Over merkwaardige procedurele kronkels in de weg naar een eerstegraads Master voor de kunstvakdocentenopleidingen
De al jaren slepende procedure betreffende een Masterkwalificatie voor eerstegraads kunstvakdocenten lijkt in een beslissend stadium te komen. Een stadium dat mede wordt gekenmerkt door een reeks procedures die ‘wonderlijk’ genoemd zouden kunnen worden.
Ik schreef daarover een artikel voor Kunstzone en bood dat begin september 2015 aan de redactie aan. Het blad kent een vrij lange publicatie-cyclus en bovendien een redactiebeleid dat onderhevig is aan tekstvolume-normen. Of en op welke wijze mijn schrijfsel via het tijdschrift het werkveld zal bereiken is (nog) onduidelijk.
Evenzeer is er nog geen concreet zicht op de uitkomsten van de beschreven procedures. Komt er een Master voor de eerstegraads kunstvakdocenten of toch weer een variant van de Volledig Bevoegde Bachelor (VBB) ?
Hieronder de aan Kunstzone aangeboden tekst. Deze is ook in pdf-formaat te downloaden: 150920 – wonderlijke vanzelfsprekendheden
Wonderlijke vanzelfsprekendheden
Over merkwaardige procedurele kronkels in de weg naar een eerstegraads Master voor de kunstvakdocentenopleidingen
Maarten Tamsma
een Drommeel
Het zal lezers van Kunstzone niet zijn ontgaan dat ik, in diverse hoedanigheden, al een kleine tien jaar actie voer voor een eerstegraads (VHO) Master-bevoegdheid voor kunstvakdocenten. Zoals die voor alle andere schoolvakken bestaat.
Sinds de (nooit gevalideerde) invoering van onze Volledig Bevoegde Bachelor (2006), hierna te noemen VBB, werken de kunstvakken met dit exclusieve (en devaluerende) fenomeen. Iets tussen een echte eerstegraads bevoegdheid en tweedegraads kwalificaties. Bovendien ‘ongedeeld’: ook nog bevoegd voor het buitenschoolse gebied.
Een kruising tussen de eerstegraads één-bultige Dromedaris en een tweedegraads Kameel: een heuse Drommeel dus. Een aparte diersoort in de dierentuin van het Nederlandse onderwijs.
De procedure naar een verandering van deze ongewenste status-aparte wordt gekenmerkt door een reeks wonderlijke ‘vanzelfsprekendheden’ die veranderingstrajecten in het onderwijs kenmerken. De regie is weggegeven aan instituten en HO-Bobo’s. Na het rapport van de commissie Dijsselbloem ‘Tijd voor onderwijs’ (2008) zou je anders mogen verwachten, maar de Haagse hazen lopen nu eenmaal hun eigen-wijze routes, weinig geneigd macht af te staan aan (bijvoorbeeld) het werkveld en de beroepsgroep.
Ik wil mijn collega’s en lezers van Kunstzone deelgenoot maken van de merkwaardige processen die zij over zich heen hebben laten gaan, onwetend of berustend. Dat laatste vermoedelijk vanuit een toenemende horigheid als werknemer aan de nukken van leidinggevenden.
het voorafgaande
Heeeel kort door de bocht de geschiedenis van de Drommeel. Ik verwijs specifiek naar de website van Kunstzone (waarin mijn vier opeenvolgende “Ba/Ma-artikelen)[1], of mijn eigen website waar alle belangrijke stukken bij elkaar staan in het ‘BaMa-dossier’ (maartentamsma.nl )
Om de collega’s dans en drama in de bovenbouw hun eerstegraads (vak) lessen te kunnen laten geven, zonder de als lastig ervaren aanvullende theoretische studie voor kunst algemeen (toen CKV2), besloot de HBO-raad in 2005 de oorspronkelijk tweedegraads Bachelor ook bevoegd te verklaren voor het eerstegraads lesgeven in het vak (toen CKV3).
Het voorstel voor de ontworpen bovenliggende eerstegraads Master werd daarmee ontdaan van de vakverdieping en vervolgens, mede gevoed door het advies Ars Longa scola brevis (Smets en Hover, augustus 2005), als ‘te dun’ afgeschoten door de minister. Gevolg: geen bekostigde (eerstegraads) Masteropleidingen voor de kunstvakken.
