Geen goed plan.

De VO-raad (maar die had er geen zin in ‘wegens gebrek aan deskundigheid’ (mail 2 juli 2018, zie ook correspondentie in Bijlage VD 02.1) of de Algemene Vereniging Schoolleiders (ooit gevraagd?) hadden met gezag het duoblok ‘werkveld’ met de docenten in het trojka-overleg kunnen vormgeven.

Vermoedelijk te lastig voor de VH. Dan maar de instemmende applausmachine van de blijkbaar toch wat naïeve CPS.

Zonder twijfel met de beste bedoeling participeert de CPS in het driehoeksoverleg. Ze hoort daarom niet thuis in mijn rijtje Bama-maffiosi.

De afbeelding op de laatste pagina van Bijlage R8.1 getuigt van de wijze waarop de visie van de minister verschilt van die van de VH.

3. De VH

De centrale boosdoener, misleider en malverseur in het VBB-feuilleton is de VH, baas van het KVDO en het SAC-Kuo. Dus aanspreekpunt voor klachten over het functioneren van die twee. Het is een vereniging. Klachten komen bij de ledenraad van die vereniging, de boosdoeners zelf. En dan weet je wel wat er met die klachten gedaan wordt. (Kafka)

Een externe toezichthouder is er niet, net als bij VONKC.

In maart 2013 correspondeerde ik met VH-leidinggevende Ad de Graaf, voorganger van Minnée, toen nog de hoogste ambtenaar voor deze kwestie bij OC&W. Eerder had mijn correspondentie met de VH al een link op deze website. Nu als Bijlage VD 03.0 nog een keer toegevoegd. Ruik de geur van een doctrineus rioolputje.

De VH wordt nog interessanter vanaf het moment dat genoemde ambtenaar van OCW, drs. R. Minnee (de man van de beroemde brief van 18 juli 2014) naar de VH overstapt en daar de scepter zwaait. Ineens is hij geen neutrale niet-bemoei OCW-ambtenaar meer, maar een hoogwaardige exponent van het Bama-spel. Ik heb een ‘Minnée-pakketje’ gemaakt. Uit zijn OC&W-tijd, vanaf juli 2014. (Bijlage VD 03.1) Drie jaar later kwam ik dus bij diezelfde Minnée, maar nu als VH-baas, op de kwestie terug. (Bijlage VD 03.2a en Bijlage VD 03.2b)

Zo is daar ook de protestbrief van het VONKC-bestuur over de gang van zaken op de validering van 7 maart 2018 d.d. 5 juni 2018 (Bijlage VD Aa, ook Bijlage P10)

Het wordt een verwarrend labyrint om hier alle stukken op te voeren. (Opvraagbaar)

Van concluderend belang is onderstaand bericht van het VH-bestuur van 18 december 2019:

Geachte heer Tamsma, 

Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw berichten.

Namens het bestuur van de VH laat ik u het volgende weten:

In 2016 en 2017 is vanuit het KVDO gewerkt aan herijking van de opleidingsprofielen. Het concept advies is eind 2017 voorgelegd aan het werkveld. Naar aanleiding van deze bijeenkomst is het advies aangescherpt en vervolgens in maart 2018 gevalideerd in een interactieve bijeenkomst met zo’n 50 representanten van het werkveld. Daar zijn ook afspraken gemaakt over de thema’s die de komende jaren op de agenda staan van het overleg tussen opleidingen, schoolopleiders/werkgevers en docenten/vakverenigingen (het Driehoekoverleg). Over de uitwerking en implementatie van vraagstukken rondom gradering, specialisatie en Leven Lang Leveren vindt verder overleg plaats tussen het KVDO en het werkveld. De VH heeft dit proces bekrachtigd en de opleidingsprofielen vastgesteld. De VH is het KVDO en het werkveld zeer erkentelijk voor de energie die gestoken is in de validatie van de profielen. Uw bericht vormt voor ons geen aanleiding om daarop terug te komen. De VH heeft vertrouwen in een constructieve dialoog binnen het Driehoekoverleg. Het ligt niet op onze weg om de namen van de deelnemers aan de bijeenkomst op 7 maart jl. vrij te geven, ook vanuit privacyoverwegingen. 

Saskia van de Mortel

Senior beleidsadviseur Kunstonderwijs en Lerarenopleidingen

Mevr. van de Mortel duikt, namens het VG-bestuur weg voor alle bezwaren die tegen de gang van zaken zijn geuit. Links naar andere relevante correspondentie via Bijlage VD 03.3 en Bijlage VD 03.4

VH-doctrine dus.

4. Het ministerie

In Bijlage R8.1 een overzicht van de correspondentie met OCW.

Eigenlijk was het meeste eerder al bij Post Postscriptum aangeleverd. Bijlage P2 is de cruciale brief van drs. R. Minnée, directeur HO, d.d. 5 augustus 2014. De ultieme non-interventiemededeling: het ministerie gaat zich niet (later blijkt nooit) mengen in het valideringsproces en laat dat over aan trojka-overleg tussen scholen, beroepsgroep en opleidingen. Diezelfde Minnée wordt dus baas bij de VH (ambtenaren-carrousel?) en boegbeeld van een zeer prominente speler in het VBB-feuilleton. Helaas een die zich vanaf dat moment hult in zwijgzaamheid. Brieven aan de VH blijven onbeantwoord Zie aldaar.

Ik volsta hier met nog eens de (aangetekende) brieven aan de minister van januari en februari 2019 (Bijlage VD 04.1 en Bijlage VD 04.2)

Toen de malversaties (o.a. de sjoemelvarideringen van 2013 en later 2018) in beeld kwamen meende ik, naïef als ik ben, dat er verschuivende panelen zouden kunnen zijn in het niet-interventie standpunt van de minister.

Bijlage P1 is mijn (aangetekende) brief aan de minister d.d. 27 september 2019. Onbeantwoord.

Een aantal relevante brieven aan het ministerie werden doorgespeeld aan de Ombudsman

Ombudgsman-interventie

Een interventieverzoek aan de Ombudsman leverde minder op dan ik gehoopt had. Bijlage VD 04.3a en Bijlage VD 04.3b  geeft hiervan een gedeeltelijk overzicht. Hij vond (na een lange procedure van onbeantwoorde e-mails van de kant van het ministerie) dat het feit dat in 2014 ooit kenbaar was gemaakt dat de minister zich niet met de Bama-kwestie zou bemoeien voldoende reden voor het ministerie was om verdere correspondentie van mij te mogen negeren.

Conclusie: De VH kan zijn gang gaan. Wat ze ook uitspookt, de minister zal zich er niet mee bemoeien en hoeft dat ook niet. Ongeacht de inmiddels gewijzigde omstandigheden.

Misschien dat Minnée zijn postuur als voormalig Hoofd HO bij zijn OC&W-collega’s in stelling heeft gebracht om Tamsma stil te houden?

5. De NVAO

Een instituut met gezag, dat ook vanaf het begin van de Bama-correspondenten (toen nog door de NVTO) is bevraagd over hun rol in het accreditatieproces.

Bijlage VD 05.1 geeft daar een overzicht van, vanaf de eerste NVTO brief van 2008. (17 pagina’s!) Directeur Kroes sluit d.d. 11 mei 2021 de correspondentie af met de constatering dat reacties niet meer gegeven zullen worden. Alles, vindt hij, is al geschreven wat geschreven had moeten zijn.

Een leuk staaltje van Haagse doctrine. Het gemis aan reglementaire valideringsprocessen van de geaccrediteerde opleidingen was nooit eerder aan de orde geweest en moest dus blijkbaar weggemoffeld worden. Werd de NVAO in verlegenheid gebracht?

6. Het LKCA

De rol van het LKCA lijkt te zijn uitgespeeld. Ofschoon Lebbink de VONKC-leden meldt dat het LKCA weer gevraagd is advies uit te brengen in het interbellum na de commissie Zevenbergen. Advies over wat? Gerrits/Roorda hadden al een mooi LKCA-advies uitgebracht, dat door de opleidingen is genegeerd, weggemoffeld uit alle valideringsstukken. Misschien moeten ‘onderzoekers’ nog wat vergaderuren kunnen schrijven? Het LKCA zelf heeft het niet eens ingebracht op de validering van 7 maart 2018. De VBB-kwestie is verdwenen uit de beleidsnotities van het LKCA.

Ik verwijs naar hoofdstuk 5 van de Epiloog en een korte passage in het Post postscriptum.

Los van het ‘Advies’ dat er van LKCA-zijde dan misschien ooit uitgebracht gaat worden (en weer zal worden genegeerd door het KVDO?) heeft het VHO-segment van de kunstvakken van het LKCA weinig te verwachten.

7. Kunstzone

Kunstzone heeft een hoogwaardige informatieve rol binnen onze sector. Het blad kent echter geen ‘ingezonden stukken’ of andersoortige weerwoordplek voor reacties. De aangeboden informatie over situaties, instellingen of onderwijs komt steeds direct van de betrokkenen zelf. Discussie wordt zo uit de weg gegaan. Hoe anders was dat ‘vroeger’, met spetterende disputen tussen aanhangers van opponerende visies.

Onder regie van voormalig hoofdredactrice Saskia van der Linden bestond er een onderlinge prikkeldraadrelatie. Artikelen over de VBB-perikelen werden (al of niet gemotiveerd) uit het blad weggehouden. Blijkbaar moesten de opleidingen in bescherming genomen worden(?). Dit beleid werd door het bestuur van de Kustzone Stichting ondersteund: de redactie was autonoom en het bestuur bemoeide zich niet met de inhoud.

Resultaat: jaren achtereen werden de Kunstzonelezers niet geïnformeerd over de VBB-kwestie.

Driemaal heb ik op eigen kosten advertentieruimte ingekocht om in die informatie-omissie te voorzien (15/04 blz. 63, 16/01 blz.37 en 20/05 blz. 68).

Na de wisseling op hoofdredactioneel niveau was in ieder geval weer communicatie mogelijk, maar feitelijk bleef de informatie over de Bama-kwestie nog steeds uiterst beperkt.

Bernadet Dister schreef in het meinummer van ’20 (blz.23) een artikel met een BaMa-nestgeur: gedateerde verwijzingen naar de Verkenningscommissie (2012) en de notitie ‘Citroenen proeven’ (2013), respectievelijk acht en zeven jaar geleden. Op haar conclusies was het nodige aan te merken, maar gelukkig bevatte de ‘verder lezen’-kolom ook een verwijzing naar mijn kritiek op dit stuk. Het was een (verder integer) onderzoek dat destijds voor de KVDO-bühne door de opleidingen was aangezwengeld. Wie echt wil weten hoe de vork in de BaMa-steel zat kon dat op mijn site nazien.

Kunstzone besteedde ook enige aandacht aan vak-vernieuwingen in de bovenbouw (Hagenaars 21/02 blz. 8 e.v. en Schönau/Wensing 21/03 blz. 36 e.v.) en de gewenste inhoud en vorm van de examenprogramma’s.

Marie-Thérèse vd. Kamp doet in nr. 5 (blz. 8 e.v.) van dit jaar een behartenswaardige duit in deze zak. Suggesties voor een meer adequate didactiek voor de examenonderdelen. Maar, alweer, geen woord over de docent die opgeleid moet worden om dit alles bekwaam te kunnen onderwijzen!

Onze VBB maakt een HBO-bachelor (met havo-voortraject) in vier jaar (start?)bekwaam voor vijf beroepsprofielen, waaronder het eerstegraads VHO gebied?! Alle andere schoolvakken vereisen daar een master (met vwo-voortraject). Kunstvakken zijn blijkbaar wat makkelijker, vinden onze eigen opleidingen. Mijn eindeloze echo in dit Bama-dossier.

De consequenties van al het nieuws over onze vierjarige VBB (de ‘Bama-kwestie’) blijft in Kunstzone al vijf jaar buiten beeld. De devaluerende VBB-status wordt angstvallig (?) buiten discussie gehouden. De opleidingen ruiken de geur van geld via hun bijscholende masters kunsteducatie. Zo banaal is het. Niemand stelt dat aan de kaak, op het Amersfoorts kwintet dan na.

Buiten de verantwoordelijkheid van de redactie schreven achtereenvolgens Maria Hermanussen (sept. ‘20) en Yvonne Lebbink (mei ’21) in Lidstaat-artikelen wèl iets over de VBB, met redactionele immuniteit van de verenigingen,

Hermanussen, een novice in de materie, wilde ik niet te hard aanpakken over de slordigheden in haar stuk. Iemand die pas een paar jaar pianoles heeft gehad moet je echter geen Rachmaninov 3 laten spelen. Maar het VONKC-bestuur had als beter moeten wetende verantwoordelijke eindredactie moeten ingrijpen.

Voor de ergerniswekkende lezersmisleiding in het artikel van Lebbink zijn geen verontschuldigingen aan te dragen. Maar ja, helaas is er geen kolom voor ingezonden stukken waar men zijn weerwoord kwijt kan. Lezende collega’s zijn zo onbeschermd overgeleverd aan disinformatie.

Mijn kritische opmerkingen kwamen niet verder dan de (niet verspreide) ingezonden stukken voor de juni-ALV. Zo houd je bestuurlijke malversaties buiten het zicht van de eigen leden.

Deze website en andere externe media moeten dat dan maar overnemen.

Genoeg zo

De rol van de andere beroepsverenigingen laat ik buiten beschouwing. Dans en drama opereren samen met beeldend in de VONKC-cohort. De VLS is een apart verhaal met een geheel eigen traditie in het Bama-fenomeen. Zie o.a. Bijlage VD 01.e

Genoeg zo.

Maarten Tamsma

Aerdenhout, 1 november 2021

Post postscriptum: sjoemelvalidering 2

Over misleiding, malversaties en ongeldige valideringen

De Vereniging Hogescholen heeft het werkveld misleid en het valideringsproces voor de kunstvakdocentenopleidingen gemalverseerd. Het ministerie kijkt weg, de inspectie acht zich niet bevoegd iets te vinden, het LKCA heeft geen schone handen, de NVAO heeft opleidingen geaccrediteerd die nooit reglementair gevalideerd zijn, de VO-raad acht zich niet deskundig en beroepsvereniging VONKC heeft de kansen op een eerstegraads master voor de kunstvakken verkwanseld.
Daarom:

Post postscriptum, toch nog een nawoord.
De lezer van deze webplek heeft nog recht op een nawoord. Na de publicatie van voorgaande sjoemel-epiloog en het Master-requiem waren er toch nog wat ontwikkelingen die niet onvermeld kunnen blijven.

Om te beginnen twee aangetekende brieven: aan de minister van OC&W en het VH-bestuur, beide gedateerd 27 september 2019.
In die aan de onderwijsminister (bijlage P1) constateer ik dat de verwerpelijke gang van zaken rond de validering van onze Volledig Bevoegde Bachelor (VBB) voor haar geen reden bleek de non-interventie-positie te verlaten. Ik meldde dat ik het werkveld daarvan op de hoogte zou brengen. De brief werd niet beantwoord. Na een klacht bij de Ombudsman en de gebruikelijke ministeriële vertragingen wordt verwezen naar een brief van 2014 waarin de neutraliteit van het ministerie wordt bevestigd. (bijlage P2) Daarmee is de zaak afgedaan, vindt OC&W.
In de brief aan het VH-bestuur (bijlage P3) bevestigde ik nog eens mijn beschuldigingen en kondigde ik de openbaarmaking ervan via deze website aan. Ook hier geen antwoord.
Wie de onderbouwing van die beschuldigingen wil nalezen verwijs ik naar mijn brief van 3 april 2019 aan het VH-bestuur. (bijlage P4)

De presentielijst van de sjoemelvalidering
Bovendien kreeg de Ledenvergadering van VONKC op 29 november 2019 te maken met een opmerkelijk fenomeen: de presentielijst van de valideringssessie van 7 maart 2018, een jaar eerder als ‘kwijt’ gekwalificeerd. Hij was plots door het KVDO teruggevonden! Aanwezige VONKC-leden kregen de tekst uitgedeeld voorzien van een disclaimer. De lijst mocht niet buiten deze vergadering gebruikt worden. Deze KVDO- disclaimer werd blijkbaar door het VONKC-bestuur ondersteund en voorzien van een eigen VONKC-disclaimer. De kwestie was vermoedelijk te delicaat om bekend te worden onder de duizend niet-aanwezige leden. Onbegrijpelijk, want de valideerders van maart 2018 waren aanwezig in een vertegenwoordigende functie. Zoals nu aangeleverd, naamloos, wordt geen privacy geschaad.

20 maanden na de validering komt het KVDO dus alsnog met de zoekgeraakte (?) presentielijst. De ‘brede instemming’, die de KVDO-voorzitter in juli 2018 meende te kunnen constateren, zou hiermee bevestigd kunnen worden.
De VONKC-leden moesten op 29 november deze disclaimer-doofpot-truc voor lief nemen en mochten er verder niets mee doen.
Ik liet het daar niet bij zitten en heb, proactief, de Autoriteit Persoonsgegevens de zaak voorgelegd en geopperd dat er sprake zou kunnen zijn van een vermoedelijk misbruik van het disclaimer-fenomeen (aangetekende brief van 27 december 2019). 9 maart kwam er een uitvoerig (vertrouwelijk) antwoord terug dat mij sterkte in mijn opvatting dat de disclaimer niet deugde.

Een aantal hooggekwalificeerde juristen in mijn omgeving kwamen tot een eenduidige conclusie, aardig gekarakteriseerd door een van hen:

‘Deze disclaimer is een juridisch tandeloze truc; niets anders dan een doofpot-poging’

Ik kon mijn gang gaan en gewoon publiceren. Het werkveld mag weten welke hoedanigheden door het KVDO gekwalificeerd werden gevonden om de uitgenodigde panelleden gemandateerd te achten en namens het werkveld (scholen en beroepsgroep) de gevraagde validering voor onze VBB af te geven.