De HBO-raad in paniek en een Volledig Bevoegde Drommeel zag het levenslicht. Niks validering meer door het werkveld, gewoon besloten, opgelegd en ingevoerd (2006)
De NVTO was destijds de enige docentenvereniging die bezwaar maakte tegen deze devaluerende kwalificaties. De HBO-raad (later omgedoopt in VH) en het KVDO (samenwerkingsverband van de opleidingen) zegde toe dat het werkveld betrokken zou worden bij evaluerende stappen naar een toekomstige herziening (Brieven van 26 november 2007 en 17 januari 2008). Dat is niet gebeurd en VONKC (na de fusie met de VLBV de erfgenaam van de NVTO werd pas vier jaar later (2012) uitgenodigd om even een validerend kruisje te zetten voor akkoord met een VBB 2.0, een tweede generatie Drommeels.
Niet dus.
VONKC stemde wel in met de kennisbasis, de carrosserie voor het nieuwe vehikel. Daar was weinig aan te sleutelen.
Aardig is het te constateren dat deze kennisbasis voor de kunstvakken werd ontleend aan het (tweedegraads!) model van de VH voor alle andere docentenopleidingen. Er is geen enkele moeite gedaan om zich te spiegelen aan eerstegraads modellen die ook voorhanden waren geweest. Hoezo VHO-bekwaam?
Maar toen de competenties nog, ‘de motor’ voor de nieuwe auto.
VONKC heeft gemotiveerd afgezien van participatie in die validerende vergadering (brief van 6 maart 2013) Een half jaar eerder (23 juli) was het KVDO al gewaarschuwd voor de problemen die het VONKC-bestuur met de procedure had.
De afwezigheid van VONKC is vervolgens buiten het vergaderverslag gebleven, laat staan de motieven daarvoor (!). Niettemin kon het organiserende LKCA geen groen-licht-brief schrijven aan de VH om de nieuwe VBB-kwalificaties gevalideerd te achten. Procedureel kwam de geoliede machine voor een nieuwe versie van de VBB knarsend tot stilstand.
Noodverbanden van consultsessies met deskundigen, werkveldvertegenwoordigers en schoolleiders werden alsnog opgetuigd. Ook daar deugde procedureel niet alles van.
Een voorbeeld:
meerderheidsadvies?
20 juni 2014 was er een tweede consultsessie met ‘deskundigen bovenbouw VO’. De conclusie was dat de meerderheid koos voor (een variant van) de bestaande VBB als kwalificatie voor het VHO en niet voor de Master. VONKC maakte later bezwaar tegen die conclusie (brief 18 november).
Volgens het verslag waren er 42 personen aanwezig. 8 daarvan waren opleiders. Zij hadden hun stem via het KVDO (formeel een adviesorgaan in deze procedure!) moeten laten horen. Voor de medewerkers van het LKCA gold hetzelfde. De 12 VONKC-vertegenwoordigers hadden dus bezwaar aangetekend tegen de conclusies. Bleven 20 anderen over (waarvan de helft uit het buitenschoolse gebied, die niets met de VHO-status van de Master te maken hebben!), dus waar komt die ‘meerderheid’ dan vandaan?
Nu zal hier niet te kwader trouw concluderend zijn gemanipuleerd, tekenend is toch het gemak waarmee met procedures wordt omgegaan. Zorgvuldig kan het niet genoemd worden.
Waarom merkt niemand (behalve Tamsma) dat op?
In het verslag van een vervolgbijeenkomst op 16 juni 2015 zijn de kwalificaties van de deelnemers maar weggelaten. Dan valt er minder te controleren. Ik had die behoefte ook niet, want er werd nu een positief advies voor de Master gegeven. Bravo!
schoolleiders
Omdat de schoolleiders mager in het proces waren betrokken, zijn regionaal nog vier reparatie-sessies belegd om ook hun mening over de eerstegraads Master voor de kunstvakken te horen (2014-15).
Opmerkelijk is dat daar een positief advies voor een eerstegraads Master werd gegeven. Onverwachte bondgenoten dus.
cyclisch proces
Sinds het voorjaar van 2015 was de Master-discussie plots een cyclisch proces geworden. Een nieuw fenomeen.
Aan het verleden was weinig cyclisch op te merken. De geboorte van de Drommeel was een HBO-raad-dictaat zonder enige validering. De herziening van 2013 werd ook zonder vooroverleg ter accordering aan het werkveld aangeboden. Niks cyclisch.
Dat de regisseurs nu eindelijk doorhadden dat het anders zou moeten is aardig om te constateren. Dat je eerst beroepsprofielen moet hebben waarop je vervolgens opleidingscompetenties kunt enten lijkt een verbazingwekkend eureka van KVDO/LKCA en de VH.
Aldus werd in gang gezet. 5 jaar te laat.
‘constructief overleg’
Die kreet duikt ineens in het voorjaar van 2014 op in ambtelijke mailtjes.
Waar hoor ik dat meer?
Minister Kamp van EC gebruikte het bij zijn gesprekken met de Groningse woningeigenaren getroffen door de aardbevingsgevolgen van de gaswinning. Ze waren 30 jaar genegeerd en nu de media zich (eindelijk) tegen het gemis aan redelijke vergoedingen aan de gedupeerde Groningers keerden was er ineens sprake van ‘constructief overleg’.
Zeven jaar lang hebben KVDO en HBO-raad de beroepsgroep (NVTO/VONKC) genegeerd. Procedureel moesten ze vervolgens op de blaren zitten en werd er ‘constructief overleg (?)’ gestart, om toch vooral niet te hoeven toegeven dat er fouten waren gemaakt.
Zo wikkelen Haagse kringen de eigen missers af.
verbaal beton
Terug naar 2006.
Na de introductie van de ‘illegale’ VBB in 2006 hebben alle opleidingen hun stinkende best gedaan om op papier aan te tonen dat de VBB zeer wel een gekwalificeerde VHO-docent oplevert. Alle andere schoolvakken hebben daar een Master voor nodig, maar de kunstvakken zijn blijkbaar wat makkelijker. Een vierjarige Hbo-opleiding volstaat.
Rond de opleidingscompetenties bouwde iedereen een harde verbale cocon. Een grondwettelijke beschrijving voor de eigen opleiding, die uit de kast gehaald kan worden als de accreditatiecommissie langskomt. Anders dan de visitaties in het verleden (waar ook naar kwaliteit gekeken werd) is het huidige accrediteringsproces verworden tot een monstrueuze verbale procedure-check. Als de teksten deugen, deugt de rest ook.
Misschien valt het alleen ouderen op dat het Nederlandse onderwijs een toenemend verbaal verantwoordings-karakter heeft gekregen, dat veel tijd en energie uit het primaire proces zuigt en waarbij de toets-neurose een zorgelijk bijeffect is geworden.
Probleem nu bij de instellingen is dat de invoering van een eerstegraads Master voor de kunstvakken tot een ‘stelselherziening’ leidt. Dan moet die cocon onttakeld worden. Een investering van duizenden mensuren wordt teniet gedaan. Vele duizenden andere uren zullen moeten worden geïnvesteerd in nieuwe teksten. De opleidingen worden schichtig en veranderen in behoudzuchtige instituten, geen zin om de gebaande VBB-paden te verlaten en in te ruilen voor iets beters.
stelselherziening en Guantánamo.
Sommige instellingen doen daarom moeilijk over de problemen die een invoering van een Master voor onze vakken met zich mee zou brengen.
Zelfs het advies dat het KVDO over de haalbaarheid van een Master liet opstellen schatte die kans daarop klein en adviseerde de opwaardering van ons eerstegraads niveau maar binnen Bachelor varianten te zoeken. Motieven hiervoor werden overigens niet aangedragen. (van Meerkerk/Frankenhuis ‘Citroenen proeven’, augustus 2013 blz. 18)
Ik noem dat het Guantánamo-effect. Als je als instelling (de HBO-raad in 2004) een wangedrocht op de wereld kunt zetten moet je het natuurlijk ook weer kunnen afbreken.
Hoewel, Obama is er ook al 7 jaar met een soortgelijk fenomeen in de weer.
Maar de NVAO[2] heeft de volledig bevoegde kunstvakdocent-Bachelor toch geaccrediteerd?
Nee.
Onder verwijzing naar de NVTO-correspondentie met de NVAO is duidelijk geworden dat onze Bachelor alleen als Bachelor, binnen de kaders van de Dublin-descriptoren, tegen het licht is gehouden. Dat de minister daar een eerstegraads bevoegdheid aan heeft gehangen is geen NVAO zaak (brieven 6 mei en 27 oktober aan de NVTO) Dit was de HBO-raad bekend en is nog eens (op aangeven van mij) onderschreven in het rapport van Van Meerkerk
Geen HBO-bestuurder kan zich dus hierop beroepen. Helaas is dat wel gebeurd.