Bekijk het stuk zelf (bijlage P5). De namen van de document-ontvangers waren gemarkeerd, zodat eventuele ‘klokkenluiders’ (ikzelf dus in dit geval) direct traceerbaar zouden zijn. Mij hangt opsluiting in Guantánamo boven het hoofd.
De verleiding is groot om de VH en VONKC aan te klagen wegens misbruik van een disclaimer, maar dat moet een ander dan maar doen. Ik heb vijftien jaar genoeg BaMa aan mijn hoofd gehad. Deze schandpaal voor de verantwoordelijke malverseurs vind ik genoeg.

Het KVDO bood dus (namens de opleidingen) de VBB-opleidingsprofielen aan een valideringspanel van het werkveld aan. Dat werkveld bestaat volgens de ministeriële definitie uit vertegenwoordigers van scholen (schoolleiders) en de beroepsgroep (docenten). Omdat het heikele twistpunt al jaren de volledige bevoegdheid was (inclusief het eerstegraads VHO) zijn adequate valideerders vooral VHO-betrokkenen. Docenten uit het tweedegraads gebied of PO kunnen geen bruikbare mening hebben over de opleidingsbekwaamheden in de bovenbouw. Vertegenwoordigers uit het buitenschoolse gebied al helemaal niet.

Het KVDO had een applausmachine van zeventien opleiders ingereden. Die mogen best vanaf de publieke tribune toehoren wat de scholen en het beroepenveld van de voorstellen van hun eigen studieleiders vinden, maar niet aan de discussie deelnemen. Laat staan een meningspeiling beïnvloeden.
Voorts zien we (6 + 10 =) zestien vertegenwoordigers van ‘buitenschoolse instituten’. Ze hebben uitgebreid de kans gehad om het KVDO van advies te dienen. Ook zij hebben geen rol als onderdeel van ‘het werkveld’. Voor lesgeven aan een buitenschools instituut is geen diploma van een lerarenopleiding meer nodig. Met het VHO hebben deze instituten niets te maken.

Ofschoon: . . . . Het LKCA had in haar functie van expertise-instituut het KVDO in 2015 een advies gegeven over de wenselijkheid van een eerstegraads master voor het VHO. (Gerrits/Roorda: ‘De kunstdocent bovenbouw havo en vwo’, september 2015) Deze KVDO-onwelgevallige aanbevelingen waren door de opleidingen in het voortraject naar de valideringssessie uit de vergaderstukken weggelaten.
Ook de LKCA-gedeputeerden zouden dus vanwege hun adviesfunctie op de publieke tribune gezeten moeten hebben, maar hadden ook van daar duidelijk kunnen maken dat die eerstegraads Master er moet komen. Niets van dat alles. Zie het verslag van de vergadering. (bijlage 6)
De ene SLO’er zal wel een belangstellende toehoorder zijn geweest.

De zestien vo-docenten zijn niet geoormerkt. Onduidelijk is hoeveel daarvan VHO-ervaring inbrachten en hoeveel een oude vijfjarige opleidingen hadden en al master-waardig waren. Dus wie van de 16 vo-docenten kon met VHO-gezag iets melden over het eerstegraads gebied?

De vier aanwezige schoolleiders vormden een wel zeer dunne vertegenwoordiging van de categorie ‘scholen’ en de 4 x ‘vakvereniging incl. SBK’ (Strategisch Beraad Kunst- en cultuureducatie) zou dan de VONKC-deputatie geweest moeten zijn? Nou, ze waren daar zeker niet (ook) namens dit Beraad! Dus waar zijn de vier vertegenwoordigers van de duizend VONKC’ers gebleven? En die van de andere docentenverenigingen?
De slimme KVDO-organisatie had ze als individueel panellid geoormerkt. Niet als vertegenwoordigers van de 1000 VONKC-docenten, het veruit grootste segment van de VHO-sector kunstvakken in ons onderwijs. Zo moffel je het volume van lastige opponenten uit de procedure en concluderende stukken weg.
Eén PO-schoolleider mag ook wel wat vinden, maar liever niet over het VHO-segment van ons onderwijs, en de ene MBO-docent is een magere vertegenwoordiging van deze belangrijke (tweedegraads) doelgroep.

Kortom de malverserende traditie die het hele KVDO-valideringsproces kenmerkt werd op 7 maart 2018 consequent voortgezet. Op basis van ‘een brede instemming’ van een niet-validerings-gerechtige groep werd er haastig naar het VH-bestuur gecommuniceerd dat het BaMa-hoofdpijndossier gesloten kon worden. Er was gevalideerd. De vlag kon uit op de Haagse Prinsessegracht.
De presentielijst bewijst nog eens onomstotelijk dat het validerings-panel in geen enkel opzicht voldeed aan de eisen van een fatsoenlijk valideringsproces en bevestigt dat we met een sjoemelvalidering te maken hebben. Maar dat wisten we al.

Ik zal op de juni-vergadering van VONKC op de zaak terug komen en het bestuur vragen waarom het zelf de non-valide disclaimer van het KVDO ondersteunde. Waarom de andere 1000 leden niet mochten weten door wie ze bedonderd zijn.

Televisieprogramma’s als Radar of Zembla zullen geen aandacht geven aan wantoestanden rond kunsteducatie bij OCW en de VH. Zelfs de eigen slachtoffers (docenten) zijn zich van de situatie nauwelijks bewust. De rotzooi bij de Belastingdienst of justitie, dat is andere koek. Voor doofpotacties met misplaatste disclaimers bij kunsteducatie is weinig mediale belangstelling. VH en VONKC kunnen er gewoon mee wegkomen.

De cirkel lijkt rond
Het ministerie duikt weg achter de uitspraak van 5 augustus 2014 van ambtelijk Opper Non-interveneur, drs. R. Minnée. (bijlage P2). Ongeacht de malversaties die zich daarna openbaarde acht de minister zich niet geroepen zich met het valideringsproces te bemoeien. Zo laat ze het VH-Vaticaan zijn gang gaan. Correspondentie wordt onder verwijzing naar deze uitspraak niet meer beantwoord. (Conclusie van mijn procedure via de Ombudsman)

Genoemde Opper Non-interveneur duikt vervolgens op als directeur van de VH (ambtenaren carrousel?) en is dus ineens Spitzen Generaal van het VH-Legioen. Hij kent als geen ander het door hem zelf gecreëerde mandaat om met de validering te doen wat de VH goeddunkt. De vereniging gaat volgens zelfbedachte procedures zijn gang en kan op onbehoorlijk bestuur niet worden aangesproken. Een externe toezichthouder ontbreekt. De eigen ledenvergadering is het hoogste gezag en dat is net de club van opleidingen die de malversaties beging. Brieven over de kwestie worden niet beantwoord.
Kafka schreef er een aardig boek over.

De ‘beroepsgroep’ en ‘scholen’ hebben het nakijken. De definitie van ‘werkveld’ wordt opgerekt tot bruikbare cohorten van niet-valideringsgerechtigden, de vergadering zonder stemming afgesloten, malafide conclusies naar het VH-bestuur verzonden. De presentielijst van de validering van 7 maart 2018 ‘raakt kwijt’. Zicht op de ‘ruime instemming van het werkveld’ is handig zoekgemaakt. De minister kijkt weg.

Voor lezers die de draad wat kwijt zijn nog eens de link naar het valideringsverslag (bijlage P6) Dat verslag is overigens nooit ter goedkeuring aan de aanwezigen voorgelegd, dus moet niet anders gezien worden dan de visie van de direct belanghebbenden (KVDO) op het gebeuren.

Daarmee is ook de route via de Onderwijsinspectie afgesloten. Deze kwestie is de competentie van de minister, niet van de inspectie. Zo stelt de inspectie. (bijlagen P7a, P7b, P7c en P7d)

LKCA
Ook het LKCA heeft helaas vuile handen:
Het regisseerde de eerste nep-validering (van 7 maart 2013). Het vergat daarna het werkveld in te lichten over het verlopen van het Raamconvenant dat de valideringsprocedure regelde (bijlage P8) en zette daarmee impliciet de eigen inbreng in dit proces buiten spel. Wie de oudere en na 2013 plaatsvervangende procedure beschreven wil zien kijkt op de VH-site bij ‘procedure op- en vaststelling landelijke opleidingsprofielen bachelorsopleidingen’ (15 oktober 2010).
Het LKCA liet na te protesteren tegen het misleidende KVDO-gebruik van de vijf beroepsprofielen en ondernam geen actie toen bleek dat het KVDO het bovenbouw-advies van september 2015 negeerde, zelfs wegmoffelde uit de stukken die de validering van 7 maart 2018 begeleidden.

Stilte
Nadat de nep-validering heeft plaatsgevonden valt de zaak stil. De buit is binnen. Intenties om ergens in juli (2018) de eerste vervolg-vergadering te houden worden verschoven naar december, naar januari, naar. . . .? VONKC heeft in zijn eigen Nieuwsbrief anderhalf jaar niets te melden. De betrokkenheid van het LKCA is verdampt. In hun beleidsplan voor 2021-2020 wordt het KVDO niet meer genoemd, noch de BaMa-kwestie. De naam van VONKC valt alleen in het colofon (als de club waar Anne Bos voorzitter van is). Het Strategisch Beraad treffen we in een halve zin op blz. 15 als een van de netwerken waarin wordt geparticipeerd.
Waarom geen lijst van stakeholders waarmee wordt gekoketteerd?
Als dit het LKCA-beleid tot en met 2024 karakteriseert wordt er zes jaar na de validering van 2018 door het LKCA dus niets gefaciliteerd.

VO-raad en VONKC
Correspondentie met de VO-raad, de natuurlijke vertegenwoordiger van de categorie ‘scholen’ levert geen gretige betrokkenheid op. (bijlagen P9a en P9b). De beroepsgroep zelf, VONKC, gedraagt zich als het schoothondje van het KVDO. Loopt 7 maart 2018 kwispelend naïef achter de KVDO-fanfare de valideringsarena binnen, alle waarschuwingen voor de voorspelde valkuilen ten spijt. Pas in juni wordt VONKC wakker als blijkt hoe ze zijn misleid. Het bestuur laat, te laat, van zich horen (brief 5 juni 2018, bijlage P10).
Vervolgens schikt het bestuur zich in zijn lot, treed ‘in constructief overleg’, start een uitzichtloos tijdperk van ‘lekker vergaderen’ (voornamelijk gekarakteriseerd door steeds uitgestelde vergaderdata) en verkwanselt de kans op een eerstegraads master voorgoed.

De VH heb ik gevraagd te reageren op de disclaimer van hun KVDO. (bijlage P11) Ook nu (weer) geen antwoord. De vermeende immuniteit voor eigen wangedrag ten voeten uit. Maar ook voor mij een vrijbrief om de presentielijst openbaar te maken. Zoals hier gebeurt.

De Vaste Kamercommissie bevestigt de ontvangst van de stukken en neemt er kennis van, maar ziet geen reden tot actie.

NVAO
De NVAO heb ik gewezen op het feit dat ze onze ongegradeerde en ongedeelde bachelor kunstvakken accrediteert, terwijl hun opleidingsprofielen nooit door het werkveld correct gevalideerd zijn. (brief 28 januari 2020) Ook de NVAO ziet blijkbaar geen reden tot handelen. Een antwoord bleef uit.

Ik heb de NVAO terloops gewezen op valideringsprocessen rond de Master Kunsteducatie. Die levert een getuigschrift zonder civiel effect, is daarom ook geen docentenopleiding. Zelfs geen verplicht voortraject van een Bachelor kunstvakdocent, zoals ooit de bedoeling was toen er nog serieus over een eerstegraads Master gesproken werd. Lang geleden.
Dus op zijn best een (nuttig?) bijscholingsinstrument. Een valideringspanel met o.a. docentenverenigingen is aardig, maar geen vereiste. Sommige Masteropleidingen koketteren met hun NVAO-accreditatie.

Ziehier de sterk gecomprimeerde uitkomsten van een vijftienjarig BaMa-traject. Voor een bloemlezing van relevante voorliggende stukken, zie andere onderdelen van deze webplek.

De huidige en toekomstige generatie kunstvakdocenten zal weer moeten wennen aan de backbench-positie in het Nederlandse onderwijs. Zoals in de decennia voor de start van onze eindexamen-experimenten. Die positie hebben ze (indirect) zelf veroorzaakt.
Net als op zondag 23 juni 2016 toen een groot deel van de Britse twintigers en dertigers thuisbleef omdat ze andere dingen aan hun hoofd hadden. Maandagochtend lazen ze in de krant dat ze beter wèl hadden kunnen gaan: Brexit was een feit. Eigen schuld, dikke bult.
Zo heeft de jongere generatie kunstvakdocenten de betrokkenheid bij het BaMa-proces ook door hun vingers laten glippen.
Een paar honden blaffen, maar de VH-karavaan trekt verder.

Bij een voetbalwedstrijd staat het 8-0. De thuisclub-supporters op de tribune zingen: ‘Het is stil aan de overkant’.
Het is al vele jaren heeeel stil aan de overkant.

Aerdenhout, 7 maart 2020

Na twee nep-valideringen op deze datum (2013 en 2018), roep ik 7 maart uit tot Nationale BaMa Herdenkingsdag

 

 

Post post Postcriptum

Kort na 7 maart zou deze tekst gelanceerd worden. De Corona lockdown van 15 maart was echter een bar slecht moment om aandacht te vragen voor deze langslepende kwestie.
De geconvoceerde ALV van VONKC op 16 juni is een volgend momentum. Een bijeenkomst waar het bestuur van de grootste werkveldpartij in de BaMa-kwestie bevraagd kan worden over hun instemmende rol bij de disclaimer-actie van het KVDO.
Vandaar dat deze tekst pas op 3 mei werd gepubliceerd.

Overzicht bijlagen

P0    ‘Epiloog van een sjoemelvalidering’ en ‘Requiem voor een Master’
P1    190927 – brief aan de minister van OCW met klachten over de gang van zaken bij de BaMa-validering (niet beantwoord)
P2   140805 – ‘Non-interventiebrief’ OC&W (drs. R. Minnée)
P3   190927 – brief aan het VH-bestuur met beschuldigingen van misleiding van het werkveld en malversering van de BaMa-validering (niet beantwoord)
P4   190403 – brief aan de VH met een overzicht van de bronnen van de beschuldigingen
P5   180307 – presentielijst valideringsbijeenkomst 7 maart 2018
P6   180307 – KVDO-verslag van de valideringsbijeenkomst 7 maart 2018
P7   correspondentie met de Onderwijsinspectie:  180514 – standpunt onderwijsinspectie, 190212 – e-mail aan onderwijsinspectie, 190228 – brief aan Onderwijsinspectie, 190306 – standpunt onderwijsinspectie
P8   Raamconvenant 2011 / VH-kader voor de validering van de kunstbachelors
P9    (deel)correspondentie met de VO-raad: 190307 – VOraad correspondentie, 190315 – VOraad antwoord
P10 180605 – VONKC protestbrief aan het KVDO tegen de gang van zaken bij de validering van 7 maart 2018
P11 200213 – disclaimerbrief aan het VH-bestuur; verzoek om uitleg (geen antwoord)

Epiloog van een sjoemelvalidering

Een dossier van meer dan duizend documenten, gespreid over vijftien jaar betrokkenheid bij de z.g.n. BaMa-kwestie gaf voeding aan het onomstotelijke bewijs dat de openleidingen (eindverantwoordelijke: het bestuur van de Vereniging Hogescholen) het werkveld hebben misleid en de valideringsprocedure van de bachelor kunstvakdocenten gemalverseerd.

Vele teksten op deze site verankerden deze boude en onweerlegbare beschuldiging. Toch leken aanvullende getuigenissen van ná het vorige hoofdstuk (Requiem voor een Master) wenselijk om het hele feuilleton een fatsoenlijke afronding te geven.

Waarheidsvinding munt als regel niet uit in bondige halve A4-tjes met een handvol oneliners en verwijzingen ‘lees verder’.

Zoals in alle voorgaande stukken wordt ook nu de gemakzuchtige lezer door ontmoedigend lange teksten op de proef gesteld. Dat is zoals ik graag opereer, mede gevoed door een wens om volledigheid en zorgvuldigheid te betrachten.

Bijlage verwijzingen:
Een E verwijst naar bijlagen bij dit Epiloog-gedeelte van de website. De R staat voor een bijlage van het ‘Requiem’. Ze zijn via links in de tekst te benaderen. Een totaaloverzicht is ook beschikbaar via deze link.

De meeste relevante stukken uit een verder verleden zijn ook op deze site terug te vinden, o.a. bij ‘BaMa-dossier (2002 -2014)’ Anderen zijn opvraagbaar.

 

1. VONKC versus het KVDO

Na de VONKV Ledenvergadering van 20 juni 2018 gebeurden er dingen die in een gecompleteerd BaMa-dossier niet mogen ontbreken.

5 juni 2018 schreef het VONKC-bestuur een protestbrief aan KVDO voorzitster Herma Tuunter over de gang van zaken tijdens de validering van 7 maart. (Bijlage E1.1) Na ontvangst van het verslag van die bijeenkomst besefte het VONKC-bestuur (eindelijk) dat ze voor het KVDO-karretje waren gespannen en misleid, zoals ik vele malen (jaren) uitvoerig had voorspeld.

Een passage uit die VONKC-brief:
“….Wij achten de gevolgde procedure niet zorgvuldig de voorgestelde opleidingsprofielen. Wij vragen om twee correcties:
– Rectificatie: tenietdoening van de conclusie dat er instemming is verleend aan de validatie van de opleidingsprofielen;
– Bij een opnieuw uit te schrijven valideringsbijeenkomst de procedure vooraf zorgvuldiger en transparanter beschrijven en laten accorderen door de betrokkenen….”

VONKC heeft de kansen op een eerstegraads master verkwanseld. Niet uit onbevangen naïviteit, maar door procedureel en strategisch onbenul en verwijtbare dommigheid. Andere woorden zijn hiervoor helaas niet te vinden. De enige niet-bestuurders in de VONKC-deputatie (Elmar Caspers en Yvonne Leenen) hebben hun onvrede met het bestuurlijk gehannes op en na 7 maart laten blijken. Zij trokken zich terug. Hoeveel treuriger en duidelijker kan het zijn?

De VONKC-beroepsgroep-vertegenwoordigers hebben zich horig gemaakt aan een gemalverseerd valideringsproces en hebben dat bewust op zich af laten komen.

Wie mijn commentaar op het betreffende vergaderstuk van het bestuur nog eens wil lezen verwijs ik naar Bijlage R7.2 uit het Requiem-hoofdstuk.

De VONKC-brief van 5 juni zat bij het vergaderpakket voor de ALV van 21 november 2018, evenals het antwoord van Tuunter (dd. 22 juli)
Ik heb die vergadering gevraagd wat het VONKC-bestuur met die ‘stuitend slechte brief” (mijn woorden) had gedaan. Er was geen schriftelijke VONKC-reactie gegeven, alleen informeel contact. VONKC liet het KVDO  (weer) wegkomen en was daarmee vazal geworden in de verdere procesgang. Het VONKC-bestuur meende dat er toch sprake was van ‘constructief overleg’ en had zich zelfs al het ‘meesterlijke’ jargon van de opleidingen eigen gemaakt, de rechtvaardiging van de her- en nascholingsfunctie van de vigerende mastercursussen. Precies wat ze zijn: voor de opleidingen financieel profijtelijke aanvullende studies, zelfs toegankelijk voor niet-kunstvakdocentenbachelors, zonder enige onderwijskwalificaties of civiel effect.

Tuunters brief was opvraagbaar geweest voor alle duizend VONKC-leden, dus verre van een ‘intern stuk’, zoals sommige van mijn opponenten beweerden. Niets weerhield mij om kort na de ALV Tuunter van repliek te dienen. Ik deed dat dd. 26 november met voetnoten in haar tekst. (Bijlage E1.2) Die tekst ging ook naar het VH-bestuur, haar superieuren.

Tuunter verwees mede naar het voortraject van de validering, o.a. de bijeenkomst van 23 november 2017. Dat had ze nu beter niet kunnen doen. Bij de stukken voor die bijenkomst zat o.a. een overzicht van ‘de belangrijke momenten, documenten en processen rondom de relatie tussen werkveld, beroepsprofielen, opleidingsprofielen en opleidingen… ‘ die de deugdelijkheid van de procedure zou moeten onderbouwen. Het tegendeel was het geval.

Voor het bestuur van de VH (brief 3 april. Bijlage E1.3) gaf ik commentaar op dit overzicht, waardoor eens te meer het misleidende en malverserende karakter van de KVDO-acties werd aangetoond. Het VH-bestuur was hier, als ultieme leidinggevende, verantwoordelijk voor. Klachten over het functioneren van het KVDO, als zelfbenoemde regievoerder van het valideringsproces, dienen dus daar gedeponeerd te worden. Omdat ook het SAC-Kuo vieze handen had gemaakt bij deze sjoemelvadidering (zie Requiem Bijlage R9.1 en Bijlage R9.2)  bleef er niets anders over dan dit hoogste echelon (het bestuur) aan te spreken. (Zie het volgende hoofdstuk.) Op de harde verwijten werd niet gereageerd. Wegduiken voor verantwoordelijkheid of voor kritiek waar men geen raad mee weet is een trekje dat men bij meer onderwijs-Bobo’s tegenkomt.

“In de medische sector is bij alle specialismen de HBO-Bachelor (regie)verpleegkundige, nooit ‘startbekwaam’ chirurg. Daar zijn Masters voor.
Alleen bij KNO (Kunst Negeert Onderwijsmores) is dat anders. De andere vakgebieden begrijpen dat niet en de KNO’ers willen maar niet inzien dat dit hun aanzien binnen de medische wereld geen goed doet en de kwaliteit van het medisch handelen schaadt.”

 

2. De Vereniging Hogescholen

Zo belanden we dus bij de Vereniging Hogescholen, die een eigen procedure had opgesteld op basis waarvan opleidingsprofielen (onder eigen eindregie) gevalideerd dienden te worden. Op mijn verzoek duidelijk te maken wie die procedure ooit gevalideerd had (de minister, het werkveld ???) is nooit antwoord gegeven.

(Nog een metaforische verwijzing naar de gezondheidswereld:)
“Ziekenhuisdirecteuren bepalen de profielen van de specialistenopleidingen.”

Hier stopt het redelijk denken van iedereen met een IQ van boven de 100. Maar in het onderwijs, zo zal later blijken, komt men hiermee weg.

De horigheid van de beroepsgroep aan HBO-bobo’s was tevoren ingebakken. Het werkveld kreeg een adviserende rol, een advies dat men bij het derde echelon van de opleidingshiërarchie (het KVDO) mocht inbrengen.

De VH is een vereniging en onttrekt zich daardoor aan WOB-procedures en het Ombudsman-regiem. Een externe toezichthouder is er niet. Een klacht wordt dus bij de eigen ledenraad neergelegd, en die zijn nu net de aangesprokenen. Hoe kafkaiaanser kan het zijn?

Er ontstond een correspondentie met een bureaumedewerker. In eerste instantie een vriendelijke mailwisseling, maar toen mijn teksten een grimmiger toon kregen en een meer beschuldigend karakter viel alle respons weg.

Mijn brief van 3 april 2019 aan het VH-bestuur met o.a. commentaar op het ‘misleidende en malafide historische overzicht’ (vergaderstuk voor de pre-validering van 23 november), trof de lezer als bijlage E1.3 in hoofdstuk 1.

Opmerkelijke bijkomstigheid: drs. R. Minnée, de OCW ambtenaar die in een brief van 5 augustus 2014 ‘namens de minister’ BaMa-discussie sloot (OCW speelt géén rol in het valideringsproces van onze BaMa), was nu directeur van de VH. Ineens dus zeer manifest partner in dit proces. (Zie hoofdstuk 8)

Het leek wenselijk het ministerie en de inspectie in te lichten. Zie hoofdstuk 8 en 9 van deze epiloog.

Ook de Kamercommissie werd geïnformeerd, al was het maar voor de dossiervorming. Men kan zich dan achteraf niet verbergen ‘van niets geweten’ te hebben.

 

3. VONKC

Onze beroepsgroep-vertegenwoordiger is met 1000 leden een zeer prominente speler in het valideringsproces, zeker vanwege het gegeven dat de overgrote meerderheid van de VHO-docenten uit een beeldend nest komen.

Heel veel tekstruimte op deze website en in mijn dossier is aan het BaMa-probleem, later het BaMa-conflict, gewijd. Vanaf een tumultueuze ledenvergadering van mei 2017 werd de onwillige houding van het VONKC-bestuur om de claim op een eerstegraads master bij de opleidingen vorm te geven reden voor een heuse loopgravenoorlog tussen ‘het Kwintet van Amersfoort’ en het bestuur, tot aan juridische procedures toe.

Eigenlijk is sinds het terugtreden van de oude NVTO-bestuurders in de fusievereniging (zij brachten de BaMa-discussie als erfenis mee) langzaam verdampt. Mogelijk omdat veel oud-VLBV’ers nog hun historsich credo (‘geen Master’) verdedigden. Kordaat optreden maakte plaats voor elastische inschikkelijkheid, koffietafelgesprekken en vooral het vermijden van conflicten met de opleidingen. Zo werd VONKC voor het KVDO-karretje gespannen.

Eigenlijk produceerde het VONKC bestuur in de laatste jaren maar twee ‘dappere’ acties: de protestbrief van 26 maart 2013 aan de minister over de dubieuze validering van 7 maart en de dito conclusies van de Bovenbouw-raadpleging van 20 juni 2014 (protestbrief van 18 november 2014). Beide uiteraard In de KVDO-stukken weggelaten. En dan natuurlijk het signaal aan het KVDO van 5 juni 2018 dat de validering niet deugde. Hierboven in hoofdstuk 1 ten tonele gevoerd.

Ongelukkig met onze/mijn aanhoudende acties om het bestuur te wijzen op het negeren van procedurele valkuilen, kreeg ik op veel VONKC-vergaderingen de Zwarte Piet toegespeeld.

Op de laatste ALV voor de valideringssessie (10 januari 2018) constateerde ik ‘VONKC loopt 7 maart naïef achter de KVDO-fanfare de validerings-arena binnen’. En zo geschiedde.

Een solide stuk van een Adviescommissie over de BaMa-materie, waaraan in opdracht van de Ledenvergadering een half jaar gewerkt was, werd door de ALV van 17 juni 2017 met grote meerderheid aangenomen, maar vervolgens door het bestuur niet bij het valideringsproces betrokken. Hoezeer kun je de mening van je eigen toezichthouder negeren. De zoveelste desastreuze beslissing.

Als dan bovendien een ledenvergadering zijn toezichthoudende functie verliest omdat bestuursleden (statutair daartoe gerechtigd) meestemmen en als regel bij voorbaat al een meerderheid in de vergadering vormen, wordt daarmee elk kritisch geluid in de kiem gesmoord. Ik noemde dat ‘Presidiumgedrag’.

Elke generatie heeft recht op zijn eigen stommiteiten. De huidige generatie is niet geïnteresseerd gebleken in de BaMa-kwestie en heeft impliciet ingestemd met het verdampen van de eerstegraads status van de kunstvakken.

Het zij zo.

Kunstvakken zijn blijkbaar wat makkelijker dan andere schoolvakken. Op VHO-niveau volstaat  een volledig bevoegde Bachelor docent, waar andere schoolvakken een Master vereisen.
Of zijn onze opleidingen misschien beter? Doen ze in vier jaar HBO (met Havo-voortraject) evenveel als waar de universitaire VWO in andere disciplines vijf jaar voor nodig heeft?

 

4. De andere vakverenigingen

Muziek (de VLS) heeft in het hele BaMa-proces een eigengereide rol gespeeld. Al in mijn KVDO-tijd zag muziek een Master niet zitten. Zelfs een heus ‘Haags overleg’ tussen de KVDO-vertegenwoordigers (ja, echt, met een lunch bij Sauer op het Voorhou) leverde geen oplossing voor de patstelling tussen beeldend en muziek. De echte muzikale motieven voor dat dwarsliggen zijn mij nooit duidelijk geworden. Misschien de heftige buitenschoolse component van de muziekdocenten? Anno 2019 speelt die factor in ieder geval niet meer.

In het huidige overleg met het KVDO blijkt nauwelijks sprake van enige innige samenwerking met muziek. De verslaggeving van het VONKC-bestuur op de ledenvergadering is steeds mondeling en mistig op dit punt.

Dans en drama, kleine verenigingen met een kwantitatief zeer gering belang in de VHO-sector, hebben zich nauwelijks geroerd in deze materie. Ik heb in mijn PVVVO-tijd (ik was daar hun senator bij de Onderwijscoöperatie) hun besturen regelmatig aangeboden ze te informeren over de kwestie. Daar is nooit op ingegaan.

Vast staat dat Jan Deerings ingrijpen als SAC-voorzitter (de start van de hele BaMa-problematiek) ooit is begonnen om juist de dans- en dramadocenten, buiten de vervelende  theoretische component van een masterstudie om, in vier jaar met een bachelor de (eerstegraads) vakbevoegdheid (voor CKV3) te laten binnenhalen.
Krachtig protest tegen de ongegradeerde Bachelor was van die kant dus niet te verwachten.

Nu zitten de theatervakken ook in het VONKC-schuitje en roeien een beetje met het bootje mee. Daarmee is de VONKC-slagvaardigheid verminderd.
Kunst als disciplinecluster is in het VHO niet altijd een handig fenomeen.

De cellosonates van Mondriaan horen niet tot het beste deel van zijn oeuvre.

 

5. Het LKCA

Het LKCA duikt in de valideringsprocedures voor onze opleidingen op als erfopvolger van Kunstfactor. De Kunstfactor speelde als ‘sectorinstituut’ een rol in het Raamconvenant van 29 juni 20011. Deze overeenkomst tussen zeven partijen was gemaakt als verbijzondering voor het kunstonderwijs van de bestaande HBO-valideringsprocedures. Men kon geen betere mediator voor dit proces vinden. De oude regeling, voor het hele HBO, dateerde van 22 november 2010 (‘procedure op- en vaststelling landelijke opleidingsprofielen bachelorsopleidingen…’) Een specifieke regeling voor de kunstopleidingen werd dus blijkbaar nodig gevonden.

Opmerkelijk is dat zeven marginaal bij onderwijs betrokken instellingen een instituut tot mediator voor het werkveld maakte dat niets met het binnenschoolse onderwijs van doen had. De beroepsgroep (lerarenvakverenigingen) werd al of niet opzettelijk buiten spel gehouden. Bij de valideringssessies van 2003 en 2004 was iets dergelijks gebeurd. Te laat werden de docentenverenigingen als potentiële participant in het proces ontdekt. Het SAC-Kuo vergat zelfs de hele collegiale pedagogische sector (met alle tweedegraads opleidingen; qua volume 4 x de eerstegraads collega’s!) uit te nodigen voor inhoudelijk overleg over de nieuwe opleidingsstructuur.
Zo goed kennen de HBO-bestuurders het eigen KuO-werkveld.

Dit Raamconvenant verleende het LKCA (erfopvolger van Kunstfactor) een rol als mede regie-hebber in het validerings-proces.
Althans, dat dachten we. Zelfs het KVDO wist niet beter.

Toen ik het LKCA in 2018 op haar functie als betrokkene bij de BaMa-kwestie aansprak bleek ineens dat het Raamconvenant een tijdelijke regeling was geweest, met een looptijd van twee jaar. Die was nooit verlengd, dus niet meer aan de orde … na 29 juni 2013 beëindigd.
Opmerkelijk was dat betrokkenen in het valideringsproces daar niet van wisten, nog steeds naar het Raamconvenant werd verwezen en het LKCA zijn bijzondere positie daar nog steeds aan ontleende. In de oude generale procedure, nu blijkbaar weer van kracht, werd helemaal geen sectorinstituut of variant daarvan genoemd. De rol van het LKCA zou dus niets anders zijn dan dat van een faciliterend instituut dat op verzoek van het KVDO (de zelfbenoemde regisseur) zijn diensten kon aanbieden. Verder geen formele status. KVDO-voorzitter Tuunter noemt het LKCA ‘honest broker’, een handig kneedbaar anglicisme met typisch Haags rookgordijn-effect. (verslag 7 maart 2017)

Vast staat dat het LKCA bij een aantal ‘validerende’ sessies een dubieuze rol heeft gespeeld. Bij die van 7 maart 2013 bijvoorbeeld (nog binnen de jurisdictie van het Raamconvenant) werd een validerend signaal van LKCA-directeur Piet Hagenaars aan de HBO-raad afgegeven. Een verslag waarin de gemotiveerde afwezigheid van VONKC als gesprekspartner was weggemoffeld en de VONKC-protestbrief daarover aan de minister (26 maart 2013) uit alle volgende overzichten werd weggelaten. Zo werd er dus ‘gevalideerd’. Misleiding noem ik dat.

Ook nuttige documenten (o.a. beroepsprofielen) kwamen uit de koker van het LKCA. De vijf profielen werden vervolgens door het KVDO gebruikt/misbruikt om de opleidingsprofielen voor één brede bachelor, bevoegd voor alles, op te tuigen. Nergens echter stond in het LKCA-document dat àlle profielen in één bacheloropleiding gepropt moesten worden. Nergens heb ik het LKCA zien protesteren tegen dit misbruik van de aangeleverde tekst.

In een ‘Advies aan het KVDO’ (september 2015) pleit het LKCA uitdrukkelijk voor aparte eerstegraads masteropleidingen. Dit advies liet het KVDO buiten het historisch overzicht voor de pre-validering van 23 november 2017. Het zoveelste geval van misleiding. Het LKCA had zijn ballen kunnen tonen door openlijk op deze omissie te wijzen. Niet gebeurd, nergens terug te vinden in welk document dan ook. Ik neem aan dat LKCA-vertegenwoordigers op de valideringssessie van 7 maart, conform het eigen advies, allemaal uitdrukkelijk vóór de gradering en de eerstegraads Master hebben gestemd. In zover ze iets te stemmen hadden, want ze zijn geen vertegenwoordigers van driehoeksoverleg (beroepsgroep, scholen, opleidingen) Helaas is daarvan in het vergaderverslag niets terug te vinden.
Kortom: vele (ook nu niet genoemde zaken) rechtvaardigen de kwalificatie ‘sjoemelvalidering’.

Met aan de creditzijde o.a. deze beroepsprofielen en genoemd Advies kan het LKCA betrokkenheid bij ondeugdelijke valideringen verweten worden en het wegduiken bij mogelijkheden om duidelijke standpunten vóór de eerstegraads Master, als mediërend instituut, bij de opleidingen te entameren.

In de opzet voor de volgende valideringsronde schijnt het LKCA weer een rol te hebben.
Ik ben digitaal geen handig mens en kan misschien daarom op de LKCA-website geen verwijzingen naar de betrokkenheid bij dit proces vinden. Misschien ergens in de digitale kelders van hun site? Blijkbaar niet van enig prioriterende orde. Laat staan dat duidelijk wordt wat het LKCA allemaal gaat doen en binnen de kaders van welke valideringsprocedure. Formeel heeft het LKCA binnen de VH-spelregels geen rol !

In de adviserende sfeer hoop ik dat het KVDO de adviezen iets serieuzer gaat nemen dan in het verleden het geval was en het LKCA zijn tanden toont als ze weer worden weggemoffeld als onwelgevallige materie.

Voor de rest hoort het LKCA niet tot de trojka scholen, beroepsgroep, opleidingen die de opleidingsprofielen uiteindelijk zouden moeten vaststellen. Dat geldt ook voor andere faciliterende instellingen zoals SLO en CITO. Ze mogen wel iets vinden, maar niet anders dan met adviserende status. Adviserend aan de regie-hebber, het KVDO, wel te verstaan.
De werkveld-partners hoeven zich daar niks van aan te trekken.

Er zal vast weer heeeeel veel vergaderd en onderzocht moeten worden om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat de onwillige opleidingen nooit tot een unanieme mening over een eerstegraads Master geraken. Zoals in het verleden is elke vertragende actie het KVDO lief.

Het werkveld adviseert volgens de spelregels van de VH slechts het KVDO. Dat ‘advies’, zo het er al zou komen, kan vervolgens hiërarchisch getorpedeerd worden door een onwillig SAC. Zoals in 2005 gebeurde.

De kans dat Islamitische Staat ooit het homohuwelijk gaat erkennen is niet veel kleiner dan dat de opleidingen bij een volgende valideringronde de eerstegraads Master willen invoeren.

 

6. Het KVDO

 Na mijn commentaar op de brief van Herma Tuunter aan het VONKC-bestuur ben ik gestopt met mijn communicatie met het KVDO. Het was bovendien een zeer eenzijdig fenomeen. Respons kwam er al twee jaar niet meer.

Mijn beschuldigingen zijn niet mals: misleiding en malversering. Dat doet me geen plezier, want vele betrokken daar aan de Utrechtse vergadertafel zijn gewaardeerde oud-collega’s geweest. Ik was zelfs ooit hun voorzitter.
Maar de wijze waarop ze de eerstegraads status van onze vakken in het VHO hebben verkwanseld voor hun vigerende profijtelijke masteropleidingen is van een hogere orde en rechtvaardigt mijn grimmigheid.
Mijn generatie heeft in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw mijn vak (beeldende kunst en vormgeving) van de achter-de-streep-status ontdaan en een serieus eerstegraads smoel gegeven. Door het handelen van de opleidingen zijn we weer terug bij af.

Mijn hele dossier met meer dan duizend stukken staat bol van onwilligheid van het KVDO om de ongegradeerde Bachelor af te schaffen. Inhoudelijke argumenten zijn nooit gecommuniceerd. Ook niet in de (lange) tijd dat ik formeel mede-aanspreekpunt van NVTO of VONKC was.

Blijft over de weerzin om naast de profijtelijke vigerende mastercursussen een generieke ‘echte’ eerstegraads Master als concurrent in huis te halen. Bovendien de kans dat het ministerie er weinig voor voelt om op àlle huidige masterlocaties èchte eerstegraads opleidingen te vestigen (Zoals oorspronkelijk ook nooit de bedoeling was: op vier plekken in het land mocht een bekostigde masteropleiding komen) En, tenslotte, de bijkomende monsterklus om vele duizenden mensuren te moeten investeren in nieuwe opleidingsteksten en de oude in de prullenbak te moeten gooien als vigerende masteropleidingen de deuren zouden moeten sluiten is een weinig plezierig vooruitzicht.

In de afgelopen veertig jaar hebben zich nog nooit zoveel hoog-, weledel- en weledelzeergeleerden, evenals door de belastingbetaler vrijgestelde vergaderaars met de kwaliteit en positie van de kunstvakken beziggehouden. Nog nooit is de positie van de binnenschoolse beeldende kunst en vormgeving (mijn vakgebied) zo droevig geweest.

 

Presentielijst
Tijdens de VONKC-jaarvergadering van 19 juni heb ik nog één concrete actie ondernomen.
Ik vroeg in een agendastuk waar de presentielijst was gebleven die een klein jaar eerder door Tuunter was toegezegd. Het mondelinge antwoord van het bestuur: die was zoekgeraakt, met verontschuldigingen van Tuunter, helaas niet te leveren.

Hoe onwaarschijnlijk.
23 januari 2018 kregen alle genodigde valideerders een mail met het verzoek hun komst op 7 maart te bevestigen. Die lijst zou dus kwijt moeten zijn.
En de lijst van geretourneerde bevestigingen? Ook weg?
Aan de hand daarvan werden toch echt badges gemaakt en broodjes gesmeerd.
Zoek?
Op basis van één van die twee/drie lijsten zouden een paar organisatoren toch moeten kunnen turven wie er aanwezig waren geweest.
Het gaat niet om woonplaats, mailadressen en hoogtepunten in de wijnkelder (AVG-problemen???), maar om welke vertegenwoordigers van welk werkveldcontingent (beroepsgroep of scholen) validerings-gemachtigd waren.
Zelfs de VONKC-deputatie (met 1000 leden-docenten) werd weggemoffeld als vier individuen zonder geoormerkte kwalificaties. Dat kwam het KVDO beter uit.

Vast staat dat Tuunter nu niet kan waarmaken dat er een ‘breed draagvlak onmiskenbaar aanwezig was’ om de validering gerechtvaardigd te achten. Ineens duikt de term stakeholders in haar tekst op. Blijkbaar wat anders dan de vertegenwoordigers van het ‘driehoeksoverleg’ waarmee het KVDO sinds kort koketteert.
Validering-gerechtigden zijn slechts zij met (relevante) werkveldbetrokkenheid.

Het zoekraken (maken?) van de presentielijst is een verdwijntruc van de eerste orde die het onmogelijk maakt te constateren dat ‘een ruim deel van de aanwezigen’ helemaal niet gerechtigd of capabel was om een oordeel te geven over de VHO-sector.

Ik noem maar wat: een directeur van een kunstzinnig instituut in Coevorden heeft niets met de VHO-kwalificaties voor het VO te maken, heeft daar ook geen verstand van. Zo ook VMBO-docenten, onderzoekers of vertegenwoordigers van faciliterende instituten (die mogen best iets vinden, maar zijn geen ‘beroepsgroep’ of ‘scholen’). Ineens zijn er stakeholders. Een fenomeen dat in de procedurebeschrijvingen geheel ontbreekt.
Misschien is er in dat kader door genoemde directeur wel een buslading bejaarde cursisten uit Coevorden ingereden om als consument/stakeholder een visie te geven op de opleidingsprofielen.
Mijn karikatuur vermag een weerwoord zijn op de onzinnige truc om aan de hand van een verdwenen presentielijst niet te hoeven aantonen dat de validering van 7 maart 2018 rechtsgeldig was. Zolang die presentielijst zoek is, is die claim onterecht en niet rechtsgeldig.
Een sjoemelvalidering.

In de sector beroepsgroep-vertegenwoordigers kan het alleen maar gaan om docenten in de VO-bovenbouw, met examenklassen en liefst met een (oude) 5-jarige, masterwaardige (!), opleiding.
Van 4-jaar-opgeleiden kan men nauwelijks verwachten dat ze hun eigen competentie afvallen met een wens de kunstvakken hun eerstegraads (5-jarige) masterwaardigheid terug te geven.

Ik meldde al eerder: de eventueel (tegen de regels) meestemmende LKCA-medewerkers zullen op 7 maart in ieder geval, met de VONKC-deputatie, luidkeels vóór de master gestemd hebben, gedachtig hun bovenbouw-advies aan het KVDO. Uit het verslag blijkt daarvan overigens niets.

Verslag 7 maart 2018
Ik waag me niet aan het publiceren van het verslag van 7 maart 2108 (in mijn bezit). Misschien privacy-gedoe enzo.(?) Maar, als ook dat niet is kwijtgeraakt, kan iedereen, neem ik aan, het verslag bij het KVDO (of LKCA?) opvragen.
Dan blijkt zonneklaar de ruime aandacht voor de toelichting van de KVDO-voorzitster op de ontwikkelingen en haar reacties op ‘de eerste rondvraag’. Geen woord over de ‘eerstegraads master’. Toch een heikel punt gezien het virulente voortraject van de Bama-discussie sinds 2003. De Bachelor blijft startbekwaam voor het hele werkveld.
Voorzitter Maes vond dat allemaal best. Hij veranderde ad hoc de agenda en ruilde een serieuze conclusie-ronde in voor een sessie met geeltjes uit zes tafeldiscussies en ansichtkaarten waarop positieve wensen voor de toekomst gezet moeten worden. Aldus wordt er gevalideerd; manipulatief en achterbaks. Een sjoemelvalidering.

Informatie aan het werkveld.
Het KVDO lijkt geen serieus werk te maken van een eigen website. Ik kan geen enkele verwijzing vinden naar het vervolgproces van het post-valideringsproces. Dat past uitstekend in de rookgordijn-strategie die het KVDO chronisch bezigt. Geen probleem, want de beroepsgroep pikt alles en ‘de scholen’ geven niet thuis.
Laten we weer eens vier jaar lekker vergaderen en ‘onderzoek doen’.
‘Transparantie’ is een fenomeen waar het KVDO een geheel eigen interpretatie aan geeft.

Gezien de acties van het KVDO in het laatste decennium kan geconstateerd worden dat dit gremium onder de kaasstolp van het kunstonderwijs aan navelstaren deed.

Uit 15 jaar historie wat voorbeelden:

  1. Voor de kennisbasis werd het (tweedegraads) HBO-model gebruikt, zonder zelfs maar een voetnoot naar bestaande eerstegraads versies.
  2. Melvin Crone deed in KVDO verband ooit zijn stinkende best om in zijn vrije tijd de SBL-competenties (overal elders het ijkpunt voor opleidingen) in een kunstjasje te krijgen (terwijl daar een andere functionaris voor was ingehuurd). Het bleef een stuk dat de ‘status aparte’ van de kunstvakken benadrukte.
  3. Teksten die voor de vier kunstdisciplines volstrek niet synchroon liepen werden schaamteloos op ‘het werkveld’ losgelaten. Enz., enz. …….

 

7. De VO-raad

Bij mijn inventariseringsronde voor de ALV van 20 juni 2018 had ik de VO-raad al betrokken.
Zie bijlage R8.1 in het Requiem.
De communicatie stokte toen ik om een verklaring vroeg wat hun houding m.b.t. de eerstegraads kunstvakmaster was. Ik wilde zicht krijgen op hun rol bij het vervolg proces na de sjoemelvalidering van 7 maart. Het KVDO koketteerde met het driehoeksoverleg, maar noemde nergens de VO-raad als partner.

De VO-raad ‘houdt de boot af’, acht zich niet deskundig genoeg, ‘ziet voor zichzelf hier geen rol weggelegd’ Opmerkelijk.

Er ontstaat dus een prominente vacature in het driehoeksoverleg. Een formele vertegenwoordiging van ‘de scholen’ valt weg. Vermoedelijk pakt het KVDO (LKCA?) het mandaat om naar eigen inzicht schoolleiders in te vliegen om ’namens de scholen’ het vervolgtraject te legaliseren.
Rectoren van Kunstprofielscholen, om maar wat te noemen?

In bijlage E7.1 een mailtekst met een verzoek om respons op eerdere correspondentie.
In bijlage E7.2 het antwoord van de VO-raad.

 

8. OCW

In voorgaande jaren was er correspondentie geweest met het ministerie. Gedoe met o.a. onjuist beantwoorde Kamervragen (Staatssecretaris Zijlstra), weggemoffelde correspondentie van en met ambtenaren, leverde uiteindelijk een brief op van R. Minnée. Hij stelde namens de minister dat het ministerie zich niet met dit soort zaken bemoeide. Het was een kwestie van overleg tussen opleidingen, scholen en beroepsgroep. Minnée sloot formeel de discussie (5 augustus 2014, bijlage E8.1). Ik schreef toch een respons (bijlage E8.2) die Minnée niet kon vermurwen. Bijlage E8.3.

Veranderingen deden zich voor n.a.v. de valideringsessies van 23 november 2017 en 7 maart 2018. Ik meende dat er redenen zouden kunnen zijn om de dubieuze procedures te toetsen en de neutrale houding van het ministerie te herzien. Dus, vier jaar later, nogmaals attentie gevraagd voor de Bama-kwestie.

Ik stuurde brieven aan de minister op 15 februari en 30 maart 2018.
De kwestie werd behandeld door de afdeling Burgervragen. In een brief van. 5 april werd verwezen naar de brief van 5 augustus 2014: De zaak werd (opnieuw) als gesloten geacht. (Bijlage E8.4). De aangetoonde sjoemelprocedure was dus geen mening voor standpuntherziening.

Ik begreep dat niet zo erg en startte de aanlevering van bewijsstukken. 10 april, 15 oktober, 21 oktober en 26 november gingen er brieven met bewijsstukken naar de medewerkster van afdeling Burgervragen. Geen respons. Zelfs niet een één-regelige mededeling dat mijn gedram géén gezichtspunten bevatte die de minister tot een herziening van het ‘geen-bemoeienis-standpunt’ kon verleiden.

Omdat ik niet wilde dat OC&W zich achteraf zou kunnen verschuilen achter een ‘niet weten’ besloot ik de minister zelf, aangetekend, nog eens over de zaak te informeren. (Bijlage E8.5 en bijlage E8.6)
Zonder enig gevolg.

In hoofdstuk 2 noemde ik al een opmerkelijk bijverschijnsel: R. Minnée, de ondertekenaar namens OCW van de 2014-brief, was inmiddels directeur van de VH geworden en dus, in die functie, ineens als baas-opleider aanspreekbaar voor het gemalverseerde proces. (zie aldaar)

De ombudsman
Een burger die meent stuk te lopen op het ministerieel circuit kan de Ombudsman om bemiddeling vragen. Dit leek een geëigende situatie.
De Ombudsman ondernam actie, stelde OCW een termijn van zes weken. Die liet het ministerie verlopen. Een tweede rappel leverde een reactie op.

Met verontschuldigingen voor de vertraging meldt Mr. M. de Vries, OCW jurist, in een mail van 16 juli, dat er niet geantwoord was omdat Tamsma eerder kenbaar was gemaakt dat OCW de zaak gesloten achtte. (brief bijlage E8.4)

De medewerkster van de Ombudsman kon dat procedureel billijken; ‘Gelet op deze correspondentie en het feit dat u hetzelfde onderwerp opnieuw aan OCW voorlegt, heeft OCW niet onzorgvuldig gehandeld door hier niet op te reageren…’ en …‘Eerder heb ik u al laten weten dat wij niet bevoegd zijn over het VO en dat wij wet en regelgeving niet toetsen….
Dossier ook van die kant gesloten. Het zij zo.

Ergo: ook de gewijzigde (malafide) omstandigheden na 2014 achtte OCW geen reden om in te grijpen. De minister laat de VH wegkomen met aantoonbaar ondeugdelijke valideringen Zo kan het VH-Vaticaan zijn gang gaan, te meer daar ook de beroepsgroep (VONKC) wegkruipt voor het ‘gezag’ van de opleidingen en ‘de scholen’ (VO-raad) geen reden zien om zich in de discussie te mengen.

Dan blijft nog één instantie over die iets met de materie zou kunnen/willen doen: de inspectie. Toch?

Eén ding heeft mijn gedram bij OCW toch opgeleverd: een gouden garantie dat het ministerie zich niet zal bemoeien met de uitkomsten van een trojka-overleg over de invoering van een eerstegraads master. Dat is zelfs een mooiere uitspraak dan die van minister Bussemaker op het VELON-congres van maart 2013 (* en **)

Enkele van mijn opponenten lieten zich soms ontvallen dat het ministerie nooit in een stelselwijzing zou toestemmen, Onjuist dus.
Had het validering-panel van 7 maart 2018 voor een gegradeerd traject gekozen met een gewone eerstegraads Master, had de minister dat verzoek dus ingewilligd.
Een sprankje hoop voor al die vergaderaars en onderzoekers die nu het volgende (in mijn optiek zinloze) vierjarig paattraject ingingen.

* minister Bussemaker over de eerstegraads bevoegdheid van de kunstvakken (VELON-congres maart 2015)

** Brief 31 maart 2015 aan minister Bussemaker inzake de Masterkwalificaties voor de VHO-kunstdocent

 

9. De onderwijsinspectie

Ook hier zou ik vele bijlagen uit mijn correspondentie kunnen produceren. Die overdaad gaat dan blokkerend werken. Ik besloot om dit hoofdstuk bijlage-loos af te wikkelen. Stukken zijn op aanvraag beschikbaar.
De hoofdlijnen van het discours:.

In de veronderstelling dat inspecties er zijn om ongerechtigheden te constateren (en recht te zetten) meende ik (naïef?) de onderwijsinspectie van de gang van zaken rond onze validering op de hoogte te moeten stellen.
Bij onderwijs, in ieder geval in een kwestie als deze, ligt dat blijkbaar anders.

In minder turbulente tijden had de inspectie al geconstateerd dat ze in valideringsprocessen van opleidingen geen rol speelde;

‘…Als inspectie hebben we niet een directe verantwoordelijkheid m.b.t. het overleg van de opleidingen waarnaar u in uw brief verwijst. De inrichting van het stelsel van lerarenopleidingen en de bevoegdheden voor het kunstonderwijs, is een verantwoordelijkheid van de minister van OCW….’.
(14 mei 2018)

Net als bij de OCW-correspondentie veranderde deze houding niet toen ik met mijn misleidende en malverserende bewijzen kwam. Die werden dus niet geïnspecteerd. Door wie dan wel??

‘….De procedure voor het vaststellen van de landelijke opleidingsprofielen vastgesteld door de Vereniging Hogescholen.
Bij de inspectie zijn ook geen signalen bekend dat de kwaliteit van kunstvakdocenten in het voortgezet onderwijs tekort schiet.
Wij bevestigen hiermee opnieuw dat de inspectie hierin geen verantwoordelijkheid heeft. Om die reden verbinden wij geen gerichte toezichtactie aan uw informatie en beschouwen we de mailwisseling hierover als afgerond.
Mocht u over nieuwe informatie beschikken die ons een andere blik op de situatie kan geven, dan kunt u ons die zeker toesturen. De inspectie zal deze informatie dan opnieuw beoordelen…..’
(6 maart 2019)

Ergo: de inspectie verwijst naar de minister, de minister verwijst naar het tripartite-overleg, de VH kan z’n gang gaan binnen de kaders van de eigen spelregels (ja, het staat er ècht: ‘… vastgesteld door de vereniging Hogescholen…’).

Rest mij, met respect, te berusten in de inspectorale mores  zoals die blijkbaar is. Maar begrijpen doe ik het niet.

 

10. De NVAO

Als overbodig(?) vruchtje op de cake, speciaal door de novicen in het proces die hun stukken niet kennen, nog eens de NVAO:

Al in het embryonale stadium van de NVTO-schermutselingen met betrokken partijen, was er ook contact met de NVAO, vanaf 22 oktober 2008.
Uiteindelijk liet de NVAO weten geen mening te hebben over de eerstegraads status van de volledig bevoegde bachelor. De NVAO accrediteert bacheloropleidingen aan de hand van de eisen die daarvoor (Dublin descriptoren) zijn vastgesteld. ‘ … Over de vraag voor welke vakken de afgestudeerden van beide opleidingen (Bachelor en Master, MT) bevoegdheid (zouden moeten) verwerven kan de NVAO geen standpunt innemen. Dat behoort tot de bevoegdheid van de betrokken staatssecretaris….’ (brieven 6 mei en 27 oktober 2009)….

Het ministerie (dus opnieuw het ministerie) maakt uit welke status die bachelor krijgt.

Accreditaties.
De allereerste accreditatie in onze sector vond plaats in de tijd dat ik nog studieleider was (2007). De Bama-kwestie speelde toen ook al en mijn opleiding (ArtEZ) was de enige die iets meldde over de frictie tussen de volledig bevoegde bachelor en de gewenste eerstegraads master. Bij de andere opleidingen nul komma nul aandacht voor dit fenomeen. Noch vanuit de opleidingen zelf, noch vanuit de accreditatie-panels.
De volgende accreditaties heb ik niet meer in detail gevolgd en dit is de enige plek in mijn dossier waar stelligheden zijn ingeruild voor vermoedens: De accreditaties hebben nergens serieus aandacht gegeven aan de uitzonderlijke (en devaluerende) status van de (ook) VHO-bevoegde kunstvakbachelor. De kwestie is òf niet eens opgemerkt òf weggemoffeld.

Omwille van de toch al overdadige aanlevering van teksten is bij dit NVAO-hoofdstuk gekozen voor een verkort overzicht; in Bijlage E10 treft men een vergaderstuk voor de VONKC-ALV van 20 juni en een passage uit R8.1. het overzicht van perifere instituten.

Zo staan alle relevante gegevens over de rol van de NVAO handzaam bij elkaar.

(Wie aanvullende documenten wil kan met mij contact opnemen.)

 

11. De media

Van diverse kanten is mij gesuggereerd in de media aandacht voor de kwestie te vragen. Natuurlijk is dat gebeurd. In de periode van het ‘kwartet-conflict’ en de blokkade van het VONKC-bestuur om via de eigen media contact te hebben met de leden, was Digischool een effectieve plek om collega’s te informeren.
Onderwijsmedia (CNV, AoB) volstonden met ontvangstbevestigingen van ingezonden persberichten. Volkskrant en Trouw idem. Kunsteducatie is niet ‘hot’ en zelfs malversaties van de VH konden redacties niet warm krijgen.

Ook bij ons eigen Kunstzone heerste een vijandige BaMa/Tamsma-cultuur. Om mij werd een cordon sanitair geplaatst. Het werkveld hoefde niet te weten wat er op BaMa-niveau speelde. Ingezonden teksten werden in de laatste jaren zelfs zonder commentaar of ontvangstbevestiging genegeerd.

In mijn tijd als hoofdredacteur van het Maandblad was inhoudelijk dispuut een prominent gegeven. Sappige discussies waren daar het gevolg van. Maar toen hadden de verenigingen nog hun eigen kolommen en waren de eigen redacteuren daarover de baas.

Toen de redactionele hekken voor mijn informatie aan de collega’s werden gesloten heb ik twee maal advertentieruimte ingekocht om de lezers in ieder geval naar mijn website te kunnen verwijzen. (juli 2015 /blz. 63 en januari 2016 blz. 37). De eerste verwijzing betrof zelfs de letterlijke tekst die minister Bussemaker over onze eerstegraads master uitsprak tijdens het VELON-congres van maart 2015. 800 lerarenopleiders in de zaal, twee vertegenwoordigers van het KVDO en nul van het SAC-Kuo!  Zo leefde de materie onder de regievoerders van ons valideringsproces. Hoofdredactrice Saskia van der Linden vond de master-mening van de minister niet de moeite waard om onder de aandacht van haar lezers te brengen. Dus deed ik het (indirect) zelf maar via die betaalde advertentie.

Opmerkelijk is het dat mijn inventarisatie van de Kunstzones na de validering van 7 maart 2017 geen enkele verwijzing naar deze toch historische gebeurtenis heeft opgeleverd.
In mijn hoofdredactietijd van het Maandblad zou de keuze een andere geweest zijn.
De huidige collega’s hoeven dit blijkbaar niet te weten.

 

12. De cirkel is rond

De opleidingen hadden zich de regie van het valideringsproces toegeëigend. (Met instemming van wie?)
Het LKCA heeft te vaak nagelaten de scharnierfunctie te bekleden die het (althans in het Raamconvenant) kreeg toebedeeld.
De beroepsgroep-vertegenwoordigers hebben overwegend weke knieën getoond en conflict- vermijdend de belangen van de kwaliteit van het vak in het VHO en docenten verkwanseld.
Het ministerie distantieert zich van de kwestie, laat de VH zijn gang gaan, ook als is aangetoond dat het valideringsproces malafide was. Maar … zal zich niet met de kwestie bemoeien!
De inspectie constateert dan ze geen rol heeft in dit proces en dat dat de bevoegdheid van de minister is.
De VO-raad acht zich niet competent en verschuilt zich voorts achter het excuus nooit klachten over de het functioneren van onze Bachelor te hebben gekregen.

De Tweede Kamer heeft kennis genomen van de meest relevante stukken rond deze sjoemelvalidering, maar laat het daar bij. In een brief aan de kamer van 3 november 2011 (nr 32 820) gaf Staatssecretaris Zijlstra domweg onjuiste antwoorden op BaMa-Kamervragen. Een kabinetscrisis rond kunsteducatie leek onwaarschijnlijk. Er is een datsja-fantasie voor nodig om zo’n bewindspersoon (in en andere hoedanigheid) weg te krijgen. Mijn infopakket van 2018 kreeg aandacht van de agendacommissie maar leidde niet tot kamervragen.

Als ik daar zin, tijd en geld voor had zou ik nog een bodemprocedure kunnen beginnen of aangifte tegen de VH-leiding wegens malversering kunnen doen (?).
Het is genoeg geweest.
De nieuwe generatie gaat maar op de eigen blaren zitten. Zeven ordners met meer dan 1000 stukken zijn beschikbaar voor een serieuze onderzoeker, die later nog eens wil aantonen dat we door onze eigen opleidingen en beroepsgroep-vertegenwoordigers de eerstegraads status en kwaliteit van de kunstvakken in het eerste kwart van de 21ste eeuw zijn kwijtgeraakt.

Jammer van alle inspanningen van mijn generatie die veertig jaar geleden de kunstvakken die eerstegraads status hebben gegeven die nu verdampt te zien.

Aerdenhout, augustus 2019.

De ongegradeerde, volledig (ook VHO-) bevoegde Bachelorkunstvakdocent is een spookrijder op het eerstegraads Nederlandse wegennet en moet daar zo snel mogelijk van verwijderd worden.

 

Zeer beknopte samenvatting

Voor wie nog behoefte heeft aan een A4-tje met de naakte essenties van de BaMa-kwestie verwijs ik naar een ‘verbale cartoon’. Een persbericht van voormalig defensieminister Hennis, die de officiersopleidingen wil sluiten omdat (naar het model van de Kunstvakdocenten) met een onderofficieren-opleiding volstaan kan worden.

(uit het Requiem) : R7.4 persbericht minister hennis – KMA volgt opleiding kunstvakdocenten

Requiem voor een Master

Een dossier van de gang van zaken rond de laatste stuiptrekkingen van de kansen op een eerstegraads Master voor de kunstvakdocentenopleidingen. (januari 2015 – september 2018)

Ouverture

De tijd dat archiefstukken op boekenkastplanken traceerbaar waren hebben we achter ons gelaten. Als bovendien de media binnen ons vakgebied onwelgevallige teksten weren en betrokken beroepsgenoten weinig genegen zijn saaie procedureverhandelingen te lezen (laat staan te volgen) kan alleen een digitaal archief nog het karakter van een historische consultatieplek krijgen. Omdat VONKC halsstarrig weigert het eigen verenigingsarchief toegankelijk te maken moet op deze wijze de geschiedenis maar gevrijwaard blijven van vergetelheid. Een nieuwsgierige onderzoeker kan dan ooit nog eens uitzoeken hoe het allemaal zo gekomen is.

Geen sappige lectuur.
Eigenlijk is dit weinig anders dan een selectie uit zes ordners met tien jaar weerbarstigheden, een kralenketting van stukken, brieven en e-mails. Samen tonen ze onomstotelijk aan hoezeer de opleidingen de marges van fatsoenlijke procedures hebben verkend en regelmatig overschreden. Het werkveld werd misleid, manipulaties waren aan de orde. De ‘Volledig Bevoegde Bachelor’ (VBB) moest tot elke prijs gevalideerd worden. Daarnaast heeft de beroepsgroep nagelaten dit proces te blokkeren en schaadde daarmee het belang van status en kwaliteit van de kunstvakken in het VHO. Boude kwalificaties die ik alle onweerlegbaar kan waar kan maken.

Na de opzet van onze eindexamens (1978), de start van een emancipatieproces waar de kunstvakken ‘vanachter de streep’ werden gehaald en ze een volwaardige eerstegraads status verwierven, gaf het laatste decennium een kentering te zien. Niet het ministerie of de politiek, zoals in de startfase van de eindexamenexperimenten, maar de eigen opleidingen koesterden een financieel profijtelijk verdienmodel van de eigen Masteropleidingen boven een generieke master, zoals ooit bedoeld was geweest. Ze negeerden de discussie met het werkveld over de wenselijkheid van het beëindigen van de devaluerende status van onze (ook) eerstegraads bekwame Bachelor.

Wie zich wil verdiepen in de gang van zaken vóór 2015 verwijs ik naar het Bama-dossier, elders op deze website.

De actualisering van dat dossier is expres niet eerder ingezet. De kwetsbare sfeer rond de BaMa-discussie met VONKC en de opleidingen noopte tot vertragende bedachtzaamheid. Modererende bondgenoten in mijn omgeving beteugelden mijn neiging tot confrontatie en gaven de voorkeur aan pogingen het discours met de opponenten gaande te houden. Tot de ALV van 20 juni 2018. Toen bleek dat VONKC op 7 maart akkoord was gegaan met de validering en was er geen reden meer om openheid van zaken verder te vertragen.
De beroepsgroep heeft recht op de waarheid rond deze majeure historische vergissing. Die was ze tot op dat moment, ook door de eigen vakvereniging, onthouden.

Ik ben mij ervan bewust dat veel hier gepubliceerde stukken betrokkenen onaangenaam kunnen treffen of in verlegenheid brengen. Dat is ook de bedoeling. Het werkveld mag weten welke dubieuze processen hebben plaatsgevonden en wie daar verantwoordelijk voor zijn. Steeds heb ik mijn opponenten gelegenheid gegeven commentaar te leveren. Zelden is dat gegeven. Daar waar dat wèl kwam is dat vermeld.

Nog vier opmerkingen:

  1. De aangeboden teksten zijn slechts een klein deel van de beschikbare documenten. Bijna duizend e-mails en andere stukken staan ter beschikking van lezers met aanvullende vragen. Men kan zich daarvoor bij mij melden: m.e.tamsma@planet.nl
  1. In de grote lijnen van het beschreven traject is sprake van acties van ‘het Kwintet van Amersfoort’, een groep die vanaf mei 2016 in het conflict met het VONKC-bestuur gezamenlijk optrad. Los van hen heb ik ook op persoonlijke titel acties gepleegd. Ik meen die stukken als zodanig duidelijk gemarkeerd te hebben.
  1. De loop van het BaMa-conflict kwamen ook allerlei bestuurlijke omissies in beeld die inhoudelijk weinig met de materie te maken hadden. Een deel van de teksten belichten daarom ook kritiek op bestuurlijke onachtzaamheden. Die tekstgedeelten waren moeilijk los te weken van de Masterkwestie. De lezer zal ze soms voor lief moeten nemen.
  1. Kwantitatief speelt VONKC een hoofdrol in deze teksten. Dat komt mede omdat de beslotenheid van het betreffende tijdsbestel (2016 – 2018) daartoe aanleiding geeft. De basis van de Bama-problematiek ligt echter bij de houding van de opleidingen sedert 2004 (KVDO, SAC-Kuo, VH). De beschuldigende vinger voor malafide constructies dient naar hun te wijzen. De beroepsgroep kan verweten worden deze uiteindelijk te hebben gedoogd. De schoolleiders dat ze zich van de kwestie hebben gedistantieerd.

 

De kunstdocent-bachelor is een spookrijder op het Nederlandse eerstegraads wegennet en moet daar zo snel mogelijk van afgehaald worden” (Tamsma, 2017)

Links naar stukken zijn voorzien van een R(Requiem)-code.

1. Start (december 2015 tot 9 mei 2016)

Historisch laat ik dit requiem op 14 december 2015 beginnen, de ledenvergadering van VONKC waar de voorzitter Ruud van der Meer de bijeenkomst afsloot met een ferm credo “de Master gaat er komen”. Een uitspraak die voor mij aanleiding was voor een brief aan het VONKC-bestuur (Bijlage R1.1). Er kwam een kort antwoord van de voorzitter (Bijlage R1.2) en mijn respons was een vergaderstuk voor de ALV van 9 mei (Bijlage R1.3)

2. Juridische schermutselingen: van ALV van 9 mei tot 8 september 2016

Dit vergaderstuk was de opmaat naar de tien minuten spreektijd die ik had gevraagd rond het door mij (!) ingediende agendapunt over de masterkwestie. Het bestuur zelf had die kwestie afgedaan met een korte passage in het jaarverslag over 2015.

De tekst van die 10 minuten (Bijlage R2.1) was een opmaat naar een motie van afkeuring, die ik met steun van zes andere leden (en twee adhesiebetuigingen van notoire vakgenoten, niet-leden) indiende (Bijlage R2.2)

Hoewel ik een ledenraadpleging had aangekondigd was het bestuur toch (onaangenaam) verrast. De vijf aanwezige ‘gewone leden’ werden na het indienen van de motie naar buiten gestuurd, opdat het bestuur zich intern kon beraden. Na hervatting van de vergadering verdedigde voorzitter Ruud van der Meer het bestuursstandpunt rond de BaMa-kwestie en gaf kort gelegenheid te reageren. Daarna werd er over de motie gestemd.

De voorzitter constateerde dat de tien stemmen van achter de bestuurstafel die van de andere (‘gewone leden’) overstemde en de ingebrachte schriftelijke stemmen statutair, op één na, niet hoefden te worden meegeteld. Een meerderheid (alleen dus vanachter de bestuurstafel!!) was tegen en dus was de motie afgewezen.

Dit werd de start van een langdurig prikkeldraadproces dat de volgende twee VONKC-jaren ernstig zou inkleuren en veel negatieve energie activeerde.

Een eerste reactie van het Kwintet kwam op 12 mei (Bijlage R2.3)

Het bestuur kwam vervolgens met een visie op het gebeuren. Eerst in de vorm van een concept verslag van dit agendapunt (Bijlage R2.4). Toen een Kwintet-commentaar (Bijlage R2.4b) en een bestuurlijke reactie op de motie van afkeuring (Bijlage R2.5), een stuk ‘wat wil VONKC’ (Bijlage R2.6) op de website en het commentaar op die notitie (Bijlage R2.7). Leden kregen dat niet te zien.

De ‘acht van Amersfoort’ transformeerde in een kwintet omdat drie motie-indieners (oud-NVTO-voorzitster Leontine Broekhuizen en de beide oud-CITO medewerksters Marjanne Knüppe-Hüske en Marieke Wensing) conflictueuze confrontatie wilde vermeiden.

Belangrijk punt was dat het VONKC-bestuur (nog) geen zicht had op de visie van de opleidingen op het BaMa-traject. Een toegezegd beleidsstuk was nog niet binnen. (Dit Schakeldocument werd pas in de zomer aangeleverd.)

De kwestie bracht de contouren van een extra ledenvergadering op 8 september in beeld en het Kwintet sommeerde het bestuur de leden beter (objectiever) te informeren dan de eigen berichtgeving dat deed. Als vertegenwoordiger van de (duizend) afwezige leden op 9 mei wilde het Kwintet een open brief (met zes bijlagen) aan alle leden over de gang van zaken sturen. (Bijlage R2.8)
Het bestuur schroeide alle communicatielijnen dicht, reageerde niet op Kwintet-verzoeken.
Het Kwintet zocht daarom zijn heil bij Digischool, een podium dat door 6000 collega’s wordt gebruikt. De vuile VONKC-was werd daarmee buiten gehangen, maar dat was het gevolg van het bestuursbesluit om de interne communicatiemiddelen (website en/of Nieuwsbrief) niet te mogen inzetten voor oppositionele geluiden. Het Kwintet dreigde vervolgens met een kort geding om ingediende agendapunten voor 8 september af te dwingen.

Het bestuur schakelde daarop een jurist in en de messen werden geslepen. Juridisch gelijk halen is één ding, omgaan met de empathie van een Algemene Ledenvergadering volgens de bedoelingen van het verenigingsrecht een ander. De keuze van het bestuur om de ledenvergadering af te gelasten en zo van de ingediende agendapunten af te zijn bracht het conflict van de drup in de regen. (Bijlage R2.9)
Doordat de ledenvergadering van 8 september niet gebruikt kon worden om de commoties te temperen en zaken uit te spreken, ontstond een woekerend gezwel dat daarna nog anderhalf jaar zijn destructieve sporen zou nalaten.

Zelfs het ingediende conceptverslag van het BaMa-agendapunt van 9 mei werd, ondanks drie verzoeken van het Kwintet, pas twee jaar later ‘vastgesteld’ in een chaotische non-procedure, waarbij de visie van het Kwintet zoveel mogelijk buiten de vergaderstukken werd gehouden (Bijlage R2.10).

3. De informatieavond van 8 september 2016

De bijeenkomst van 8 september werd dus ontdaan van zijn vergader-status en alleen ingezet als informatieavond van het KVDO over het eigen Schakeldocument.
Leo Zomerdijk, voorzitter van het KVDO (en in een dubbelfunctie SAC-lid, dus eigen-vlees keurende slager!!) kreeg anderhalf uur spreektijd. Piet Hagenaars was als technisch voorzitter door het bestuur aangezocht. En merkwaardige keuze. Hagenaars was een verklaard tegenstander van de master (Kunstzone maart 2016) en had als LKCA-directeur een dubieuze validering afgegeven naar aanleiding van een sessie op 7 maart 2013. Zelfs aanleiding voor het VONKC-bestuur om er twee weken later in een brief aan de minister (26 maart) tegen te protesteren (Bijlage R3.1).
Wie meer van het voortraject naar die 7 maart-bijeenkomst wil weten verwijs ik naar bijlage 15 in het Bama-dossier, elders op deze website.
De reactie van de HBO-raad en mijn reactie daarop staan in bijlage 3 in dat dossier.

Een soortgelijk daadkrachtige reactie tegen quasi valideringsprocedures had VONKC 18 november geschreven aan de LKCA-organisatie van een ‘deskundigen bijeenkomst’ op 20 juni 2014 (Bijlage R3.2)

Ruim voor de vergadering had het Kwintet een kritiek op het Schakeldocument aangeleverd. (Bijlage R3.3) Het bestuur had die niet verspreid. Aanwezigen op de ‘informatieavond’ moesten het dus doen zonder tegengeluiden.
Ondanks herhaalde verzoeken van het Kwintet om tevoren een bestuursvisie op dit document kenbaar te maken kwam die niet. Zo ontstond de indruk dat VONKC de KVDO-tekst omarmde en (gemotiveerde) tegengeluiden expres wegmoffelde opdat de ‘discussie’ rimpelloos zou verlopen. Het overgrote deel van de aanwezigen kende de materie niet of nauwelijks en was onbevangen ontvankelijk voor de zeer basale en eenzijdige KVDO-presentatie. Hagenaars verwees de indieners van de kritiektekst naar het einde van de vergadering. Toen het eenmaal zover was moesten we het vooral ‘kort houden’. Van een discussie was geen sprake.
Yvonne Leenen deelde namens het kwintet nog een tekst ‘kritische voetnoten …’ over de gang van zaken uit. (Bijlage R3.4)

Bij de aanvang van de vergadering had ere-lid en Kwintetter Frits Arnold gevraagd het verslag van de bijeenkomst pas publiek te maken na een conceptronde langs de aanwezigen. Voorzitter Hagenaars zegde dat toe.
Helaas trok het bestuur zich daar niets van aan. Het publiceerde op de website een eigen visie op het gebeuren. Na herhaaldelijke bevraging van deze belofte-breuk bleek een jaar later dat we die tekst niet moesten zien als een verslag, maar een ‘visie van het bestuur’. Hoe bedenk je het. Een non-verslag dus. Bestuurlijke integriteit is hier in het geding. Ik reageerde via de Vakcommunity van Digischool met een eigen verslag (Bijlage R3.5). , want de VONKC-media bleven gesloten voor onwelgevallige geluiden. 6000 collega’s konden zo de vuile was van VONKC zien hangen. Een treurige consequentie van het bestuursbeleid.

4. Vanaf 8 september tot de ALV van 28 november 2016

Gematigde krachten binnen het Kwintet meenden dat een gesprek met het bestuur de kansen op een Master eerder zouden vergroten, dan een verdere juridische schermutseling.
Het zou dan op een bodemprocedure kunnen uitlopen met alle vertragende en financiële consequenties van dien. Een loopgravenoorlog die de master-zaak niet zou dienen.
3 november was er een (vrij onaangenaam) gesprek tussen deputaties van Kwintet en bestuur, beide voorzien van een jurist.
De VONKC-jurist zetten het Kwintet weg als een willekeurig vijftal leden dat zich niet moest inbeelden invloed uit te kunnen oefenen op valide bestuurshandelen. Dat het Kwintet 9 mei de wettelijke vertegenwoordiger was van 1000 afwezige leden ontging hem blijkbaar. De toezichthoudende functie van een ALV ook.
De agenda voor de herfstvergadering (28 november) werd opgesteld en toen deed zich een nieuwe fenomeen voor: het bestuur besloot een deel van die punten niet te behandelen (‘wordt aangehouden’) Daarmee werd het stuwmeer van niet behandelde agendapunten steeds voller. Het is een gotspe dat het bestuur zich later (januari en juni 2018) ‘gegijzeld’ voelde door het grote aantal overstaande ooit ingediende en nooit afgehandelde agendapunten dat ze zelf veroorzaakt had.

Tamsma werd aan het eind van de vergadering weggezet als ‘sfeerverzieker’
Ik reageerde daarop met een notitie ‘Memorandum van een sfeerverzieker’ (Bijlage R4.1) die inging op het arsenaal van bestuurlijke conflicten over uiteenlopende zaken met Kwintet en mijzelf in de voorliggende periode. Deze bijlage heeft meer het karakter van een weerwoord van een getergd persoon die meent steeds integer gehandeld te hebben tegen impulsief en in een emo-modus reagerende bestuurders, dan een exponent van een inhoudelijk debat.

5. Naar de ALV van 19 juni 2017

Niettemin werd er op initiatief van het Kwintet een Advies-commissie ingesteld die de ALV van juni 2017 over het Mastertraject zou adviseren. De weerbarstige formatie ervan zal ik mijn lezers besparen. De commissie kwam er en leverde tijdig een doorwrocht stuk.
Speciale vermelding verdient het redactionele werk van ‘buitenstaander’ Diederik Schönau

Het advies van de commissie was een onverbloemd en gemotiveerd ‘ja’ voor de eerstegraads Master (Bijlage R5.1)
Het advies werd met overweldigende meerderheid aangenomen en zou dus leidraad worden voor aanstaand bestuurlijk handelen. De tekst mocht de 1000 andere leden blijkbaar niet onder ogen komen. Het duurde tot maart 2018 voordat die op de website kwam, weggestopt in een digitaal hoekje.

Om de verziekte sfeer binnen de vereniging tussen bestuur en Kwintet te klaren las waarnemend voorzitter Anne Bos een verklaring voor waarin de gang van zaken in het afgelopen jaar werd betreurd en voornemens werden geuit om op constructieve wijze het komende verenigingsjaar met elkaar in te gaan. Een verbale vredespijp werd gerookt
Zijn verhaal heb ik later ‘de pacificatie van Amersfoort’ genoemd en leek een goede start voor genormaliseerde verhoudingen R5.2 ‘Pacificatie van Amersfoort’

Helaas is die tekst later nooit bij het vergaderverslag gevoegd, noch op de website gepubliceerd en leidt dus onterecht een obscuur bestaan in de verenigingsgeschiedenis. Vermoedelijk hebben alleen de negen (!) aanwezigen de tekst in hun bezit. De 1000 andere leden weten nog van niks.
Ook herhaald aandringen leverde geen openbaarmaking op.
Omdat het bestuur wel Kwintet-kwetsende teksten op de website publiceerde (Bijlage R5.3) en (na herhaald verzoek) niet wilde verwijderen staken de grimmigheden weer de kop op. Een louter eenzijdig vredesverdrag vond het Kwintet wat te veel van het goede. (De pacificatie-voornemens werden op de AVL van 20 juni 2018 door het bestuur openlijk het crematorium ingedragen.)

6. Van 19 juni 2017 naar de ‘herfst ALV’ van 11 december, wegens barre weersomstandigheden verplaatst naar 10 januari 2018
Er was een voor-validering op komst. 23 november organiseerde het KVDO met het LKCA een bijeenkomst met ‘het werkveld’ en leverde o.a. twee stukken die mij de wenkbrauwen deden fronsen.
Het ene bevatte onjuistheden. Het stuk was vermoedelijk door het KVDO ingebracht om de procedure-tijgers op VH-bestuursniveau het idee te geven dat het voortraject netjes was doorlopen. Onwelgevallige omissies waren weggemoffeld, dubieuze valideringen opgevoerd.

Het ander was het Schakeldocument in ongewijzigde vorm. Kras, want er was toch echt 8 september 2016 pittige kritiek opgeleverd. Voor het KVDO geen reden om 14 maanden later het stuk ongewijzigd het werkveld in te sturen als conferentie-stuk. Het SAC, zich beroepend op zijn controlerende functie (mail 6 maart 2015) (Bijlage R9.1) had dit ook laten gebeuren en werd dus mede verantwoordelijk voor de misleidende voorlichting an de congresgangers.

Bovendien: waar ‘het werkveld’ volgens minister Bussemaker zou moeten bestaan uit deputaties van scholen (schoolleiders) en beroepsgroep (o.a. VONKC als veruit grootste belangenvereniging van docenten) bleek een breed palet ‘insiders’ uit het faciliterende circuit aanwezig. Zo kon het begrip ‘werkveld’ worden gekneed naar het gewenste model en een ‘werkveld’-validering van de volledig bevoegde bachelor.
Ik deed ten behoeve van de vergadering een onderzoek naar de valideringsprocedures om VONKC op de hoogte te brengen van de manipulaties die te verwachten waren. (Bijlage R6.1) Dat werd maar matig op- prijs gesteld.

De ALV van 10 januari leverde weer fricties op. Het was de laatste kans voor de aanstaande èchte validering van 7 maart om discussie te voeren over het VONKC-beleid in deze.
Ik zond daarom een aantal vergaderbijlagen in.
Het VONKC-bestuur was ‘not amused

Ik constateerde dat het glasheldere advies van de Adviescommissie, 19 juni door de ALV aangenomen, 23 november niet door VONK bij de pre-validering was ingebracht en het stuk nergens op de website was terug te vinden. De 1000 leden waren dus onwetend gehouden van de master-ontwikkelingen. Ik bracht drie moties in om de te verwachten manipulaties van het KVDO voor te zijn (Bijlage R6.2) Echter: het bestuur bleek tevoren besloten te hebben dat mijn moties niet in stemming gebracht zouden worden. Ze zouden de onderhandelingspositie van de VONKC-delegatie te zeer ondermijnen. Een novum in het verenigingsrecht: moties van leden mogen niet in stemming worden gebracht. Hier zakt de broek van af. Waarvoor houden we nog ledenvergaderingen? Het bestuur had bij haar chronische boventalligheid de democratische bedoelingen van een ledenvergadering gewoon kunnen uitrollen en met 10 (bestuurs-)stemmen tegen elke motie om zeep kunnen helpen, zoals bij VONKC toch al gewoonte is geworden.
Niet dus
Met enig leedvermaak heb ik later kunnen vaststellen dat juist op mijn drie motie-punten de VONKC-delegatie 7 maart nat is gegaan.

7. Van 10 januari naar de ALV van 20 juni 2018

10 januari was beloofd dat het bestuur op de juni-vergadering verantwoording zou afleggen van haar BaMa-acties, meer specifiek de eisen die namens de beroepsgroep beeldend op de valideringconferentie waren neergelegd om een eerstegraads Master te concretiseren.

Het door de ALV van 19 juni 2017 aangenomen advies had het bestuur niet (tijdig) naar de valideringsorganisatie doorgespeeld, de moties van Tamsma (met achteraf een hoge voorspellende waarde) waren al eerder in de prullenbak verdwenen. Zie hierboven.

De opleidingen kregen ‘groen licht” (van wie?? Het verslag toont geen deelnemerslijst, een oude KVDO-truc om de samenstelling van het valideringspanel buiten kritische ogen te houden) en zijn van een hoofdpijndossier af.

Het bestuur leverde een notitie ‘BaMa-commissie schooljaar 2017-2018’ (Bijlage R7.1) waarin het eerder geuite akkoord met de procedures op de website drastisch werd herroepen.

Ik voorzag de vergaderstukken van de ALV van diverse bijlagen en concludeerde dat VONKC de masterkansen had verkwanseld. (Bijlage R7.2) Sterker nog, in genoemd websitebericht van 28 maart (Bijlage R7.3), twee weken na de valideringsconferentie, had het VONKC-bestuur openlijk kenbaar gemaakt akkoord te zijn gegaan met de VBB-validering. De enige concessie van het KVDO was het voornemen om de Masterkwestie ‘op de agenda te zetten’. Een bevestiging van mijn jarenlang herhaald verwijt: ze hadden de kwestie nooit eerder op de agenda gehad!!

De leden zouden op de hoogte gehouden worden (??). In de tijd tussen toen en 20 juni was daar blijkbaar nog geen reden toe.

Als verbale cartoon maakte ik in april een persbericht van minister Hennis over voornemens om de officiersopleiding van de KMA onder te brengen bij de onderofficiersopleiding. (Bijlage R7.4) De vergelijking met onze VBB en de gangbare eerstegraads master bij andere vakken ontging de meeste ontvangers niet. Opleiders bleken ‘not amused’. Dat was te verwachten en ook de bedoeling.

20 juni meldde het bestuur dat het onaangenaam getroffen was door het KVDO-verslag van 7 maart en alsnog bezwaar gemaakt had tegen de conclusies. Die brief aan het KVDO mochten we niet zien. Na de websitetekst van 28 maart maakt het VONKC-bestuur zich natuurlijk bij de VH-Bobo’s belachelijk.

Met een requiemtekst (Bijlage R7.5) sloot ik mijn tien jaar betrokkenheid en adviserende relatie met de beroepsgroep af. Mijn acties had de VONKC-deputatie tot het voorportaal van de validerings-arena gebracht. Daarbinnen waren ze aan eigen initiatief en handelen overgeleverd.
Ik ben in mijn eentje niet de beroepsgroep. ‘Zoek het verder zelf maar uit’ was de concluderende teneur van mijn verhaal.

Omdat beelden in onze sector beter scoren dan teksten tekende ik een overzicht van de valderingsprocedure zoals de minister ons in maart 2015 voorschotelde en de patriarchale variant die de opleidingen zelf voor ogen hadden (en uitvoerden) (Bijlage R7.6)

Als verbale cartoon, en ingegeven door de WK voetbal die in die tijd werd afgewikkeld, bracht ik Bulgarije-kenner Lamsma ten tonele, die de achtereenvolgende coaches van het Nederlands elftal uitvoerig had geadviseerd over de Bulgaarse speelwijze. Vergeefs, zoals nu bleek: Nederland werd in de beslissende wedstrijd weggespeeld. (Bijlage R7.7) Zo verloor VONKC van de opleidingen. Voorzitter Bos hield de ALV nog voor dat er ‘geen andere keus’ was geweest. Ik ben zeer benieuwd wie de bron van die onzin was. Vermoedelijk een KVDO- of SAC-functionaris.

8. Na 20 juni 2018: epiloog

Met open ogen en meer dan afdoende gewaarschuwd heeft de VONKC-deputatie zich op 7 maart laten inpakken door het KVDO.
Het is opmerkelijk dat de protestbrief zelf in bestuursbijlage bij de vergaderstukken van 20 juni (Bijlage R7.1) niet is terug te vinden. De brief zou verzonden zijn. Procedureel is het gewoon over en uit. De opleidingen kunnen na het websitebericht van 28 maart (Bijlage R7.3) de profielen door VONKC gevalideerd achten. Aandoenlijk bestuurlijk geklungel.

Als kennishebbende belastingbetaler wil ik buiten VONKC om nog best mijn geluid laten horen als andere participanten in het Master-proces geïnformeerd moeten worden over de manipulatieve acties van de opleidingen.

Ik schreef een tiental instituten aan die in de coulissen van het Master-toneel een rol spelen.
Ik meldde ze dat ik hun visie op de Volledig Bevoegde Bachelor en het ontbreken van een eerstegraads Master voor de kunstvakken zou bundelen en 20 juni aan de ALV van VONK zou aanbieden.
Een deel van de aangeschrevenen hadden hiervoor meer tijd nodig dan de twee maanden die ze van mij kregen. Mijn overzicht heb ik daardoor alleen in conceptvorm op 20 juni aan het bestuur aangeboden en later gecompleteerd.
Ik heb het alle betrokken instituten toegezonden, evenals een kleine zeventig vakgebied-betrokkenen. (Bijlage R8.1)

Een plezierig gevoel dat ‘niemand’ zich nu meer onwetend kan houden. Met de publicatie op mijn website is het ook toegankelijk voor anderen.

Calamiteiten daargelaten lijkt nu alles geschreven en gezegd wat er over de BaMa- materie te melden valt. De kunstvakken zijn hun eerstegraads status kwijt. Het laat zich niet aanzien dat dit de komende generatie nog hersteld gaat worden.
Docenten mogen weten dat de opleidingen dat veroorzaakt hebben en de eigen beroepsgroep daar het groene licht voor gaf.

Een treurige conclusie, maar, collega’s, jullie hebben dit zelf laten gebeuren.
Minder dan een handvol leden op de ledenvergaderingen van VONKC, chronisch overstemd door een tiental bestuurders, tekenen jullie desinteresse,
De generatie die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw de eerstegraads positie van de kunstvakken heeft bewerkstelligd vindt dat best treurig.

Het zij zo.

Ik ben via m.e.tamsma@planet.nl benaderbaar voor vragen, commentaar, discussie of aanvullende gegevens.

Maarten Tamsma

 september 2018

 

9.   Correspondentie met SAC-voorzitter Thera Jonker

SAC voorzitster Thera Jonker nam een paar keer de moeite mij te informeren over het valideringsproces. Onze correspondentie valt buiten het tijdschema dat is gehanteerd. Ik heb die daarom een aparte plek gegeven.
Haar geste om mij te informeren is op prijs gesteld. Het negeren van mijn aanvullende vragen minder. Maar dit paste binnen de kaders van de wijze waarop opleiders met Tamsma als Persona Non Grata omgingen. Het is ook lastig een discours te starten met argumenten die je niet hebt. (Bijlage R9.1) (Bijlage R9.2)

10. NVAO

De NVAO speelt in dit alles een speciale rol. Ik heb de oude NVTO-koeien van 2008 en 2009 uit de sloot gehaald om nog eens de positie van de accreditatie van onze Bachelor te verduidelijken.
De opleidingen beweren dat hun eerstegraads-bekwaamheden door de NVAO zijn geaccrediteerd. Dat is dus niet zo. (Bijlage R10.1)

 

VONKC euthanaseert het eigen Leerplan

Wie weet over een aantal jaar nog wat er met het VONKC-Leerplan voor Beeldende kunst en vormgeving is gebeurd?
Opdat de treurige gang van zaken niet in de vergetelheid raakt lijkt een historisch overzicht gerechtvaardigd. Al was het maar voor de geschiedschrijving van ons vakgebied.

Tussen 2008 en 2012 heeft een denktank, in opdracht van het VONKC-bestuur, gewerkt aan een taakstellend leerplan voor het vakgebied Beeldende Kunst en Vormgeving. Doelgroep: alle leerlingen in de leeftijd van 4 tot 14 jaar.
Maart 2012 werd dit leerplan aan leden en bestuur aangeboden, met de bedoeling het binnen het Nederlandse onderwijs te implementeren en vier jaar later te evalueren en herzien.
In de vier volgende jaren bleek op de Algemene Ledenvergaderingen een afnemende betrokkenheid van het bestuur bij dit implementatieproces. Uiteindelijk werd het document in 2016 definitief in de ijskast gezet. Het jaar dat een revisie op basis van het gebruik in het werkveld (opleidingen) aan de orde zou zijn geweest. Niet dus. Nog wel consulteerbaar op de website, maar door het bestuur afgeschoten als bruikbaar kwaliteitsmiddel voor het vakgebied.

De gang van zaken stelde mijn als denktankvoorzitter en eindredacteur ernstig teleur. Na jaarlijkse vragen op achtereenvolgende ledenvergaderingen vroeg ik het bestuur (brief 4 maart 2016) om commentaar op en correctie van eventuele onjuistheden in mijn beschuldigingen. Een antwoord bleef uit. Daarop vroeg ik een agendapunt op de ALV van 9 mei 2016 over de gang van zaken.

De tekst ‘zeven minuten Tamsma’ werd uitgesproken op de ALV en was dus voorafgegaan door de brief van 4 maart, waarop niet gereageerd was: de euthanasie op het VONKC Leerplan.

De geschiedenis neemt zijn loop, maar toekomstige generaties mogen best weten wat er met dit leerplan is gebeurd. Altera trof het in 1950 beter met zijn vakvereniging.

Het Leerplan zelf is terug te vinden op deze website: VONKC leerplan beeldende kunst en vormgeving (2013)

Leerplan

Wonderlijke vanzelfsprekendheden (september 2015)

Over merkwaardige procedurele kronkels in de weg naar een eerstegraads Master voor de kunstvakdocentenopleidingen

De al jaren slepende procedure betreffende een Masterkwalificatie voor eerstegraads kunstvakdocenten lijkt in een beslissend stadium te komen. Een stadium dat mede wordt gekenmerkt door een reeks procedures die ‘wonderlijk’ genoemd zouden kunnen worden.
Ik schreef daarover een artikel voor Kunstzone en bood dat begin september 2015 aan de redactie aan. Het blad kent een vrij lange publicatie-cyclus en bovendien een redactiebeleid dat onderhevig is aan tekstvolume-normen. Of en op welke wijze mijn schrijfsel via het tijdschrift het werkveld zal bereiken is (nog) onduidelijk.
Evenzeer is er nog geen concreet zicht op de uitkomsten van de beschreven procedures. Komt er een Master voor de eerstegraads kunstvakdocenten of toch weer een variant van de Volledig Bevoegde Bachelor (VBB) ?

Hieronder de aan Kunstzone aangeboden tekst. Deze is ook in pdf-formaat te downloaden: 150920 – wonderlijke vanzelfsprekendheden

 

Wonderlijke vanzelfsprekendheden

Over merkwaardige procedurele kronkels in de weg naar een eerstegraads Master voor de kunstvakdocentenopleidingen 

Maarten Tamsma

 

een Drommeel

Het zal lezers van Kunstzone niet zijn ontgaan dat ik, in diverse hoedanigheden, al een kleine tien jaar actie voer voor een  eerstegraads (VHO) Master-bevoegdheid voor kunstvakdocenten. Zoals die voor alle andere schoolvakken bestaat.
Sinds de (nooit gevalideerde) invoering van onze Volledig Bevoegde Bachelor (2006), hierna te noemen VBB, werken de kunstvakken met dit exclusieve (en devaluerende) fenomeen. Iets tussen een echte eerstegraads bevoegdheid en tweedegraads kwalificaties. Bovendien  ‘ongedeeld’: ook nog bevoegd voor het buitenschoolse gebied.
Een kruising tussen de eerstegraads één-bultige Dromedaris en een tweedegraads Kameel: een heuse Drommeel dus. Een aparte diersoort in de dierentuin van het Nederlandse onderwijs.

De procedure naar een verandering van deze ongewenste status-aparte wordt gekenmerkt door een reeks wonderlijke ‘vanzelfsprekendheden’ die veranderingstrajecten in het onderwijs kenmerken. De regie is weggegeven aan instituten en HO-Bobo’s. Na het rapport van de commissie Dijsselbloem ‘Tijd voor onderwijs’ (2008) zou je anders mogen verwachten, maar de Haagse hazen lopen nu eenmaal hun eigen-wijze routes, weinig geneigd macht af te staan aan (bijvoorbeeld) het werkveld en de beroepsgroep.

Ik wil mijn collega’s en lezers van Kunstzone deelgenoot maken van de merkwaardige processen die zij over zich heen hebben laten gaan, onwetend of berustend. Dat laatste vermoedelijk vanuit een toenemende horigheid als werknemer aan de nukken van leidinggevenden.

het voorafgaande
Heeeel kort door de bocht de geschiedenis van de Drommeel. Ik verwijs specifiek naar de website van Kunstzone (waarin mijn vier opeenvolgende “Ba/Ma-artikelen)[1], of mijn eigen website waar alle belangrijke stukken bij elkaar staan in het ‘BaMa-dossier’ (maartentamsma.nl )

Om de collega’s dans en drama in de bovenbouw hun eerstegraads (vak) lessen te kunnen laten geven, zonder de als lastig ervaren aanvullende theoretische studie voor kunst algemeen (toen CKV2), besloot de HBO-raad in 2005 de oorspronkelijk tweedegraads Bachelor ook bevoegd te verklaren voor het eerstegraads lesgeven in het vak (toen CKV3).
Het voorstel voor de ontworpen bovenliggende eerstegraads Master werd daarmee ontdaan van de vakverdieping en vervolgens, mede gevoed door het advies Ars Longa scola brevis (Smets en Hover, augustus 2005), als ‘te dun’ afgeschoten door de minister. Gevolg: geen bekostigde (eerstegraads) Masteropleidingen voor de kunstvakken.
De HBO-raad in paniek en een Volledig Bevoegde Drommeel zag het levenslicht. Niks validering meer door het werkveld, gewoon besloten, opgelegd en ingevoerd (2006)

De NVTO was destijds de enige docentenvereniging die bezwaar maakte tegen deze devaluerende kwalificaties. De HBO-raad (later omgedoopt in VH) en het KVDO (samenwerkingsverband van de opleidingen) zegde toe dat het werkveld betrokken zou worden bij evaluerende stappen naar een toekomstige herziening (Brieven van 26 november 2007 en 17 januari 2008). Dat is niet gebeurd en VONKC (na de fusie met de VLBV de erfgenaam van de NVTO werd pas vier jaar later (2012) uitgenodigd om even een validerend kruisje te zetten voor akkoord met een VBB 2.0, een tweede generatie Drommeels.

Niet dus.
VONKC stemde wel in met de kennisbasis, de carrosserie voor het nieuwe vehikel. Daar was weinig aan te sleutelen.
Aardig is het te constateren dat deze kennisbasis voor de kunstvakken werd ontleend aan het (tweedegraads!) model van de VH voor alle andere docentenopleidingen. Er is geen enkele moeite gedaan om zich te spiegelen aan eerstegraads modellen die ook voorhanden waren geweest. Hoezo VHO-bekwaam?

Maar toen de competenties nog, ‘de motor’ voor de nieuwe auto.
VONKC heeft gemotiveerd afgezien van participatie in die validerende vergadering (brief van 6 maart 2013) Een half jaar eerder (23 juli) was het KVDO al gewaarschuwd voor de problemen die het VONKC-bestuur met de procedure had.
De afwezigheid van VONKC is vervolgens buiten het vergaderverslag gebleven, laat staan de motieven daarvoor (!). Niettemin kon het organiserende LKCA geen groen-licht-brief schrijven aan de VH om de nieuwe VBB-kwalificaties gevalideerd te achten. Procedureel kwam de geoliede machine voor een nieuwe versie van de VBB knarsend tot stilstand.

Noodverbanden van consultsessies met deskundigen, werkveldvertegenwoordigers en schoolleiders werden alsnog opgetuigd. Ook daar deugde procedureel niet alles van.
Een voorbeeld:

meerderheidsadvies?
20 juni 2014 was er een tweede consultsessie met ‘deskundigen bovenbouw VO’. De conclusie was dat de meerderheid koos voor (een variant van) de bestaande VBB als kwalificatie voor het VHO en niet voor de Master. VONKC maakte later bezwaar tegen die conclusie (brief 18 november).
Volgens het verslag waren er 42 personen aanwezig. 8 daarvan waren opleiders. Zij hadden hun stem via het KVDO (formeel een adviesorgaan in deze procedure!) moeten laten horen. Voor de medewerkers van het LKCA gold hetzelfde. De 12 VONKC-vertegenwoordigers hadden dus bezwaar aangetekend tegen de conclusies. Bleven 20 anderen over (waarvan de helft uit het buitenschoolse gebied, die niets met de VHO-status van de Master te maken hebben!), dus waar komt die ‘meerderheid’ dan vandaan?
Nu zal hier niet te kwader trouw concluderend zijn gemanipuleerd, tekenend is toch het gemak waarmee met procedures wordt omgegaan. Zorgvuldig kan het niet genoemd worden.
Waarom merkt niemand (behalve Tamsma) dat op?

In het verslag van een vervolgbijeenkomst op 16 juni 2015 zijn de kwalificaties van de deelnemers maar weggelaten. Dan valt er minder te controleren. Ik had die behoefte ook niet, want er werd nu een positief advies voor de Master gegeven. Bravo!

schoolleiders
Omdat de schoolleiders mager in het proces waren betrokken, zijn regionaal nog vier reparatie-sessies belegd om ook hun mening over de eerstegraads Master voor de kunstvakken te horen (2014-15).
Opmerkelijk is dat daar een positief advies voor een eerstegraads Master werd gegeven. Onverwachte bondgenoten dus.

cyclisch proces
Sinds het voorjaar van 2015 was de Master-discussie plots een cyclisch proces geworden. Een nieuw fenomeen.
Aan het verleden was weinig cyclisch op te merken. De geboorte van de Drommeel was een HBO-raad-dictaat zonder enige validering. De herziening van 2013 werd ook zonder vooroverleg ter accordering aan het werkveld aangeboden. Niks cyclisch.
Dat de regisseurs nu eindelijk doorhadden dat het anders zou moeten is aardig om te constateren. Dat je eerst beroepsprofielen moet hebben waarop je vervolgens opleidingscompetenties kunt enten lijkt een verbazingwekkend eureka van KVDO/LKCA en de VH.
Aldus werd in gang gezet. 5 jaar te laat.

‘constructief overleg’

Die kreet duikt ineens in het voorjaar van 2014 op in ambtelijke mailtjes.
Waar hoor ik dat meer?
Minister Kamp van EC gebruikte het bij zijn gesprekken met de Groningse woningeigenaren getroffen door de aardbevingsgevolgen van de gaswinning. Ze waren 30 jaar genegeerd en nu de media zich (eindelijk) tegen het gemis aan redelijke vergoedingen aan de gedupeerde Groningers keerden was er ineens sprake van ‘constructief overleg’.

Zeven jaar lang hebben KVDO en HBO-raad de beroepsgroep (NVTO/VONKC) genegeerd. Procedureel moesten ze vervolgens op de blaren zitten en werd er ‘constructief overleg (?)’ gestart, om toch vooral niet te hoeven toegeven dat er fouten waren gemaakt.
Zo wikkelen Haagse kringen de eigen missers af. 

verbaal beton
Terug naar 2006.
Na de introductie van de ‘illegale’ VBB in 2006 hebben alle opleidingen hun stinkende best gedaan om op papier aan te tonen dat de VBB zeer wel een gekwalificeerde VHO-docent oplevert. Alle andere schoolvakken hebben daar een Master voor nodig, maar de kunstvakken zijn blijkbaar wat makkelijker. Een vierjarige Hbo-opleiding volstaat.

Rond de opleidingscompetenties bouwde iedereen een harde verbale cocon. Een grondwettelijke beschrijving voor de eigen opleiding, die uit de kast gehaald kan worden als de accreditatiecommissie langskomt. Anders dan de visitaties in het verleden (waar ook naar kwaliteit gekeken werd) is het huidige accrediteringsproces verworden tot een monstrueuze verbale procedure-check. Als de teksten deugen, deugt de rest ook.
Misschien valt het alleen ouderen op dat het Nederlandse onderwijs een toenemend verbaal verantwoordings-karakter heeft gekregen, dat veel tijd en energie uit het primaire proces zuigt en waarbij de toets-neurose een zorgelijk bijeffect is geworden.

Probleem nu bij de instellingen is dat de invoering van een eerstegraads Master voor de kunstvakken tot een ‘stelselherziening’ leidt. Dan moet die cocon onttakeld worden. Een investering van duizenden mensuren wordt teniet gedaan. Vele duizenden andere uren zullen moeten worden geïnvesteerd in nieuwe teksten. De opleidingen worden schichtig en veranderen in behoudzuchtige instituten, geen zin om de gebaande VBB-paden te verlaten en in te ruilen voor iets beters.

stelselherziening en Guantánamo.
Sommige instellingen doen daarom moeilijk over de problemen die een invoering van een Master voor onze vakken met zich mee zou brengen.
Zelfs het advies dat het KVDO over de haalbaarheid van een Master liet opstellen schatte die kans daarop klein en adviseerde de opwaardering van ons eerstegraads niveau maar binnen Bachelor varianten te zoeken. Motieven hiervoor werden overigens niet aangedragen. (van Meerkerk/Frankenhuis ‘Citroenen proeven’, augustus 2013 blz. 18)

Ik noem dat het Guantánamo-effect. Als je als instelling (de HBO-raad in 2004) een wangedrocht op de wereld kunt zetten moet je het natuurlijk ook weer kunnen afbreken.
Hoewel, Obama is er ook al 7 jaar met een soortgelijk fenomeen in de weer.

Maar de NVAO[2] heeft de volledig bevoegde kunstvakdocent-Bachelor toch geaccrediteerd?
Nee.
Onder verwijzing naar de NVTO-correspondentie met de NVAO is duidelijk geworden dat onze Bachelor alleen als Bachelor, binnen de kaders van de Dublin-descriptoren, tegen het licht is gehouden. Dat de minister daar een eerstegraads bevoegdheid aan heeft gehangen is geen NVAO zaak (brieven 6 mei en 27 oktober aan de NVTO)  Dit was de HBO-raad bekend en is nog eens (op aangeven van mij) onderschreven in het rapport van Van Meerkerk
Geen HBO-bestuurder kan zich dus hierop beroepen. Helaas is dat wel gebeurd.
Het werkveld pikt dat blijkbaar.

En nu verder? De rol van het SAC-Kuo
Het Sectoraal Advies College KuO is wat het zegt: een club HBO-directieleden uit een bepaalde cluster (in ons geval dus het KuO) die de verenigingsraad adviseert bij zaken die die cluster aangaan.
Ditzelfde SAC (in een andere personele samenstelling) heeft in 2005, zonder enig consult met het werkveld, de instellingsbesturen voorgesteld de tweedegraads Bachelor voor de kunstvakdocenten om te vormen tot een volledige (eerstegraads) vakbevoegdheid (toen CKV3). Zoals eerder gesteld, dat was nodig om het (klein dozijn) eerstegraads dans- en drama-docenten geen extra studietijd te hoeven laten investeren in de theorie, waar ze toch geen zin in hadden. De aanvullende (eerstegraads) Master, destijds gemarkeerd door drie componenten (vakverdieping, interdisciplinariteit en theorie) werd daarmee louter een CKV2 bevoegdheid en dus te min bevonden om een aparte bekostigde opleiding voor op te tuigen.

Goed bedoeld, maar met desastreuze gevolgen, werd de opgepepte Bachelor dus niet voorzien van een Master-vervolg (met eerstegraads civiel effect) en heeft datzelfde SAC vervolgens, alweer zonder overleg (zelfs niet met het eigen KVDO) de instellingsbesturen gevraagd in te stemmen met een Volledig Bevoegde Bachelor.
Vanaf dat moment zitten we dus met een unieke VBB, een gedevalueerde, volledig bevoegde ‘eerstegraads’ Bachelor, de Drommeel.

Het SAC heeft nu weer een belangrijke stem in de procedure die ons de Master zou moeten opleveren. In een persoonlijke mailwisseling heeft de voorzitster de moeite genomen mij gerust te stellen betreffende de transparantie van de te volgen procedure….
Ik heb haar gewezen op het weinig geruststellende verleden en het merkwaardige gegeven dat hogeschool-directies het laatste woord hebben over opleidingskwalificaties.
In de gezondheidszorg zou het ondenkbaar zijn dat ziekenhuisdirecteuren bepalen aan welke opleidingskwalificaties specialisten zouden moeten voldoen. In onderwijsland ligt dat blijkbaar anders.
Niemand, behalve Tamsma, die dat opmerkt of wil opmerken.

Dan de samenstelling van dat SAC. Twee van de vijf leden weten niks van docentenopleidingen, althans zijn vermoedelijk net zo deskundig op mijn vakgebied als ik op het hunne.
Een van de drie anderen is van onbesproken docent-deskundigheid, maar ook KVDO-voorzitter! Nota bene het gremium dat de gegevens voor het besluit aanlevert. Diezelfde voorzitter was KVDO-boegbeeld in een groot deel van de periode waarin nooit het beloofde overleg met het beroepenveld heeft plaatsgevonden en ongegeneerd een voorstel voor een tweede generatie van ongegradeerde Bachelors op het Nederlands onderwijs is losgelaten! En hij moet nu (mede) gaan bepalen of er een Master gaat komen?
De slager keurt zijn eigen drommeel-vlees.

Ik heb het VONKC-bestuur voorgesteld de KVDO-voorzitter in die dubbelfunctie te wraken. VONKC pikt blijkbaar die belangenverstrengeling.

hypocriete dubbelzinnigheid
Als de instellingen zelf zo geloven in de eerstegraads bekwaamheid van hun VVB-gediplomeerden zou je mogen verwachten dat ook bij het eigen aanstellingsbeleid terug te vinden.
Iemand die een eerstegraads Master Engels heeft kan daarmee ook op het HO lesgeven, en krijgt als Master betaald.
Zo niet bij onze kunst-Drommeels. Die is immers een Bachelor, zo redeneert de HO-directie. Eerstegraads of niet, zo iemand krijgt een Bachelor-honorering. Over en uit.

Ik heb zelf, met oud-HBO-inspecteur Jan Dijkstra en het VONKC-rechtsbijstand bureau, argumenten moeten aanleveren om twee individuele gevallen van collega’s met een oude vijfjarige eerstegraads opleiding een Master-salariëring te bezorgen. Uiteindelijk bleek hun vijfjarige opleiding het doorslaggevende motief om de instellingsbestuurders te vermurwen. Zo toont het beleid van de opleidingen zelf aan dat ze een vierjarige VBB een (tweedegraads) Bachelor vinden, ongeacht het VHO-niveau dat ze er zelf hebben opgeplakt. Ongelijk hebben ze niet, maar regel dan ook een eerstegraads Master voor die vakken.
Hypocriete dubbelzinnigheid.

Wordt het geen tijd voor Tamsma om afstand te nemen?
Waarom maakt een gepensioneerde heer zich nog steeds zorgen over deze materie?

In de jaren 80 en 90 stond ik, met anderen, in de frontlinies van het emancipatieproces voor de kunstvakken. Eerst alleen voor tekenen, later voor beeldend, muziek erbij en tenslotte voor het conglomeraat van ‘de kunstvakken’. De vakken werden van ‘achter de streep’ gehaald. De eindexamens zorgden voor een keur aan didactische ontwikkelingen en lesmateriaal.
Ik was voorzitter van de NVTO, hoofdredacteur van het Maandblad, coördinator bij de eindexamenexperimenten, studieleider van een eerstegraads lerarenopleiding, lid (en voorzitter) van het KVDO…deed advies- en bestuur-klussen…..

We hebben in die tijd ruzie gemaakt met bewindslieden en dwarsliggende ambtenaren, tandenknarsend het CPE voor Havo/Mavo zien sneuvelen, maar ook successen geboekt.
Onze externe opponenten deden de interne gelederen sluiten.

Bij de Bachelor-Masterkwestie kregen we echter te maken met interne tegenstanders. Nota bene onze eigen opleidingen liggen dwars!
HO-Bobo’s en instellings-directeuren spelen een dubieuze rol en frustreren de oh zo noodzakelijke gang naar een eerstegraads Master voor onze vakken. Het KVDO en de VH spelen het spel mee. OCW laat zich willens en wetens door foutieve informatie beïnvloeden.
(zie mijn website)

Niemand heeft over de loop der dingen zo’n compleet dossier als ik. Ook niemand anders is blijkbaar vrij van de hiërarchische pressie die de Bobo’s op kennishebbenden uitoefenen. ( ‘….Tamsma je hebt gelijk maar ik kan dat niet onderschrijven want mijn bestuur/directie heeft een andere mening…’)
Van portefeuillehouder van de NVTO in deze kwestie werd ik dossierhouder van VONKC en later een soort klokkenluider-buiten-dienst. Het doel (een VHO-Master voor de kunstvakken) heiligt alle middelen. Als anderen het niet kunnen of willen moet ik het maar doen.
Bovendien: ik heb er nu de tijd voor.

Veel is hier niet verder uitgewerkt. De merkwaardige conclusies van consultsessies waar bezwaren van VONKC onder de tafel verdwenen. De onjuiste antwoorden van staatssecretaris Zijlstra op Kamervragen over onze Master (3 november 2011), het gesjoemel tussen VH en OCW over het uitblijven van overleg met het werkveld, de verkeerde verklaringen van minister Bussemaker tijdens het VELON-congres (maart 2015) over onze Master …. Ik licht ze graag nog eens toe.

Ik beschuldig het collectief van de opleidingen van nalatigheid en minachting van de beroepsgroep. De motieven voor die beschuldigingen heb ik breeduit gepubliceerd. Op één brief van één opleiding na is nooit door iemand de handschoen opgepakt en een discussie aangegaan over mijn (on)gelijk. Een gelijk dat oorverdovende proporties lijkt te hebben aangenomen.
Als het veld straks, mede door mijn acties, alsnog een Master voor VHO-gekwalificeerde docenten krijgt is het niet voor niets geweest en kan dit feuilleton worden afgesloten.
Leuk onderwerp misschien voor een promovendus die ooit nog eens een onderzoek wil doen naar wonderlijke vanzelfsprekendheden in onderwijsprocedures.

Komt er straks toch weer een VBB 3.0 uit de hoed van de VH-bestuurders (en OCW ambtenaren) dan daag ik ze graag uit voor een discussie voor een heeeeeel volle zaal met werkveldbetrokkenen.

September 2015

[1] februari 2007, augustus 2007, januari 2009, juni 2013

[2] Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie

Brief 31 maart 2015 aan minister Bussemaker inzake de Masterkwalificaties voor de VHO-kunstdocent

mevr. Dr. M. Bussemaker, minister van OC&W
Postbus 16375 2500 BJ Den Haag.

31 maart 2015

AANTEKENEN                                                                            

betreft: VELON-congres / Master voor de kunstvakdocentenopleidingen

Zeer geachte mevr. Bussemaker,

Tijdens het VELON-congres in Papendal  jl donderdag reageerde u op een vraag van een docente  inzake  Masterkwalificaties voor docenten kunstvakken voor het eerstegraads gebied. Ze zijn met een volledig bevoegde HBO-Bachelor een uitzondering in het Nederlandse VHO-onderwijs.

In uw antwoord verwees u naar de instemming die de vigerende constructie zou hebben van het werkveld en de opleidingen.
Dat is helaas onjuist. Het initiatief voor de volledig bevoegde Bachelor komt van de HBO-raad (2007) en is destijds zonder enig overleg met het werkveld, laat staan een passende validering,  ingevoerd.

De docentenvereniging NVTO heeft toen als werkveldvertegenwoordiger geprotesteerd tegen de gang van zaken. Er werd door HBO-raad en KVDO overleg toegezegd  in de evaluerende route naar een latere herziening.
Die toezegging is niet nagekomen en VONKC (de erfopvolger van de NVTO) kreeg verrassenderwijs een uitnodiging om in 2013 een paraaf  bij het kruisje te zetten voor akkoord met een tweede generatie opleidingsprofielen voor, opnieuw, een volledig bevoegde Bachelor.

De betrokkenheid  (laat staan instemming) van de NVTO/VONKC bij het redactieproces van deze tweede generatie opleidingscompetenties is een even hardnekkig als onjuist gegeven, in stand gehouden door verkeerde informatie van de VH en KVDO aan uw ministerie.
In een brief van 26 maart 2013 informeerde VONKC-voorzitter Wim Majoor u ook over deze kwestie en verzocht om een interventie van uw kant.
Uw medewerker B. Broerse heeft de kwestie toen ‘afgehandeld’, d.w.z. na een indrukwekkende vertraging namens u geconcludeerd dat de gebleken onjuiste informatie van de VH over genoemde betrokkenheid van werkveldvertegenwoordiger VONKC geen reden was om in de lopende procedures (?) te interveniëren.

Nadat VONKC uit protest tegen de gang van zaken de stekker uit de validering van een nieuwe volledig bevoegde Bachelor had getrokken (maart 2013) is er een reparatie-circuit op gang gekomen. De VH, KVDO en LKCA tuigden alsnog consultsessies op (maart en juni 2014). Tegen de conclusies van het verslag van de laatste sessie heeft VONK bezwaar aangetekend. Er kwam weer een aangeklede Bachelor in beeld, die het gemis aan een ‘echte’ (lees: gewone) Master zou moeten opvangen.

Kortom: het zijn de opleidingen die, om onbekende redenen (openbaar dispuut wordt uit de weg gegaan), de Master voor de kunstvakken in het VHO in de weg staan. Mogelijk zijn de kunstvakken wat makkelijker dan de andere schoolvakken, of hun opleidingen beter: in vier jaar HBO-Bachelor-studie kunnen ze blijkbaar hetzelfde als de andere opleiders in een vijfjarig Mastertraject.

Ik hoop dat het gemis aan werkveldinstemming u tot actie kan bewegen die ook de kunstvakken een VHO-Master gunt.
Uw suggestie van donderdag om zo’n Master ook in het tweedegraads gebied van de kunstvakken in te zetten klonk als een verheugende extra steun voor het streven.

Om misverstanden te voorkomen: ik bericht u niet namens een van de gesprekspartners in het lopende valideringsproces. Ik was KVDO-lid (waarvan 3 jaar voorzitter) in de tijd dat de opzet van de Master- en Bachelor opleidingscompetenties werden geschreven en portefeuillehouder voor deze kwestie van de NVTO, later VONKC. Mijn archief in deze is zonder twijfel het meest uitgebreide in Nederland. De meest relevante stukken in deze ‘Ba/Ma-kwestie’ zijn  terug te vinden op mijn website maartentamsma.nl.

Ik verwacht dat ook anderen gebruik zullen maken van uw uitnodiging om te reageren op uw uitspraken van donderdag en hoop van harte dat nog binnen uw ambtsperiode de weeffout van de HBO-raad van destijds ongedaan kan worden gemaakt.

Hoogachtend,

M.E. Tamsma

N.b. voor de bezoekers van deze website: een antwoord van de minister zal ik t.z.t. toevoegen aan het BaMa-dossier.

minister Bussemaker over de eerstegraads bevoegdheid van de kunstvakken (VELON-congres maart 2015)

minister Bussemaker over de eerstegraads bevoegdheid van de kunstvakken 

 

Het is een goede gewoonte dat tijdens het jaarlijkse VELON[1]-congres de minister aanwezig is om vragen uit het opleidingsveld te beantwoorden.

26 en 27 maart werd het congres in Papendal gehouden. Ten overstaan van 700 aanwezigen werd er dit keer (ook) een vraag gesteld over de eerstegraads bevoegdheid voor de kunstvakken, mede ingegeven door de prominente rol die ArtEZ in de organisatie had.[2]

De uitspraken van de minister zijn markant genoeg om onder aandacht van de kunstvakdocenten te brengen. Ik ben zeven jaar lang dossierhouder van de BaMa (Bachelor-Master)-kwestie geweest en vond de opvattingen van Bussemaker een aardige wending in het treurige feuilleton rond onze Volledig Bevoegde Bachelor (VBB). Vandaar hieronder de letterlijke tekst van de vraag van docente Willemien Cuijpers (Beekdal College Arnhem) en het antwoord van de minister, gevolgd door een kort commentaar van mijn kant.

Willemien Cuijpers:

Voor de meeste schoolvakken wordt er een onderscheid gemaakt voor de eerstegraads bevoegdheid voor de bovenbouw en de tweedegraads bevoegdheid voor de onderbouw. Bij de kunstvakken is dat echter niet geval. Er geldt dan ook geen masterverplichting om in de bovenbouw te mogen lesgeven.

Mijn vraag aan u is:

Heeft het ministerie daar bewust voor gekozen of zou het misschien verstandig zijn om ook voor de kunstvakken in de bovenbouw een Master te eisen?

Het antwoord van Bussemaker:

Hier geldt eigenlijk hetzelfde antwoord als bij de vorige vraag dat de opleidingen en de scholen hier leidend zijn en zij dat onderscheid tot nu toe niet hebben willen maken. [zie mijn commentaar hieronder / MT]  Maar als u, diegenen die hierbij betrokken zijn, zeggen “het zou wèl wenselijk zijn”, dan moeten we gaan kijken of we dat dan ook kunnen implementeren.

Ik kan me voorstellen, … ik zou iets meer willen weten over de achtergronden van waarom de vraagsteller dit wel of niet wenselijk vindt …[…].. , want aan de ene kant kan je zeggen “dan krijg je meer verdieping in de bovenbouw”, dat is logisch, aan de andere kant kan het juist ook voor de onderbouw van enorm groot belang zijn om bij de kunstvakken, waar het gaat om je creativiteit, misschien wel óók die Masterdocenten een rol te geven. [zie mijn commentaar hieronder / MT ]

Kunstvakken zijn niet alleen minder gericht op kennisoverdracht en misschien stelt dat ook wel andere eisen aan de docent die je hebt. Maar ook hier: ik heb dat niet in eerste instantie zelf bepaald. Ik volg ook hier vooral de praktijk en de wens van de scholen en opleidingsinstellingen.

Praat er dan vooral met elkaar verder over wat de voor- en nadelen zijn en laat mij dan weten wat jullie zorgen hierover zijn. Dan kunnen we het gesprek ook op een goede manier voortzetten.

Ik heb tot nu toe in ieder geval niet eerder over gehoord dat dit nu een enorm probleem zou zijn, maar dat komt misschien omdat er met de kunstvakken ook veel in ontwikkeling is. [zie mijn commentaar hieronder / MT ]

Ik ben allang blij dat ik het vak CKV heb weten te behouden …[…] …en dan zijn de diploma’s misschien nu een keer aan de beurt. Maar laten we vooral zorgen dat we die creativiteit .. [..]…ook aan àl onze leerlingen meegeven, in de kunstvakken en daarbuiten…” 

commentaar:

De vragen waren lang tevoren bij de minister ingediend. Ze heeft de antwoorden dus goed kunnen voorbereiden en zal zich door haar ambtenaren hebben laten informeren.

Het is opmerkelijk dat ze volhoudt dat de huidige Volledig Bevoegde Bachelor een bedenksel is van de opleidingen èn het werkveld. Dat laatste is pertinent onjuist en had de minister kunnen weten. Willens en wetens hebben medewerkers van de Vereniging Hogescholen (VH) en OC&W ambtenaren blijkbaar achtergehouden dat het werkveld nooit betrokken is geweest bij een consultatie rond de invoering van de VBB, laat staan een validering ervan. De bewijzen daarvan kan men terugvinden op mijn website[3], meer specifiek bijlage 16 van het Ba/Ma-dossier of verspreid over diverse jaargangen van Kunstzone.

Toen na onderzoek klip en klaar bleek dat de HBO-raad van destijds (nu VH) eigenhandig de VBB had geconstrueerd, bleven de betrokkenen de feiten verdoezelen en doen alsof de invoering van de VBB mede met instemming van de beroepsgroep had plaatsgevonden. De minister is dus door haar ambtenaren op het verkeerde been gezet.

Ik was zo vrij om haar daar, na het VELON-congres, per aangetekend schrijven op te wijzen.

De VH heeft (onder auspiciën van KVDO en LKCA) een reeks herstelwerkzaamheden ingezet om de weeffout van 2007 alsnog te legitimeren. O.a. consultsessies in maart en juni 2014 waren het gevolg. VONKC heeft de conclusies daarvan aangevochten. (Brief 18 november 2014). Dit “Master-proces” loopt nog.

Met argwaan bezie ik vanaf de zijlijn hoe belanghebbenden (voornamelijk opleidingen) een tweede generatie VBB’s willen legaliseren en daarmee opnieuw de positie en kwaliteit van de kunstvakken ernstige schade doen.

Opmerkelijk is het voorts te constateren dat de minister niet op de hoogte zegt te zijn van de problemen rond onze Master. In mijn bezit zijn diverse stukken van ambtenaren die, namens de minister, de ongemakkelijke situatie toedekken. Ook daarvoor verwijs ik naar mijn website-dossier. Kamervragen aan de toenmalige Staatssecretaris Zijlstra (zijn brief van 10 augustus 2011) maken overigens duidelijk dat haar ambtsvoorganger zeer wel op de hoogte was van de fricties en ze zelfs met onjuiste antwoorden afdeed.

tenslotte:

Hoe aardig is het te vernemen dat de Master ook voor onze onderbouwlessen een adequaat middel voor kwaliteitsverbetering wordt geacht. Zouden we dan ècht een keer in positieve zin gediscrimineerd worden ? Van enige vakkencluster waarvoor een Bachelor voldoende blijkt voor het eerstegraads gebied, naar een status dat we zelfs in de onderbouw een kunstvak-Master voor de klas krijgen?

Bravo!

april 2015

[1] Vereniging voor lerarenopleiders Nederland

[2] een filmpje van die sessie is te zien op de website van VELON onder congressen en studiedagen / congres 2015 / antwoorden van de minister

[3] maartentamsma.nl / het BaMa-dossier / bijlage 16