Het werkveld pikt dat blijkbaar.
En nu verder? De rol van het SAC-Kuo
Het Sectoraal Advies College KuO is wat het zegt: een club HBO-directieleden uit een bepaalde cluster (in ons geval dus het KuO) die de verenigingsraad adviseert bij zaken die die cluster aangaan.
Ditzelfde SAC (in een andere personele samenstelling) heeft in 2005, zonder enig consult met het werkveld, de instellingsbesturen voorgesteld de tweedegraads Bachelor voor de kunstvakdocenten om te vormen tot een volledige (eerstegraads) vakbevoegdheid (toen CKV3). Zoals eerder gesteld, dat was nodig om het (klein dozijn) eerstegraads dans- en drama-docenten geen extra studietijd te hoeven laten investeren in de theorie, waar ze toch geen zin in hadden. De aanvullende (eerstegraads) Master, destijds gemarkeerd door drie componenten (vakverdieping, interdisciplinariteit en theorie) werd daarmee louter een CKV2 bevoegdheid en dus te min bevonden om een aparte bekostigde opleiding voor op te tuigen.
Goed bedoeld, maar met desastreuze gevolgen, werd de opgepepte Bachelor dus niet voorzien van een Master-vervolg (met eerstegraads civiel effect) en heeft datzelfde SAC vervolgens, alweer zonder overleg (zelfs niet met het eigen KVDO) de instellingsbesturen gevraagd in te stemmen met een Volledig Bevoegde Bachelor.
Vanaf dat moment zitten we dus met een unieke VBB, een gedevalueerde, volledig bevoegde ‘eerstegraads’ Bachelor, de Drommeel.
Het SAC heeft nu weer een belangrijke stem in de procedure die ons de Master zou moeten opleveren. In een persoonlijke mailwisseling heeft de voorzitster de moeite genomen mij gerust te stellen betreffende de transparantie van de te volgen procedure….
Ik heb haar gewezen op het weinig geruststellende verleden en het merkwaardige gegeven dat hogeschool-directies het laatste woord hebben over opleidingskwalificaties.
In de gezondheidszorg zou het ondenkbaar zijn dat ziekenhuisdirecteuren bepalen aan welke opleidingskwalificaties specialisten zouden moeten voldoen. In onderwijsland ligt dat blijkbaar anders.
Niemand, behalve Tamsma, die dat opmerkt of wil opmerken.
Dan de samenstelling van dat SAC. Twee van de vijf leden weten niks van docentenopleidingen, althans zijn vermoedelijk net zo deskundig op mijn vakgebied als ik op het hunne.
Een van de drie anderen is van onbesproken docent-deskundigheid, maar ook KVDO-voorzitter! Nota bene het gremium dat de gegevens voor het besluit aanlevert. Diezelfde voorzitter was KVDO-boegbeeld in een groot deel van de periode waarin nooit het beloofde overleg met het beroepenveld heeft plaatsgevonden en ongegeneerd een voorstel voor een tweede generatie van ongegradeerde Bachelors op het Nederlands onderwijs is losgelaten! En hij moet nu (mede) gaan bepalen of er een Master gaat komen?
De slager keurt zijn eigen drommeel-vlees.
Ik heb het VONKC-bestuur voorgesteld de KVDO-voorzitter in die dubbelfunctie te wraken. VONKC pikt blijkbaar die belangenverstrengeling.
hypocriete dubbelzinnigheid
Als de instellingen zelf zo geloven in de eerstegraads bekwaamheid van hun VVB-gediplomeerden zou je mogen verwachten dat ook bij het eigen aanstellingsbeleid terug te vinden.
Iemand die een eerstegraads Master Engels heeft kan daarmee ook op het HO lesgeven, en krijgt als Master betaald.
Zo niet bij onze kunst-Drommeels. Die is immers een Bachelor, zo redeneert de HO-directie. Eerstegraads of niet, zo iemand krijgt een Bachelor-honorering. Over en uit.
Ik heb zelf, met oud-HBO-inspecteur Jan Dijkstra en het VONKC-rechtsbijstand bureau, argumenten moeten aanleveren om twee individuele gevallen van collega’s met een oude vijfjarige eerstegraads opleiding een Master-salariëring te bezorgen. Uiteindelijk bleek hun vijfjarige opleiding het doorslaggevende motief om de instellingsbestuurders te vermurwen. Zo toont het beleid van de opleidingen zelf aan dat ze een vierjarige VBB een (tweedegraads) Bachelor vinden, ongeacht het VHO-niveau dat ze er zelf hebben opgeplakt. Ongelijk hebben ze niet, maar regel dan ook een eerstegraads Master voor die vakken.
Hypocriete dubbelzinnigheid.
Wordt het geen tijd voor Tamsma om afstand te nemen?
Waarom maakt een gepensioneerde heer zich nog steeds zorgen over deze materie?
In de jaren 80 en 90 stond ik, met anderen, in de frontlinies van het emancipatieproces voor de kunstvakken. Eerst alleen voor tekenen, later voor beeldend, muziek erbij en tenslotte voor het conglomeraat van ‘de kunstvakken’. De vakken werden van ‘achter de streep’ gehaald. De eindexamens zorgden voor een keur aan didactische ontwikkelingen en lesmateriaal.
Ik was voorzitter van de NVTO, hoofdredacteur van het Maandblad, coördinator bij de eindexamenexperimenten, studieleider van een eerstegraads lerarenopleiding, lid (en voorzitter) van het KVDO…deed advies- en bestuur-klussen…..
We hebben in die tijd ruzie gemaakt met bewindslieden en dwarsliggende ambtenaren, tandenknarsend het CPE voor Havo/Mavo zien sneuvelen, maar ook successen geboekt.
Onze externe opponenten deden de interne gelederen sluiten.
Bij de Bachelor-Masterkwestie kregen we echter te maken met interne tegenstanders. Nota bene onze eigen opleidingen liggen dwars!
HO-Bobo’s en instellings-directeuren spelen een dubieuze rol en frustreren de oh zo noodzakelijke gang naar een eerstegraads Master voor onze vakken. Het KVDO en de VH spelen het spel mee. OCW laat zich willens en wetens door foutieve informatie beïnvloeden.
(zie mijn website)
Niemand heeft over de loop der dingen zo’n compleet dossier als ik. Ook niemand anders is blijkbaar vrij van de hiërarchische pressie die de Bobo’s op kennishebbenden uitoefenen. ( ‘….Tamsma je hebt gelijk maar ik kan dat niet onderschrijven want mijn bestuur/directie heeft een andere mening…’)
Van portefeuillehouder van de NVTO in deze kwestie werd ik dossierhouder van VONKC en later een soort klokkenluider-buiten-dienst. Het doel (een VHO-Master voor de kunstvakken) heiligt alle middelen. Als anderen het niet kunnen of willen moet ik het maar doen.
Bovendien: ik heb er nu de tijd voor.
Veel is hier niet verder uitgewerkt. De merkwaardige conclusies van consultsessies waar bezwaren van VONKC onder de tafel verdwenen. De onjuiste antwoorden van staatssecretaris Zijlstra op Kamervragen over onze Master (3 november 2011), het gesjoemel tussen VH en OCW over het uitblijven van overleg met het werkveld, de verkeerde verklaringen van minister Bussemaker tijdens het VELON-congres (maart 2015) over onze Master …. Ik licht ze graag nog eens toe.
Ik beschuldig het collectief van de opleidingen van nalatigheid en minachting van de beroepsgroep. De motieven voor die beschuldigingen heb ik breeduit gepubliceerd. Op één brief van één opleiding na is nooit door iemand de handschoen opgepakt en een discussie aangegaan over mijn (on)gelijk. Een gelijk dat oorverdovende proporties lijkt te hebben aangenomen.
Als het veld straks, mede door mijn acties, alsnog een Master voor VHO-gekwalificeerde docenten krijgt is het niet voor niets geweest en kan dit feuilleton worden afgesloten.
Leuk onderwerp misschien voor een promovendus die ooit nog eens een onderzoek wil doen naar wonderlijke vanzelfsprekendheden in onderwijsprocedures.
Komt er straks toch weer een VBB 3.0 uit de hoed van de VH-bestuurders (en OCW ambtenaren) dan daag ik ze graag uit voor een discussie voor een heeeeeel volle zaal met werkveldbetrokkenen.
September 2015
[1] februari 2007, augustus 2007, januari 2009, juni 2013
[2] Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie