Post postscriptum: sjoemelvalidering 2

Over misleiding, malversaties en ongeldige valideringen

De Vereniging Hogescholen heeft het werkveld misleid en het valideringsproces voor de kunstvakdocentenopleidingen gemalverseerd. Het ministerie kijkt weg, de inspectie acht zich niet bevoegd iets te vinden, het LKCA heeft geen schone handen, de NVAO heeft opleidingen geaccrediteerd die nooit reglementair gevalideerd zijn, de VO-raad acht zich niet deskundig en beroepsvereniging VONKC heeft de kansen op een eerstegraads master voor de kunstvakken verkwanseld.
Daarom:

Post postscriptum, toch nog een nawoord.
De lezer van deze webplek heeft nog recht op een nawoord. Na de publicatie van voorgaande sjoemel-epiloog en het Master-requiem waren er toch nog wat ontwikkelingen die niet onvermeld kunnen blijven.

Om te beginnen twee aangetekende brieven: aan de minister van OC&W en het VH-bestuur, beide gedateerd 27 september 2019.
In die aan de onderwijsminister (bijlage P1) constateer ik dat de verwerpelijke gang van zaken rond de validering van onze Volledig Bevoegde Bachelor (VBB) voor haar geen reden bleek de non-interventie-positie te verlaten. Ik meldde dat ik het werkveld daarvan op de hoogte zou brengen. De brief werd niet beantwoord. Na een klacht bij de Ombudsman en de gebruikelijke ministeriële vertragingen wordt verwezen naar een brief van 2014 waarin de neutraliteit van het ministerie wordt bevestigd. (bijlage P2) Daarmee is de zaak afgedaan, vindt OC&W.
In de brief aan het VH-bestuur (bijlage P3) bevestigde ik nog eens mijn beschuldigingen en kondigde ik de openbaarmaking ervan via deze website aan. Ook hier geen antwoord.
Wie de onderbouwing van die beschuldigingen wil nalezen verwijs ik naar mijn brief van 3 april 2019 aan het VH-bestuur. (bijlage P4)

De presentielijst van de sjoemelvalidering
Bovendien kreeg de Ledenvergadering van VONKC op 29 november 2019 te maken met een opmerkelijk fenomeen: de presentielijst van de valideringssessie van 7 maart 2018, een jaar eerder als ‘kwijt’ gekwalificeerd. Hij was plots door het KVDO teruggevonden! Aanwezige VONKC-leden kregen de tekst uitgedeeld voorzien van een disclaimer. De lijst mocht niet buiten deze vergadering gebruikt worden. Deze KVDO- disclaimer werd blijkbaar door het VONKC-bestuur ondersteund en voorzien van een eigen VONKC-disclaimer. De kwestie was vermoedelijk te delicaat om bekend te worden onder de duizend niet-aanwezige leden. Onbegrijpelijk, want de valideerders van maart 2018 waren aanwezig in een vertegenwoordigende functie. Zoals nu aangeleverd, naamloos, wordt geen privacy geschaad.

20 maanden na de validering komt het KVDO dus alsnog met de zoekgeraakte (?) presentielijst. De ‘brede instemming’, die de KVDO-voorzitter in juli 2018 meende te kunnen constateren, zou hiermee bevestigd kunnen worden.
De VONKC-leden moesten op 29 november deze disclaimer-doofpot-truc voor lief nemen en mochten er verder niets mee doen.
Ik liet het daar niet bij zitten en heb, proactief, de Autoriteit Persoonsgegevens de zaak voorgelegd en geopperd dat er sprake zou kunnen zijn van een vermoedelijk misbruik van het disclaimer-fenomeen (aangetekende brief van 27 december 2019). 9 maart kwam er een uitvoerig (vertrouwelijk) antwoord terug dat mij sterkte in mijn opvatting dat de disclaimer niet deugde.

Een aantal hooggekwalificeerde juristen in mijn omgeving kwamen tot een eenduidige conclusie, aardig gekarakteriseerd door een van hen:

‘Deze disclaimer is een juridisch tandeloze truc; niets anders dan een doofpot-poging’

Ik kon mijn gang gaan en gewoon publiceren. Het werkveld mag weten welke hoedanigheden door het KVDO gekwalificeerd werden gevonden om de uitgenodigde panelleden gemandateerd te achten en namens het werkveld (scholen en beroepsgroep) de gevraagde validering voor onze VBB af te geven.

Bekijk het stuk zelf (bijlage P5). De namen van de document-ontvangers waren gemarkeerd, zodat eventuele ‘klokkenluiders’ (ikzelf dus in dit geval) direct traceerbaar zouden zijn. Mij hangt opsluiting in Guantánamo boven het hoofd.
De verleiding is groot om de VH en VONKC aan te klagen wegens misbruik van een disclaimer, maar dat moet een ander dan maar doen. Ik heb vijftien jaar genoeg BaMa aan mijn hoofd gehad. Deze schandpaal voor de verantwoordelijke malverseurs vind ik genoeg.

Het KVDO bood dus (namens de opleidingen) de VBB-opleidingsprofielen aan een valideringspanel van het werkveld aan. Dat werkveld bestaat volgens de ministeriële definitie uit vertegenwoordigers van scholen (schoolleiders) en de beroepsgroep (docenten). Omdat het heikele twistpunt al jaren de volledige bevoegdheid was (inclusief het eerstegraads VHO) zijn adequate valideerders vooral VHO-betrokkenen. Docenten uit het tweedegraads gebied of PO kunnen geen bruikbare mening hebben over de opleidingsbekwaamheden in de bovenbouw. Vertegenwoordigers uit het buitenschoolse gebied al helemaal niet.

Het KVDO had een applausmachine van zeventien opleiders ingereden. Die mogen best vanaf de publieke tribune toehoren wat de scholen en het beroepenveld van de voorstellen van hun eigen studieleiders vinden, maar niet aan de discussie deelnemen. Laat staan een meningspeiling beïnvloeden.
Voorts zien we (6 + 10 =) zestien vertegenwoordigers van ‘buitenschoolse instituten’. Ze hebben uitgebreid de kans gehad om het KVDO van advies te dienen. Ook zij hebben geen rol als onderdeel van ‘het werkveld’. Voor lesgeven aan een buitenschools instituut is geen diploma van een lerarenopleiding meer nodig. Met het VHO hebben deze instituten niets te maken.

Ofschoon: . . . . Het LKCA had in haar functie van expertise-instituut het KVDO in 2015 een advies gegeven over de wenselijkheid van een eerstegraads master voor het VHO. (Gerrits/Roorda: ‘De kunstdocent bovenbouw havo en vwo’, september 2015) Deze KVDO-onwelgevallige aanbevelingen waren door de opleidingen in het voortraject naar de valideringssessie uit de vergaderstukken weggelaten.
Ook de LKCA-gedeputeerden zouden dus vanwege hun adviesfunctie op de publieke tribune gezeten moeten hebben, maar hadden ook van daar duidelijk kunnen maken dat die eerstegraads Master er moet komen. Niets van dat alles. Zie het verslag van de vergadering. (bijlage 6)
De ene SLO’er zal wel een belangstellende toehoorder zijn geweest.

De zestien vo-docenten zijn niet geoormerkt. Onduidelijk is hoeveel daarvan VHO-ervaring inbrachten en hoeveel een oude vijfjarige opleidingen hadden en al master-waardig waren. Dus wie van de 16 vo-docenten kon met VHO-gezag iets melden over het eerstegraads gebied?

De vier aanwezige schoolleiders vormden een wel zeer dunne vertegenwoordiging van de categorie ‘scholen’ en de 4 x ‘vakvereniging incl. SBK’ (Strategisch Beraad Kunst- en cultuureducatie) zou dan de VONKC-deputatie geweest moeten zijn? Nou, ze waren daar zeker niet (ook) namens dit Beraad! Dus waar zijn de vier vertegenwoordigers van de duizend VONKC’ers gebleven? En die van de andere docentenverenigingen?
De slimme KVDO-organisatie had ze als individueel panellid geoormerkt. Niet als vertegenwoordigers van de 1000 VONKC-docenten, het veruit grootste segment van de VHO-sector kunstvakken in ons onderwijs. Zo moffel je het volume van lastige opponenten uit de procedure en concluderende stukken weg.
Eén PO-schoolleider mag ook wel wat vinden, maar liever niet over het VHO-segment van ons onderwijs, en de ene MBO-docent is een magere vertegenwoordiging van deze belangrijke (tweedegraads) doelgroep.

Kortom de malverserende traditie die het hele KVDO-valideringsproces kenmerkt werd op 7 maart 2018 consequent voortgezet. Op basis van ‘een brede instemming’ van een niet-validerings-gerechtige groep werd er haastig naar het VH-bestuur gecommuniceerd dat het BaMa-hoofdpijndossier gesloten kon worden. Er was gevalideerd. De vlag kon uit op de Haagse Prinsessegracht.
De presentielijst bewijst nog eens onomstotelijk dat het validerings-panel in geen enkel opzicht voldeed aan de eisen van een fatsoenlijk valideringsproces en bevestigt dat we met een sjoemelvalidering te maken hebben. Maar dat wisten we al.

Ik zal op de juni-vergadering van VONKC op de zaak terug komen en het bestuur vragen waarom het zelf de non-valide disclaimer van het KVDO ondersteunde. Waarom de andere 1000 leden niet mochten weten door wie ze bedonderd zijn.

Televisieprogramma’s als Radar of Zembla zullen geen aandacht geven aan wantoestanden rond kunsteducatie bij OCW en de VH. Zelfs de eigen slachtoffers (docenten) zijn zich van de situatie nauwelijks bewust. De rotzooi bij de Belastingdienst of justitie, dat is andere koek. Voor doofpotacties met misplaatste disclaimers bij kunsteducatie is weinig mediale belangstelling. VH en VONKC kunnen er gewoon mee wegkomen.

De cirkel lijkt rond
Het ministerie duikt weg achter de uitspraak van 5 augustus 2014 van ambtelijk Opper Non-interveneur, drs. R. Minnée. (bijlage P2). Ongeacht de malversaties die zich daarna openbaarde acht de minister zich niet geroepen zich met het valideringsproces te bemoeien. Zo laat ze het VH-Vaticaan zijn gang gaan. Correspondentie wordt onder verwijzing naar deze uitspraak niet meer beantwoord. (Conclusie van mijn procedure via de Ombudsman)

Genoemde Opper Non-interveneur duikt vervolgens op als directeur van de VH (ambtenaren carrousel?) en is dus ineens Spitzen Generaal van het VH-Legioen. Hij kent als geen ander het door hem zelf gecreëerde mandaat om met de validering te doen wat de VH goeddunkt. De vereniging gaat volgens zelfbedachte procedures zijn gang en kan op onbehoorlijk bestuur niet worden aangesproken. Een externe toezichthouder ontbreekt. De eigen ledenvergadering is het hoogste gezag en dat is net de club van opleidingen die de malversaties beging. Brieven over de kwestie worden niet beantwoord.
Kafka schreef er een aardig boek over.

De ‘beroepsgroep’ en ‘scholen’ hebben het nakijken. De definitie van ‘werkveld’ wordt opgerekt tot bruikbare cohorten van niet-valideringsgerechtigden, de vergadering zonder stemming afgesloten, malafide conclusies naar het VH-bestuur verzonden. De presentielijst van de validering van 7 maart 2018 ‘raakt kwijt’. Zicht op de ‘ruime instemming van het werkveld’ is handig zoekgemaakt. De minister kijkt weg.

Voor lezers die de draad wat kwijt zijn nog eens de link naar het valideringsverslag (bijlage P6) Dat verslag is overigens nooit ter goedkeuring aan de aanwezigen voorgelegd, dus moet niet anders gezien worden dan de visie van de direct belanghebbenden (KVDO) op het gebeuren.

Daarmee is ook de route via de Onderwijsinspectie afgesloten. Deze kwestie is de competentie van de minister, niet van de inspectie. Zo stelt de inspectie. (bijlagen P7a, P7b, P7c en P7d)

LKCA
Ook het LKCA heeft helaas vuile handen:
Het regisseerde de eerste nep-validering (van 7 maart 2013). Het vergat daarna het werkveld in te lichten over het verlopen van het Raamconvenant dat de valideringsprocedure regelde (bijlage P8) en zette daarmee impliciet de eigen inbreng in dit proces buiten spel. Wie de oudere en na 2013 plaatsvervangende procedure beschreven wil zien kijkt op de VH-site bij ‘procedure op- en vaststelling landelijke opleidingsprofielen bachelorsopleidingen’ (15 oktober 2010).
Het LKCA liet na te protesteren tegen het misleidende KVDO-gebruik van de vijf beroepsprofielen en ondernam geen actie toen bleek dat het KVDO het bovenbouw-advies van september 2015 negeerde, zelfs wegmoffelde uit de stukken die de validering van 7 maart 2018 begeleidden.

Stilte
Nadat de nep-validering heeft plaatsgevonden valt de zaak stil. De buit is binnen. Intenties om ergens in juli (2018) de eerste vervolg-vergadering te houden worden verschoven naar december, naar januari, naar. . . .? VONKC heeft in zijn eigen Nieuwsbrief anderhalf jaar niets te melden. De betrokkenheid van het LKCA is verdampt. In hun beleidsplan voor 2021-2020 wordt het KVDO niet meer genoemd, noch de BaMa-kwestie. De naam van VONKC valt alleen in het colofon (als de club waar Anne Bos voorzitter van is). Het Strategisch Beraad treffen we in een halve zin op blz. 15 als een van de netwerken waarin wordt geparticipeerd.
Waarom geen lijst van stakeholders waarmee wordt gekoketteerd?
Als dit het LKCA-beleid tot en met 2024 karakteriseert wordt er zes jaar na de validering van 2018 door het LKCA dus niets gefaciliteerd.

VO-raad en VONKC
Correspondentie met de VO-raad, de natuurlijke vertegenwoordiger van de categorie ‘scholen’ levert geen gretige betrokkenheid op. (bijlagen P9a en P9b). De beroepsgroep zelf, VONKC, gedraagt zich als het schoothondje van het KVDO. Loopt 7 maart 2018 kwispelend naïef achter de KVDO-fanfare de valideringsarena binnen, alle waarschuwingen voor de voorspelde valkuilen ten spijt. Pas in juni wordt VONKC wakker als blijkt hoe ze zijn misleid. Het bestuur laat, te laat, van zich horen (brief 5 juni 2018, bijlage P10).
Vervolgens schikt het bestuur zich in zijn lot, treed ‘in constructief overleg’, start een uitzichtloos tijdperk van ‘lekker vergaderen’ (voornamelijk gekarakteriseerd door steeds uitgestelde vergaderdata) en verkwanselt de kans op een eerstegraads master voorgoed.

De VH heb ik gevraagd te reageren op de disclaimer van hun KVDO. (bijlage P11) Ook nu (weer) geen antwoord. De vermeende immuniteit voor eigen wangedrag ten voeten uit. Maar ook voor mij een vrijbrief om de presentielijst openbaar te maken. Zoals hier gebeurt.

De Vaste Kamercommissie bevestigt de ontvangst van de stukken en neemt er kennis van, maar ziet geen reden tot actie.

NVAO
De NVAO heb ik gewezen op het feit dat ze onze ongegradeerde en ongedeelde bachelor kunstvakken accrediteert, terwijl hun opleidingsprofielen nooit door het werkveld correct gevalideerd zijn. (brief 28 januari 2020) Ook de NVAO ziet blijkbaar geen reden tot handelen. Een antwoord bleef uit.

Ik heb de NVAO terloops gewezen op valideringsprocessen rond de Master Kunsteducatie. Die levert een getuigschrift zonder civiel effect, is daarom ook geen docentenopleiding. Zelfs geen verplicht voortraject van een Bachelor kunstvakdocent, zoals ooit de bedoeling was toen er nog serieus over een eerstegraads Master gesproken werd. Lang geleden.
Dus op zijn best een (nuttig?) bijscholingsinstrument. Een valideringspanel met o.a. docentenverenigingen is aardig, maar geen vereiste. Sommige Masteropleidingen koketteren met hun NVAO-accreditatie.

Ziehier de sterk gecomprimeerde uitkomsten van een vijftienjarig BaMa-traject. Voor een bloemlezing van relevante voorliggende stukken, zie andere onderdelen van deze webplek.

De huidige en toekomstige generatie kunstvakdocenten zal weer moeten wennen aan de backbench-positie in het Nederlandse onderwijs. Zoals in de decennia voor de start van onze eindexamen-experimenten. Die positie hebben ze (indirect) zelf veroorzaakt.
Net als op zondag 23 juni 2016 toen een groot deel van de Britse twintigers en dertigers thuisbleef omdat ze andere dingen aan hun hoofd hadden. Maandagochtend lazen ze in de krant dat ze beter wèl hadden kunnen gaan: Brexit was een feit. Eigen schuld, dikke bult.
Zo heeft de jongere generatie kunstvakdocenten de betrokkenheid bij het BaMa-proces ook door hun vingers laten glippen.
Een paar honden blaffen, maar de VH-karavaan trekt verder.

Bij een voetbalwedstrijd staat het 8-0. De thuisclub-supporters op de tribune zingen: ‘Het is stil aan de overkant’.
Het is al vele jaren heeeel stil aan de overkant.

Aerdenhout, 7 maart 2020

Na twee nep-valideringen op deze datum (2013 en 2018), roep ik 7 maart uit tot Nationale BaMa Herdenkingsdag

 

 

Post post Postcriptum

Kort na 7 maart zou deze tekst gelanceerd worden. De Corona lockdown van 15 maart was echter een bar slecht moment om aandacht te vragen voor deze langslepende kwestie.
De geconvoceerde ALV van VONKC op 16 juni is een volgend momentum. Een bijeenkomst waar het bestuur van de grootste werkveldpartij in de BaMa-kwestie bevraagd kan worden over hun instemmende rol bij de disclaimer-actie van het KVDO.
Vandaar dat deze tekst pas op 3 mei werd gepubliceerd.

Overzicht bijlagen

P0    ‘Epiloog van een sjoemelvalidering’ en ‘Requiem voor een Master’
P1    190927 – brief aan de minister van OCW met klachten over de gang van zaken bij de BaMa-validering (niet beantwoord)
P2   140805 – ‘Non-interventiebrief’ OC&W (drs. R. Minnée)
P3   190927 – brief aan het VH-bestuur met beschuldigingen van misleiding van het werkveld en malversering van de BaMa-validering (niet beantwoord)
P4   190403 – brief aan de VH met een overzicht van de bronnen van de beschuldigingen
P5   180307 – presentielijst valideringsbijeenkomst 7 maart 2018
P6   180307 – KVDO-verslag van de valideringsbijeenkomst 7 maart 2018
P7   correspondentie met de Onderwijsinspectie:  180514 – standpunt onderwijsinspectie, 190212 – e-mail aan onderwijsinspectie, 190228 – brief aan Onderwijsinspectie, 190306 – standpunt onderwijsinspectie
P8   Raamconvenant 2011 / VH-kader voor de validering van de kunstbachelors
P9    (deel)correspondentie met de VO-raad: 190307 – VOraad correspondentie, 190315 – VOraad antwoord
P10 180605 – VONKC protestbrief aan het KVDO tegen de gang van zaken bij de validering van 7 maart 2018
P11 200213 – disclaimerbrief aan het VH-bestuur; verzoek om uitleg (geen antwoord)

Epiloog van een sjoemelvalidering

Een dossier van meer dan duizend documenten, gespreid over vijftien jaar betrokkenheid bij de z.g.n. BaMa-kwestie gaf voeding aan het onomstotelijke bewijs dat de openleidingen (eindverantwoordelijke: het bestuur van de Vereniging Hogescholen) het werkveld hebben misleid en de valideringsprocedure van de bachelor kunstvakdocenten gemalverseerd.

Vele teksten op deze site verankerden deze boude en onweerlegbare beschuldiging. Toch leken aanvullende getuigenissen van ná het vorige hoofdstuk (Requiem voor een Master) wenselijk om het hele feuilleton een fatsoenlijke afronding te geven.

Waarheidsvinding munt als regel niet uit in bondige halve A4-tjes met een handvol oneliners en verwijzingen ‘lees verder’.

Zoals in alle voorgaande stukken wordt ook nu de gemakzuchtige lezer door ontmoedigend lange teksten op de proef gesteld. Dat is zoals ik graag opereer, mede gevoed door een wens om volledigheid en zorgvuldigheid te betrachten.

Bijlage verwijzingen:
Een E verwijst naar bijlagen bij dit Epiloog-gedeelte van de website. De R staat voor een bijlage van het ‘Requiem’. Ze zijn via links in de tekst te benaderen. Een totaaloverzicht is ook beschikbaar via deze link.

De meeste relevante stukken uit een verder verleden zijn ook op deze site terug te vinden, o.a. bij ‘BaMa-dossier (2002 -2014)’ Anderen zijn opvraagbaar.

 

1. VONKC versus het KVDO

Na de VONKV Ledenvergadering van 20 juni 2018 gebeurden er dingen die in een gecompleteerd BaMa-dossier niet mogen ontbreken.

5 juni 2018 schreef het VONKC-bestuur een protestbrief aan KVDO voorzitster Herma Tuunter over de gang van zaken tijdens de validering van 7 maart. (Bijlage E1.1) Na ontvangst van het verslag van die bijeenkomst besefte het VONKC-bestuur (eindelijk) dat ze voor het KVDO-karretje waren gespannen en misleid, zoals ik vele malen (jaren) uitvoerig had voorspeld.

Een passage uit die VONKC-brief:
“….Wij achten de gevolgde procedure niet zorgvuldig de voorgestelde opleidingsprofielen. Wij vragen om twee correcties:
– Rectificatie: tenietdoening van de conclusie dat er instemming is verleend aan de validatie van de opleidingsprofielen;
– Bij een opnieuw uit te schrijven valideringsbijeenkomst de procedure vooraf zorgvuldiger en transparanter beschrijven en laten accorderen door de betrokkenen….”

VONKC heeft de kansen op een eerstegraads master verkwanseld. Niet uit onbevangen naïviteit, maar door procedureel en strategisch onbenul en verwijtbare dommigheid. Andere woorden zijn hiervoor helaas niet te vinden. De enige niet-bestuurders in de VONKC-deputatie (Elmar Caspers en Yvonne Leenen) hebben hun onvrede met het bestuurlijk gehannes op en na 7 maart laten blijken. Zij trokken zich terug. Hoeveel treuriger en duidelijker kan het zijn?

De VONKC-beroepsgroep-vertegenwoordigers hebben zich horig gemaakt aan een gemalverseerd valideringsproces en hebben dat bewust op zich af laten komen.

Wie mijn commentaar op het betreffende vergaderstuk van het bestuur nog eens wil lezen verwijs ik naar Bijlage R7.2 uit het Requiem-hoofdstuk.

De VONKC-brief van 5 juni zat bij het vergaderpakket voor de ALV van 21 november 2018, evenals het antwoord van Tuunter (dd. 22 juli)
Ik heb die vergadering gevraagd wat het VONKC-bestuur met die ‘stuitend slechte brief” (mijn woorden) had gedaan. Er was geen schriftelijke VONKC-reactie gegeven, alleen informeel contact. VONKC liet het KVDO  (weer) wegkomen en was daarmee vazal geworden in de verdere procesgang. Het VONKC-bestuur meende dat er toch sprake was van ‘constructief overleg’ en had zich zelfs al het ‘meesterlijke’ jargon van de opleidingen eigen gemaakt, de rechtvaardiging van de her- en nascholingsfunctie van de vigerende mastercursussen. Precies wat ze zijn: voor de opleidingen financieel profijtelijke aanvullende studies, zelfs toegankelijk voor niet-kunstvakdocentenbachelors, zonder enige onderwijskwalificaties of civiel effect.

Tuunters brief was opvraagbaar geweest voor alle duizend VONKC-leden, dus verre van een ‘intern stuk’, zoals sommige van mijn opponenten beweerden. Niets weerhield mij om kort na de ALV Tuunter van repliek te dienen. Ik deed dat dd. 26 november met voetnoten in haar tekst. (Bijlage E1.2) Die tekst ging ook naar het VH-bestuur, haar superieuren.

Tuunter verwees mede naar het voortraject van de validering, o.a. de bijeenkomst van 23 november 2017. Dat had ze nu beter niet kunnen doen. Bij de stukken voor die bijenkomst zat o.a. een overzicht van ‘de belangrijke momenten, documenten en processen rondom de relatie tussen werkveld, beroepsprofielen, opleidingsprofielen en opleidingen… ‘ die de deugdelijkheid van de procedure zou moeten onderbouwen. Het tegendeel was het geval.

Voor het bestuur van de VH (brief 3 april. Bijlage E1.3) gaf ik commentaar op dit overzicht, waardoor eens te meer het misleidende en malverserende karakter van de KVDO-acties werd aangetoond. Het VH-bestuur was hier, als ultieme leidinggevende, verantwoordelijk voor. Klachten over het functioneren van het KVDO, als zelfbenoemde regievoerder van het valideringsproces, dienen dus daar gedeponeerd te worden. Omdat ook het SAC-Kuo vieze handen had gemaakt bij deze sjoemelvadidering (zie Requiem Bijlage R9.1 en Bijlage R9.2)  bleef er niets anders over dan dit hoogste echelon (het bestuur) aan te spreken. (Zie het volgende hoofdstuk.) Op de harde verwijten werd niet gereageerd. Wegduiken voor verantwoordelijkheid of voor kritiek waar men geen raad mee weet is een trekje dat men bij meer onderwijs-Bobo’s tegenkomt.

“In de medische sector is bij alle specialismen de HBO-Bachelor (regie)verpleegkundige, nooit ‘startbekwaam’ chirurg. Daar zijn Masters voor.
Alleen bij KNO (Kunst Negeert Onderwijsmores) is dat anders. De andere vakgebieden begrijpen dat niet en de KNO’ers willen maar niet inzien dat dit hun aanzien binnen de medische wereld geen goed doet en de kwaliteit van het medisch handelen schaadt.”

 

2. De Vereniging Hogescholen

Zo belanden we dus bij de Vereniging Hogescholen, die een eigen procedure had opgesteld op basis waarvan opleidingsprofielen (onder eigen eindregie) gevalideerd dienden te worden. Op mijn verzoek duidelijk te maken wie die procedure ooit gevalideerd had (de minister, het werkveld ???) is nooit antwoord gegeven.

(Nog een metaforische verwijzing naar de gezondheidswereld:)
“Ziekenhuisdirecteuren bepalen de profielen van de specialistenopleidingen.”

Hier stopt het redelijk denken van iedereen met een IQ van boven de 100. Maar in het onderwijs, zo zal later blijken, komt men hiermee weg.

De horigheid van de beroepsgroep aan HBO-bobo’s was tevoren ingebakken. Het werkveld kreeg een adviserende rol, een advies dat men bij het derde echelon van de opleidingshiërarchie (het KVDO) mocht inbrengen.

De VH is een vereniging en onttrekt zich daardoor aan WOB-procedures en het Ombudsman-regiem. Een externe toezichthouder is er niet. Een klacht wordt dus bij de eigen ledenraad neergelegd, en die zijn nu net de aangesprokenen. Hoe kafkaiaanser kan het zijn?

Er ontstond een correspondentie met een bureaumedewerker. In eerste instantie een vriendelijke mailwisseling, maar toen mijn teksten een grimmiger toon kregen en een meer beschuldigend karakter viel alle respons weg.

Mijn brief van 3 april 2019 aan het VH-bestuur met o.a. commentaar op het ‘misleidende en malafide historische overzicht’ (vergaderstuk voor de pre-validering van 23 november), trof de lezer als bijlage E1.3 in hoofdstuk 1.

Opmerkelijke bijkomstigheid: drs. R. Minnée, de OCW ambtenaar die in een brief van 5 augustus 2014 ‘namens de minister’ BaMa-discussie sloot (OCW speelt géén rol in het valideringsproces van onze BaMa), was nu directeur van de VH. Ineens dus zeer manifest partner in dit proces. (Zie hoofdstuk 8)

Het leek wenselijk het ministerie en de inspectie in te lichten. Zie hoofdstuk 8 en 9 van deze epiloog.

Ook de Kamercommissie werd geïnformeerd, al was het maar voor de dossiervorming. Men kan zich dan achteraf niet verbergen ‘van niets geweten’ te hebben.

 

3. VONKC

Onze beroepsgroep-vertegenwoordiger is met 1000 leden een zeer prominente speler in het valideringsproces, zeker vanwege het gegeven dat de overgrote meerderheid van de VHO-docenten uit een beeldend nest komen.

Heel veel tekstruimte op deze website en in mijn dossier is aan het BaMa-probleem, later het BaMa-conflict, gewijd. Vanaf een tumultueuze ledenvergadering van mei 2017 werd de onwillige houding van het VONKC-bestuur om de claim op een eerstegraads master bij de opleidingen vorm te geven reden voor een heuse loopgravenoorlog tussen ‘het Kwintet van Amersfoort’ en het bestuur, tot aan juridische procedures toe.

Eigenlijk is sinds het terugtreden van de oude NVTO-bestuurders in de fusievereniging (zij brachten de BaMa-discussie als erfenis mee) langzaam verdampt. Mogelijk omdat veel oud-VLBV’ers nog hun historsich credo (‘geen Master’) verdedigden. Kordaat optreden maakte plaats voor elastische inschikkelijkheid, koffietafelgesprekken en vooral het vermijden van conflicten met de opleidingen. Zo werd VONKC voor het KVDO-karretje gespannen.

Eigenlijk produceerde het VONKC bestuur in de laatste jaren maar twee ‘dappere’ acties: de protestbrief van 26 maart 2013 aan de minister over de dubieuze validering van 7 maart en de dito conclusies van de Bovenbouw-raadpleging van 20 juni 2014 (protestbrief van 18 november 2014). Beide uiteraard In de KVDO-stukken weggelaten. En dan natuurlijk het signaal aan het KVDO van 5 juni 2018 dat de validering niet deugde. Hierboven in hoofdstuk 1 ten tonele gevoerd.

Ongelukkig met onze/mijn aanhoudende acties om het bestuur te wijzen op het negeren van procedurele valkuilen, kreeg ik op veel VONKC-vergaderingen de Zwarte Piet toegespeeld.

Op de laatste ALV voor de valideringssessie (10 januari 2018) constateerde ik ‘VONKC loopt 7 maart naïef achter de KVDO-fanfare de validerings-arena binnen’. En zo geschiedde.

Een solide stuk van een Adviescommissie over de BaMa-materie, waaraan in opdracht van de Ledenvergadering een half jaar gewerkt was, werd door de ALV van 17 juni 2017 met grote meerderheid aangenomen, maar vervolgens door het bestuur niet bij het valideringsproces betrokken. Hoezeer kun je de mening van je eigen toezichthouder negeren. De zoveelste desastreuze beslissing.

Als dan bovendien een ledenvergadering zijn toezichthoudende functie verliest omdat bestuursleden (statutair daartoe gerechtigd) meestemmen en als regel bij voorbaat al een meerderheid in de vergadering vormen, wordt daarmee elk kritisch geluid in de kiem gesmoord. Ik noemde dat ‘Presidiumgedrag’.

Elke generatie heeft recht op zijn eigen stommiteiten. De huidige generatie is niet geïnteresseerd gebleken in de BaMa-kwestie en heeft impliciet ingestemd met het verdampen van de eerstegraads status van de kunstvakken.

Het zij zo.

Kunstvakken zijn blijkbaar wat makkelijker dan andere schoolvakken. Op VHO-niveau volstaat  een volledig bevoegde Bachelor docent, waar andere schoolvakken een Master vereisen.
Of zijn onze opleidingen misschien beter? Doen ze in vier jaar HBO (met Havo-voortraject) evenveel als waar de universitaire VWO in andere disciplines vijf jaar voor nodig heeft?

 

4. De andere vakverenigingen

Muziek (de VLS) heeft in het hele BaMa-proces een eigengereide rol gespeeld. Al in mijn KVDO-tijd zag muziek een Master niet zitten. Zelfs een heus ‘Haags overleg’ tussen de KVDO-vertegenwoordigers (ja, echt, met een lunch bij Sauer op het Voorhou) leverde geen oplossing voor de patstelling tussen beeldend en muziek. De echte muzikale motieven voor dat dwarsliggen zijn mij nooit duidelijk geworden. Misschien de heftige buitenschoolse component van de muziekdocenten? Anno 2019 speelt die factor in ieder geval niet meer.

In het huidige overleg met het KVDO blijkt nauwelijks sprake van enige innige samenwerking met muziek. De verslaggeving van het VONKC-bestuur op de ledenvergadering is steeds mondeling en mistig op dit punt.

Dans en drama, kleine verenigingen met een kwantitatief zeer gering belang in de VHO-sector, hebben zich nauwelijks geroerd in deze materie. Ik heb in mijn PVVVO-tijd (ik was daar hun senator bij de Onderwijscoöperatie) hun besturen regelmatig aangeboden ze te informeren over de kwestie. Daar is nooit op ingegaan.

Vast staat dat Jan Deerings ingrijpen als SAC-voorzitter (de start van de hele BaMa-problematiek) ooit is begonnen om juist de dans- en dramadocenten, buiten de vervelende  theoretische component van een masterstudie om, in vier jaar met een bachelor de (eerstegraads) vakbevoegdheid (voor CKV3) te laten binnenhalen.
Krachtig protest tegen de ongegradeerde Bachelor was van die kant dus niet te verwachten.

Nu zitten de theatervakken ook in het VONKC-schuitje en roeien een beetje met het bootje mee. Daarmee is de VONKC-slagvaardigheid verminderd.
Kunst als disciplinecluster is in het VHO niet altijd een handig fenomeen.

De cellosonates van Mondriaan horen niet tot het beste deel van zijn oeuvre.

 

5. Het LKCA

Het LKCA duikt in de valideringsprocedures voor onze opleidingen op als erfopvolger van Kunstfactor. De Kunstfactor speelde als ‘sectorinstituut’ een rol in het Raamconvenant van 29 juni 20011. Deze overeenkomst tussen zeven partijen was gemaakt als verbijzondering voor het kunstonderwijs van de bestaande HBO-valideringsprocedures. Men kon geen betere mediator voor dit proces vinden. De oude regeling, voor het hele HBO, dateerde van 22 november 2010 (‘procedure op- en vaststelling landelijke opleidingsprofielen bachelorsopleidingen…’) Een specifieke regeling voor de kunstopleidingen werd dus blijkbaar nodig gevonden.

Opmerkelijk is dat zeven marginaal bij onderwijs betrokken instellingen een instituut tot mediator voor het werkveld maakte dat niets met het binnenschoolse onderwijs van doen had. De beroepsgroep (lerarenvakverenigingen) werd al of niet opzettelijk buiten spel gehouden. Bij de valideringssessies van 2003 en 2004 was iets dergelijks gebeurd. Te laat werden de docentenverenigingen als potentiële participant in het proces ontdekt. Het SAC-Kuo vergat zelfs de hele collegiale pedagogische sector (met alle tweedegraads opleidingen; qua volume 4 x de eerstegraads collega’s!) uit te nodigen voor inhoudelijk overleg over de nieuwe opleidingsstructuur.
Zo goed kennen de HBO-bestuurders het eigen KuO-werkveld.

Dit Raamconvenant verleende het LKCA (erfopvolger van Kunstfactor) een rol als mede regie-hebber in het validerings-proces.
Althans, dat dachten we. Zelfs het KVDO wist niet beter.

Toen ik het LKCA in 2018 op haar functie als betrokkene bij de BaMa-kwestie aansprak bleek ineens dat het Raamconvenant een tijdelijke regeling was geweest, met een looptijd van twee jaar. Die was nooit verlengd, dus niet meer aan de orde … na 29 juni 2013 beëindigd.
Opmerkelijk was dat betrokkenen in het valideringsproces daar niet van wisten, nog steeds naar het Raamconvenant werd verwezen en het LKCA zijn bijzondere positie daar nog steeds aan ontleende. In de oude generale procedure, nu blijkbaar weer van kracht, werd helemaal geen sectorinstituut of variant daarvan genoemd. De rol van het LKCA zou dus niets anders zijn dan dat van een faciliterend instituut dat op verzoek van het KVDO (de zelfbenoemde regisseur) zijn diensten kon aanbieden. Verder geen formele status. KVDO-voorzitter Tuunter noemt het LKCA ‘honest broker’, een handig kneedbaar anglicisme met typisch Haags rookgordijn-effect. (verslag 7 maart 2017)

Vast staat dat het LKCA bij een aantal ‘validerende’ sessies een dubieuze rol heeft gespeeld. Bij die van 7 maart 2013 bijvoorbeeld (nog binnen de jurisdictie van het Raamconvenant) werd een validerend signaal van LKCA-directeur Piet Hagenaars aan de HBO-raad afgegeven. Een verslag waarin de gemotiveerde afwezigheid van VONKC als gesprekspartner was weggemoffeld en de VONKC-protestbrief daarover aan de minister (26 maart 2013) uit alle volgende overzichten werd weggelaten. Zo werd er dus ‘gevalideerd’. Misleiding noem ik dat.

Ook nuttige documenten (o.a. beroepsprofielen) kwamen uit de koker van het LKCA. De vijf profielen werden vervolgens door het KVDO gebruikt/misbruikt om de opleidingsprofielen voor één brede bachelor, bevoegd voor alles, op te tuigen. Nergens echter stond in het LKCA-document dat àlle profielen in één bacheloropleiding gepropt moesten worden. Nergens heb ik het LKCA zien protesteren tegen dit misbruik van de aangeleverde tekst.

In een ‘Advies aan het KVDO’ (september 2015) pleit het LKCA uitdrukkelijk voor aparte eerstegraads masteropleidingen. Dit advies liet het KVDO buiten het historisch overzicht voor de pre-validering van 23 november 2017. Het zoveelste geval van misleiding. Het LKCA had zijn ballen kunnen tonen door openlijk op deze omissie te wijzen. Niet gebeurd, nergens terug te vinden in welk document dan ook. Ik neem aan dat LKCA-vertegenwoordigers op de valideringssessie van 7 maart, conform het eigen advies, allemaal uitdrukkelijk vóór de gradering en de eerstegraads Master hebben gestemd. In zover ze iets te stemmen hadden, want ze zijn geen vertegenwoordigers van driehoeksoverleg (beroepsgroep, scholen, opleidingen) Helaas is daarvan in het vergaderverslag niets terug te vinden.
Kortom: vele (ook nu niet genoemde zaken) rechtvaardigen de kwalificatie ‘sjoemelvalidering’.

Met aan de creditzijde o.a. deze beroepsprofielen en genoemd Advies kan het LKCA betrokkenheid bij ondeugdelijke valideringen verweten worden en het wegduiken bij mogelijkheden om duidelijke standpunten vóór de eerstegraads Master, als mediërend instituut, bij de opleidingen te entameren.

In de opzet voor de volgende valideringsronde schijnt het LKCA weer een rol te hebben.
Ik ben digitaal geen handig mens en kan misschien daarom op de LKCA-website geen verwijzingen naar de betrokkenheid bij dit proces vinden. Misschien ergens in de digitale kelders van hun site? Blijkbaar niet van enig prioriterende orde. Laat staan dat duidelijk wordt wat het LKCA allemaal gaat doen en binnen de kaders van welke valideringsprocedure. Formeel heeft het LKCA binnen de VH-spelregels geen rol !

In de adviserende sfeer hoop ik dat het KVDO de adviezen iets serieuzer gaat nemen dan in het verleden het geval was en het LKCA zijn tanden toont als ze weer worden weggemoffeld als onwelgevallige materie.

Voor de rest hoort het LKCA niet tot de trojka scholen, beroepsgroep, opleidingen die de opleidingsprofielen uiteindelijk zouden moeten vaststellen. Dat geldt ook voor andere faciliterende instellingen zoals SLO en CITO. Ze mogen wel iets vinden, maar niet anders dan met adviserende status. Adviserend aan de regie-hebber, het KVDO, wel te verstaan.
De werkveld-partners hoeven zich daar niks van aan te trekken.

Er zal vast weer heeeeel veel vergaderd en onderzocht moeten worden om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat de onwillige opleidingen nooit tot een unanieme mening over een eerstegraads Master geraken. Zoals in het verleden is elke vertragende actie het KVDO lief.

Het werkveld adviseert volgens de spelregels van de VH slechts het KVDO. Dat ‘advies’, zo het er al zou komen, kan vervolgens hiërarchisch getorpedeerd worden door een onwillig SAC. Zoals in 2005 gebeurde.

De kans dat Islamitische Staat ooit het homohuwelijk gaat erkennen is niet veel kleiner dan dat de opleidingen bij een volgende valideringronde de eerstegraads Master willen invoeren.

 

6. Het KVDO

 Na mijn commentaar op de brief van Herma Tuunter aan het VONKC-bestuur ben ik gestopt met mijn communicatie met het KVDO. Het was bovendien een zeer eenzijdig fenomeen. Respons kwam er al twee jaar niet meer.

Mijn beschuldigingen zijn niet mals: misleiding en malversering. Dat doet me geen plezier, want vele betrokken daar aan de Utrechtse vergadertafel zijn gewaardeerde oud-collega’s geweest. Ik was zelfs ooit hun voorzitter.
Maar de wijze waarop ze de eerstegraads status van onze vakken in het VHO hebben verkwanseld voor hun vigerende profijtelijke masteropleidingen is van een hogere orde en rechtvaardigt mijn grimmigheid.
Mijn generatie heeft in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw mijn vak (beeldende kunst en vormgeving) van de achter-de-streep-status ontdaan en een serieus eerstegraads smoel gegeven. Door het handelen van de opleidingen zijn we weer terug bij af.

Mijn hele dossier met meer dan duizend stukken staat bol van onwilligheid van het KVDO om de ongegradeerde Bachelor af te schaffen. Inhoudelijke argumenten zijn nooit gecommuniceerd. Ook niet in de (lange) tijd dat ik formeel mede-aanspreekpunt van NVTO of VONKC was.

Blijft over de weerzin om naast de profijtelijke vigerende mastercursussen een generieke ‘echte’ eerstegraads Master als concurrent in huis te halen. Bovendien de kans dat het ministerie er weinig voor voelt om op àlle huidige masterlocaties èchte eerstegraads opleidingen te vestigen (Zoals oorspronkelijk ook nooit de bedoeling was: op vier plekken in het land mocht een bekostigde masteropleiding komen) En, tenslotte, de bijkomende monsterklus om vele duizenden mensuren te moeten investeren in nieuwe opleidingsteksten en de oude in de prullenbak te moeten gooien als vigerende masteropleidingen de deuren zouden moeten sluiten is een weinig plezierig vooruitzicht.

In de afgelopen veertig jaar hebben zich nog nooit zoveel hoog-, weledel- en weledelzeergeleerden, evenals door de belastingbetaler vrijgestelde vergaderaars met de kwaliteit en positie van de kunstvakken beziggehouden. Nog nooit is de positie van de binnenschoolse beeldende kunst en vormgeving (mijn vakgebied) zo droevig geweest.

 

Presentielijst
Tijdens de VONKC-jaarvergadering van 19 juni heb ik nog één concrete actie ondernomen.
Ik vroeg in een agendastuk waar de presentielijst was gebleven die een klein jaar eerder door Tuunter was toegezegd. Het mondelinge antwoord van het bestuur: die was zoekgeraakt, met verontschuldigingen van Tuunter, helaas niet te leveren.

Hoe onwaarschijnlijk.
23 januari 2018 kregen alle genodigde valideerders een mail met het verzoek hun komst op 7 maart te bevestigen. Die lijst zou dus kwijt moeten zijn.
En de lijst van geretourneerde bevestigingen? Ook weg?
Aan de hand daarvan werden toch echt badges gemaakt en broodjes gesmeerd.
Zoek?
Op basis van één van die twee/drie lijsten zouden een paar organisatoren toch moeten kunnen turven wie er aanwezig waren geweest.
Het gaat niet om woonplaats, mailadressen en hoogtepunten in de wijnkelder (AVG-problemen???), maar om welke vertegenwoordigers van welk werkveldcontingent (beroepsgroep of scholen) validerings-gemachtigd waren.
Zelfs de VONKC-deputatie (met 1000 leden-docenten) werd weggemoffeld als vier individuen zonder geoormerkte kwalificaties. Dat kwam het KVDO beter uit.

Vast staat dat Tuunter nu niet kan waarmaken dat er een ‘breed draagvlak onmiskenbaar aanwezig was’ om de validering gerechtvaardigd te achten. Ineens duikt de term stakeholders in haar tekst op. Blijkbaar wat anders dan de vertegenwoordigers van het ‘driehoeksoverleg’ waarmee het KVDO sinds kort koketteert.
Validering-gerechtigden zijn slechts zij met (relevante) werkveldbetrokkenheid.

Het zoekraken (maken?) van de presentielijst is een verdwijntruc van de eerste orde die het onmogelijk maakt te constateren dat ‘een ruim deel van de aanwezigen’ helemaal niet gerechtigd of capabel was om een oordeel te geven over de VHO-sector.

Ik noem maar wat: een directeur van een kunstzinnig instituut in Coevorden heeft niets met de VHO-kwalificaties voor het VO te maken, heeft daar ook geen verstand van. Zo ook VMBO-docenten, onderzoekers of vertegenwoordigers van faciliterende instituten (die mogen best iets vinden, maar zijn geen ‘beroepsgroep’ of ‘scholen’). Ineens zijn er stakeholders. Een fenomeen dat in de procedurebeschrijvingen geheel ontbreekt.
Misschien is er in dat kader door genoemde directeur wel een buslading bejaarde cursisten uit Coevorden ingereden om als consument/stakeholder een visie te geven op de opleidingsprofielen.
Mijn karikatuur vermag een weerwoord zijn op de onzinnige truc om aan de hand van een verdwenen presentielijst niet te hoeven aantonen dat de validering van 7 maart 2018 rechtsgeldig was. Zolang die presentielijst zoek is, is die claim onterecht en niet rechtsgeldig.
Een sjoemelvalidering.

In de sector beroepsgroep-vertegenwoordigers kan het alleen maar gaan om docenten in de VO-bovenbouw, met examenklassen en liefst met een (oude) 5-jarige, masterwaardige (!), opleiding.
Van 4-jaar-opgeleiden kan men nauwelijks verwachten dat ze hun eigen competentie afvallen met een wens de kunstvakken hun eerstegraads (5-jarige) masterwaardigheid terug te geven.

Ik meldde al eerder: de eventueel (tegen de regels) meestemmende LKCA-medewerkers zullen op 7 maart in ieder geval, met de VONKC-deputatie, luidkeels vóór de master gestemd hebben, gedachtig hun bovenbouw-advies aan het KVDO. Uit het verslag blijkt daarvan overigens niets.

Verslag 7 maart 2018
Ik waag me niet aan het publiceren van het verslag van 7 maart 2108 (in mijn bezit). Misschien privacy-gedoe enzo.(?) Maar, als ook dat niet is kwijtgeraakt, kan iedereen, neem ik aan, het verslag bij het KVDO (of LKCA?) opvragen.
Dan blijkt zonneklaar de ruime aandacht voor de toelichting van de KVDO-voorzitster op de ontwikkelingen en haar reacties op ‘de eerste rondvraag’. Geen woord over de ‘eerstegraads master’. Toch een heikel punt gezien het virulente voortraject van de Bama-discussie sinds 2003. De Bachelor blijft startbekwaam voor het hele werkveld.
Voorzitter Maes vond dat allemaal best. Hij veranderde ad hoc de agenda en ruilde een serieuze conclusie-ronde in voor een sessie met geeltjes uit zes tafeldiscussies en ansichtkaarten waarop positieve wensen voor de toekomst gezet moeten worden. Aldus wordt er gevalideerd; manipulatief en achterbaks. Een sjoemelvalidering.

Informatie aan het werkveld.
Het KVDO lijkt geen serieus werk te maken van een eigen website. Ik kan geen enkele verwijzing vinden naar het vervolgproces van het post-valideringsproces. Dat past uitstekend in de rookgordijn-strategie die het KVDO chronisch bezigt. Geen probleem, want de beroepsgroep pikt alles en ‘de scholen’ geven niet thuis.
Laten we weer eens vier jaar lekker vergaderen en ‘onderzoek doen’.
‘Transparantie’ is een fenomeen waar het KVDO een geheel eigen interpretatie aan geeft.

Gezien de acties van het KVDO in het laatste decennium kan geconstateerd worden dat dit gremium onder de kaasstolp van het kunstonderwijs aan navelstaren deed.

Uit 15 jaar historie wat voorbeelden:

  1. Voor de kennisbasis werd het (tweedegraads) HBO-model gebruikt, zonder zelfs maar een voetnoot naar bestaande eerstegraads versies.
  2. Melvin Crone deed in KVDO verband ooit zijn stinkende best om in zijn vrije tijd de SBL-competenties (overal elders het ijkpunt voor opleidingen) in een kunstjasje te krijgen (terwijl daar een andere functionaris voor was ingehuurd). Het bleef een stuk dat de ‘status aparte’ van de kunstvakken benadrukte.
  3. Teksten die voor de vier kunstdisciplines volstrek niet synchroon liepen werden schaamteloos op ‘het werkveld’ losgelaten. Enz., enz. …….

 

7. De VO-raad

Bij mijn inventariseringsronde voor de ALV van 20 juni 2018 had ik de VO-raad al betrokken.
Zie bijlage R8.1 in het Requiem.
De communicatie stokte toen ik om een verklaring vroeg wat hun houding m.b.t. de eerstegraads kunstvakmaster was. Ik wilde zicht krijgen op hun rol bij het vervolg proces na de sjoemelvalidering van 7 maart. Het KVDO koketteerde met het driehoeksoverleg, maar noemde nergens de VO-raad als partner.

De VO-raad ‘houdt de boot af’, acht zich niet deskundig genoeg, ‘ziet voor zichzelf hier geen rol weggelegd’ Opmerkelijk.

Er ontstaat dus een prominente vacature in het driehoeksoverleg. Een formele vertegenwoordiging van ‘de scholen’ valt weg. Vermoedelijk pakt het KVDO (LKCA?) het mandaat om naar eigen inzicht schoolleiders in te vliegen om ’namens de scholen’ het vervolgtraject te legaliseren.
Rectoren van Kunstprofielscholen, om maar wat te noemen?

In bijlage E7.1 een mailtekst met een verzoek om respons op eerdere correspondentie.
In bijlage E7.2 het antwoord van de VO-raad.

 

8. OCW

In voorgaande jaren was er correspondentie geweest met het ministerie. Gedoe met o.a. onjuist beantwoorde Kamervragen (Staatssecretaris Zijlstra), weggemoffelde correspondentie van en met ambtenaren, leverde uiteindelijk een brief op van R. Minnée. Hij stelde namens de minister dat het ministerie zich niet met dit soort zaken bemoeide. Het was een kwestie van overleg tussen opleidingen, scholen en beroepsgroep. Minnée sloot formeel de discussie (5 augustus 2014, bijlage E8.1). Ik schreef toch een respons (bijlage E8.2) die Minnée niet kon vermurwen. Bijlage E8.3.

Veranderingen deden zich voor n.a.v. de valideringsessies van 23 november 2017 en 7 maart 2018. Ik meende dat er redenen zouden kunnen zijn om de dubieuze procedures te toetsen en de neutrale houding van het ministerie te herzien. Dus, vier jaar later, nogmaals attentie gevraagd voor de Bama-kwestie.

Ik stuurde brieven aan de minister op 15 februari en 30 maart 2018.
De kwestie werd behandeld door de afdeling Burgervragen. In een brief van. 5 april werd verwezen naar de brief van 5 augustus 2014: De zaak werd (opnieuw) als gesloten geacht. (Bijlage E8.4). De aangetoonde sjoemelprocedure was dus geen mening voor standpuntherziening.

Ik begreep dat niet zo erg en startte de aanlevering van bewijsstukken. 10 april, 15 oktober, 21 oktober en 26 november gingen er brieven met bewijsstukken naar de medewerkster van afdeling Burgervragen. Geen respons. Zelfs niet een één-regelige mededeling dat mijn gedram géén gezichtspunten bevatte die de minister tot een herziening van het ‘geen-bemoeienis-standpunt’ kon verleiden.

Omdat ik niet wilde dat OC&W zich achteraf zou kunnen verschuilen achter een ‘niet weten’ besloot ik de minister zelf, aangetekend, nog eens over de zaak te informeren. (Bijlage E8.5 en bijlage E8.6)
Zonder enig gevolg.

In hoofdstuk 2 noemde ik al een opmerkelijk bijverschijnsel: R. Minnée, de ondertekenaar namens OCW van de 2014-brief, was inmiddels directeur van de VH geworden en dus, in die functie, ineens als baas-opleider aanspreekbaar voor het gemalverseerde proces. (zie aldaar)

De ombudsman
Een burger die meent stuk te lopen op het ministerieel circuit kan de Ombudsman om bemiddeling vragen. Dit leek een geëigende situatie.
De Ombudsman ondernam actie, stelde OCW een termijn van zes weken. Die liet het ministerie verlopen. Een tweede rappel leverde een reactie op.

Met verontschuldigingen voor de vertraging meldt Mr. M. de Vries, OCW jurist, in een mail van 16 juli, dat er niet geantwoord was omdat Tamsma eerder kenbaar was gemaakt dat OCW de zaak gesloten achtte. (brief bijlage E8.4)

De medewerkster van de Ombudsman kon dat procedureel billijken; ‘Gelet op deze correspondentie en het feit dat u hetzelfde onderwerp opnieuw aan OCW voorlegt, heeft OCW niet onzorgvuldig gehandeld door hier niet op te reageren…’ en …‘Eerder heb ik u al laten weten dat wij niet bevoegd zijn over het VO en dat wij wet en regelgeving niet toetsen….
Dossier ook van die kant gesloten. Het zij zo.

Ergo: ook de gewijzigde (malafide) omstandigheden na 2014 achtte OCW geen reden om in te grijpen. De minister laat de VH wegkomen met aantoonbaar ondeugdelijke valideringen Zo kan het VH-Vaticaan zijn gang gaan, te meer daar ook de beroepsgroep (VONKC) wegkruipt voor het ‘gezag’ van de opleidingen en ‘de scholen’ (VO-raad) geen reden zien om zich in de discussie te mengen.

Dan blijft nog één instantie over die iets met de materie zou kunnen/willen doen: de inspectie. Toch?

Eén ding heeft mijn gedram bij OCW toch opgeleverd: een gouden garantie dat het ministerie zich niet zal bemoeien met de uitkomsten van een trojka-overleg over de invoering van een eerstegraads master. Dat is zelfs een mooiere uitspraak dan die van minister Bussemaker op het VELON-congres van maart 2013 (* en **)

Enkele van mijn opponenten lieten zich soms ontvallen dat het ministerie nooit in een stelselwijzing zou toestemmen, Onjuist dus.
Had het validering-panel van 7 maart 2018 voor een gegradeerd traject gekozen met een gewone eerstegraads Master, had de minister dat verzoek dus ingewilligd.
Een sprankje hoop voor al die vergaderaars en onderzoekers die nu het volgende (in mijn optiek zinloze) vierjarig paattraject ingingen.

* minister Bussemaker over de eerstegraads bevoegdheid van de kunstvakken (VELON-congres maart 2015)

** Brief 31 maart 2015 aan minister Bussemaker inzake de Masterkwalificaties voor de VHO-kunstdocent

 

9. De onderwijsinspectie

Ook hier zou ik vele bijlagen uit mijn correspondentie kunnen produceren. Die overdaad gaat dan blokkerend werken. Ik besloot om dit hoofdstuk bijlage-loos af te wikkelen. Stukken zijn op aanvraag beschikbaar.
De hoofdlijnen van het discours:.

In de veronderstelling dat inspecties er zijn om ongerechtigheden te constateren (en recht te zetten) meende ik (naïef?) de onderwijsinspectie van de gang van zaken rond onze validering op de hoogte te moeten stellen.
Bij onderwijs, in ieder geval in een kwestie als deze, ligt dat blijkbaar anders.

In minder turbulente tijden had de inspectie al geconstateerd dat ze in valideringsprocessen van opleidingen geen rol speelde;

‘…Als inspectie hebben we niet een directe verantwoordelijkheid m.b.t. het overleg van de opleidingen waarnaar u in uw brief verwijst. De inrichting van het stelsel van lerarenopleidingen en de bevoegdheden voor het kunstonderwijs, is een verantwoordelijkheid van de minister van OCW….’.
(14 mei 2018)

Net als bij de OCW-correspondentie veranderde deze houding niet toen ik met mijn misleidende en malverserende bewijzen kwam. Die werden dus niet geïnspecteerd. Door wie dan wel??

‘….De procedure voor het vaststellen van de landelijke opleidingsprofielen vastgesteld door de Vereniging Hogescholen.
Bij de inspectie zijn ook geen signalen bekend dat de kwaliteit van kunstvakdocenten in het voortgezet onderwijs tekort schiet.
Wij bevestigen hiermee opnieuw dat de inspectie hierin geen verantwoordelijkheid heeft. Om die reden verbinden wij geen gerichte toezichtactie aan uw informatie en beschouwen we de mailwisseling hierover als afgerond.
Mocht u over nieuwe informatie beschikken die ons een andere blik op de situatie kan geven, dan kunt u ons die zeker toesturen. De inspectie zal deze informatie dan opnieuw beoordelen…..’
(6 maart 2019)

Ergo: de inspectie verwijst naar de minister, de minister verwijst naar het tripartite-overleg, de VH kan z’n gang gaan binnen de kaders van de eigen spelregels (ja, het staat er ècht: ‘… vastgesteld door de vereniging Hogescholen…’).

Rest mij, met respect, te berusten in de inspectorale mores  zoals die blijkbaar is. Maar begrijpen doe ik het niet.

 

10. De NVAO

Als overbodig(?) vruchtje op de cake, speciaal door de novicen in het proces die hun stukken niet kennen, nog eens de NVAO:

Al in het embryonale stadium van de NVTO-schermutselingen met betrokken partijen, was er ook contact met de NVAO, vanaf 22 oktober 2008.
Uiteindelijk liet de NVAO weten geen mening te hebben over de eerstegraads status van de volledig bevoegde bachelor. De NVAO accrediteert bacheloropleidingen aan de hand van de eisen die daarvoor (Dublin descriptoren) zijn vastgesteld. ‘ … Over de vraag voor welke vakken de afgestudeerden van beide opleidingen (Bachelor en Master, MT) bevoegdheid (zouden moeten) verwerven kan de NVAO geen standpunt innemen. Dat behoort tot de bevoegdheid van de betrokken staatssecretaris….’ (brieven 6 mei en 27 oktober 2009)….

Het ministerie (dus opnieuw het ministerie) maakt uit welke status die bachelor krijgt.

Accreditaties.
De allereerste accreditatie in onze sector vond plaats in de tijd dat ik nog studieleider was (2007). De Bama-kwestie speelde toen ook al en mijn opleiding (ArtEZ) was de enige die iets meldde over de frictie tussen de volledig bevoegde bachelor en de gewenste eerstegraads master. Bij de andere opleidingen nul komma nul aandacht voor dit fenomeen. Noch vanuit de opleidingen zelf, noch vanuit de accreditatie-panels.
De volgende accreditaties heb ik niet meer in detail gevolgd en dit is de enige plek in mijn dossier waar stelligheden zijn ingeruild voor vermoedens: De accreditaties hebben nergens serieus aandacht gegeven aan de uitzonderlijke (en devaluerende) status van de (ook) VHO-bevoegde kunstvakbachelor. De kwestie is òf niet eens opgemerkt òf weggemoffeld.

Omwille van de toch al overdadige aanlevering van teksten is bij dit NVAO-hoofdstuk gekozen voor een verkort overzicht; in Bijlage E10 treft men een vergaderstuk voor de VONKC-ALV van 20 juni en een passage uit R8.1. het overzicht van perifere instituten.

Zo staan alle relevante gegevens over de rol van de NVAO handzaam bij elkaar.

(Wie aanvullende documenten wil kan met mij contact opnemen.)

 

11. De media

Van diverse kanten is mij gesuggereerd in de media aandacht voor de kwestie te vragen. Natuurlijk is dat gebeurd. In de periode van het ‘kwartet-conflict’ en de blokkade van het VONKC-bestuur om via de eigen media contact te hebben met de leden, was Digischool een effectieve plek om collega’s te informeren.
Onderwijsmedia (CNV, AoB) volstonden met ontvangstbevestigingen van ingezonden persberichten. Volkskrant en Trouw idem. Kunsteducatie is niet ‘hot’ en zelfs malversaties van de VH konden redacties niet warm krijgen.

Ook bij ons eigen Kunstzone heerste een vijandige BaMa/Tamsma-cultuur. Om mij werd een cordon sanitair geplaatst. Het werkveld hoefde niet te weten wat er op BaMa-niveau speelde. Ingezonden teksten werden in de laatste jaren zelfs zonder commentaar of ontvangstbevestiging genegeerd.

In mijn tijd als hoofdredacteur van het Maandblad was inhoudelijk dispuut een prominent gegeven. Sappige discussies waren daar het gevolg van. Maar toen hadden de verenigingen nog hun eigen kolommen en waren de eigen redacteuren daarover de baas.

Toen de redactionele hekken voor mijn informatie aan de collega’s werden gesloten heb ik twee maal advertentieruimte ingekocht om de lezers in ieder geval naar mijn website te kunnen verwijzen. (juli 2015 /blz. 63 en januari 2016 blz. 37). De eerste verwijzing betrof zelfs de letterlijke tekst die minister Bussemaker over onze eerstegraads master uitsprak tijdens het VELON-congres van maart 2015. 800 lerarenopleiders in de zaal, twee vertegenwoordigers van het KVDO en nul van het SAC-Kuo!  Zo leefde de materie onder de regievoerders van ons valideringsproces. Hoofdredactrice Saskia van der Linden vond de master-mening van de minister niet de moeite waard om onder de aandacht van haar lezers te brengen. Dus deed ik het (indirect) zelf maar via die betaalde advertentie.

Opmerkelijk is het dat mijn inventarisatie van de Kunstzones na de validering van 7 maart 2017 geen enkele verwijzing naar deze toch historische gebeurtenis heeft opgeleverd.
In mijn hoofdredactietijd van het Maandblad zou de keuze een andere geweest zijn.
De huidige collega’s hoeven dit blijkbaar niet te weten.

 

12. De cirkel is rond

De opleidingen hadden zich de regie van het valideringsproces toegeëigend. (Met instemming van wie?)
Het LKCA heeft te vaak nagelaten de scharnierfunctie te bekleden die het (althans in het Raamconvenant) kreeg toebedeeld.
De beroepsgroep-vertegenwoordigers hebben overwegend weke knieën getoond en conflict- vermijdend de belangen van de kwaliteit van het vak in het VHO en docenten verkwanseld.
Het ministerie distantieert zich van de kwestie, laat de VH zijn gang gaan, ook als is aangetoond dat het valideringsproces malafide was. Maar … zal zich niet met de kwestie bemoeien!
De inspectie constateert dan ze geen rol heeft in dit proces en dat dat de bevoegdheid van de minister is.
De VO-raad acht zich niet competent en verschuilt zich voorts achter het excuus nooit klachten over de het functioneren van onze Bachelor te hebben gekregen.

De Tweede Kamer heeft kennis genomen van de meest relevante stukken rond deze sjoemelvalidering, maar laat het daar bij. In een brief aan de kamer van 3 november 2011 (nr 32 820) gaf Staatssecretaris Zijlstra domweg onjuiste antwoorden op BaMa-Kamervragen. Een kabinetscrisis rond kunsteducatie leek onwaarschijnlijk. Er is een datsja-fantasie voor nodig om zo’n bewindspersoon (in en andere hoedanigheid) weg te krijgen. Mijn infopakket van 2018 kreeg aandacht van de agendacommissie maar leidde niet tot kamervragen.

Als ik daar zin, tijd en geld voor had zou ik nog een bodemprocedure kunnen beginnen of aangifte tegen de VH-leiding wegens malversering kunnen doen (?).
Het is genoeg geweest.
De nieuwe generatie gaat maar op de eigen blaren zitten. Zeven ordners met meer dan 1000 stukken zijn beschikbaar voor een serieuze onderzoeker, die later nog eens wil aantonen dat we door onze eigen opleidingen en beroepsgroep-vertegenwoordigers de eerstegraads status en kwaliteit van de kunstvakken in het eerste kwart van de 21ste eeuw zijn kwijtgeraakt.

Jammer van alle inspanningen van mijn generatie die veertig jaar geleden de kunstvakken die eerstegraads status hebben gegeven die nu verdampt te zien.

Aerdenhout, augustus 2019.

De ongegradeerde, volledig (ook VHO-) bevoegde Bachelorkunstvakdocent is een spookrijder op het eerstegraads Nederlandse wegennet en moet daar zo snel mogelijk van verwijderd worden.

 

Zeer beknopte samenvatting

Voor wie nog behoefte heeft aan een A4-tje met de naakte essenties van de BaMa-kwestie verwijs ik naar een ‘verbale cartoon’. Een persbericht van voormalig defensieminister Hennis, die de officiersopleidingen wil sluiten omdat (naar het model van de Kunstvakdocenten) met een onderofficieren-opleiding volstaan kan worden.

(uit het Requiem) : R7.4 persbericht minister hennis – KMA volgt opleiding kunstvakdocenten

Requiem voor een Master

Een dossier van de gang van zaken rond de laatste stuiptrekkingen van de kansen op een eerstegraads Master voor de kunstvakdocentenopleidingen. (januari 2015 – september 2018)

Ouverture

De tijd dat archiefstukken op boekenkastplanken traceerbaar waren hebben we achter ons gelaten. Als bovendien de media binnen ons vakgebied onwelgevallige teksten weren en betrokken beroepsgenoten weinig genegen zijn saaie procedureverhandelingen te lezen (laat staan te volgen) kan alleen een digitaal archief nog het karakter van een historische consultatieplek krijgen. Omdat VONKC halsstarrig weigert het eigen verenigingsarchief toegankelijk te maken moet op deze wijze de geschiedenis maar gevrijwaard blijven van vergetelheid. Een nieuwsgierige onderzoeker kan dan ooit nog eens uitzoeken hoe het allemaal zo gekomen is.

Geen sappige lectuur.
Eigenlijk is dit weinig anders dan een selectie uit zes ordners met tien jaar weerbarstigheden, een kralenketting van stukken, brieven en e-mails. Samen tonen ze onomstotelijk aan hoezeer de opleidingen de marges van fatsoenlijke procedures hebben verkend en regelmatig overschreden. Het werkveld werd misleid, manipulaties waren aan de orde. De ‘Volledig Bevoegde Bachelor’ (VBB) moest tot elke prijs gevalideerd worden. Daarnaast heeft de beroepsgroep nagelaten dit proces te blokkeren en schaadde daarmee het belang van status en kwaliteit van de kunstvakken in het VHO. Boude kwalificaties die ik alle onweerlegbaar kan waar kan maken.

Na de opzet van onze eindexamens (1978), de start van een emancipatieproces waar de kunstvakken ‘vanachter de streep’ werden gehaald en ze een volwaardige eerstegraads status verwierven, gaf het laatste decennium een kentering te zien. Niet het ministerie of de politiek, zoals in de startfase van de eindexamenexperimenten, maar de eigen opleidingen koesterden een financieel profijtelijk verdienmodel van de eigen Masteropleidingen boven een generieke master, zoals ooit bedoeld was geweest. Ze negeerden de discussie met het werkveld over de wenselijkheid van het beëindigen van de devaluerende status van onze (ook) eerstegraads bekwame Bachelor.

Wie zich wil verdiepen in de gang van zaken vóór 2015 verwijs ik naar het Bama-dossier, elders op deze website.

De actualisering van dat dossier is expres niet eerder ingezet. De kwetsbare sfeer rond de BaMa-discussie met VONKC en de opleidingen noopte tot vertragende bedachtzaamheid. Modererende bondgenoten in mijn omgeving beteugelden mijn neiging tot confrontatie en gaven de voorkeur aan pogingen het discours met de opponenten gaande te houden. Tot de ALV van 20 juni 2018. Toen bleek dat VONKC op 7 maart akkoord was gegaan met de validering en was er geen reden meer om openheid van zaken verder te vertragen.
De beroepsgroep heeft recht op de waarheid rond deze majeure historische vergissing. Die was ze tot op dat moment, ook door de eigen vakvereniging, onthouden.

Ik ben mij ervan bewust dat veel hier gepubliceerde stukken betrokkenen onaangenaam kunnen treffen of in verlegenheid brengen. Dat is ook de bedoeling. Het werkveld mag weten welke dubieuze processen hebben plaatsgevonden en wie daar verantwoordelijk voor zijn. Steeds heb ik mijn opponenten gelegenheid gegeven commentaar te leveren. Zelden is dat gegeven. Daar waar dat wèl kwam is dat vermeld.

Nog vier opmerkingen:

  1. De aangeboden teksten zijn slechts een klein deel van de beschikbare documenten. Bijna duizend e-mails en andere stukken staan ter beschikking van lezers met aanvullende vragen. Men kan zich daarvoor bij mij melden: m.e.tamsma@planet.nl
  1. In de grote lijnen van het beschreven traject is sprake van acties van ‘het Kwintet van Amersfoort’, een groep die vanaf mei 2016 in het conflict met het VONKC-bestuur gezamenlijk optrad. Los van hen heb ik ook op persoonlijke titel acties gepleegd. Ik meen die stukken als zodanig duidelijk gemarkeerd te hebben.
  1. De loop van het BaMa-conflict kwamen ook allerlei bestuurlijke omissies in beeld die inhoudelijk weinig met de materie te maken hadden. Een deel van de teksten belichten daarom ook kritiek op bestuurlijke onachtzaamheden. Die tekstgedeelten waren moeilijk los te weken van de Masterkwestie. De lezer zal ze soms voor lief moeten nemen.
  1. Kwantitatief speelt VONKC een hoofdrol in deze teksten. Dat komt mede omdat de beslotenheid van het betreffende tijdsbestel (2016 – 2018) daartoe aanleiding geeft. De basis van de Bama-problematiek ligt echter bij de houding van de opleidingen sedert 2004 (KVDO, SAC-Kuo, VH). De beschuldigende vinger voor malafide constructies dient naar hun te wijzen. De beroepsgroep kan verweten worden deze uiteindelijk te hebben gedoogd. De schoolleiders dat ze zich van de kwestie hebben gedistantieerd.

 

De kunstdocent-bachelor is een spookrijder op het Nederlandse eerstegraads wegennet en moet daar zo snel mogelijk van afgehaald worden” (Tamsma, 2017)

Links naar stukken zijn voorzien van een R(Requiem)-code.

1. Start (december 2015 tot 9 mei 2016)

Historisch laat ik dit requiem op 14 december 2015 beginnen, de ledenvergadering van VONKC waar de voorzitter Ruud van der Meer de bijeenkomst afsloot met een ferm credo “de Master gaat er komen”. Een uitspraak die voor mij aanleiding was voor een brief aan het VONKC-bestuur (Bijlage R1.1). Er kwam een kort antwoord van de voorzitter (Bijlage R1.2) en mijn respons was een vergaderstuk voor de ALV van 9 mei (Bijlage R1.3)

2. Juridische schermutselingen: van ALV van 9 mei tot 8 september 2016

Dit vergaderstuk was de opmaat naar de tien minuten spreektijd die ik had gevraagd rond het door mij (!) ingediende agendapunt over de masterkwestie. Het bestuur zelf had die kwestie afgedaan met een korte passage in het jaarverslag over 2015.

De tekst van die 10 minuten (Bijlage R2.1) was een opmaat naar een motie van afkeuring, die ik met steun van zes andere leden (en twee adhesiebetuigingen van notoire vakgenoten, niet-leden) indiende (Bijlage R2.2)

Hoewel ik een ledenraadpleging had aangekondigd was het bestuur toch (onaangenaam) verrast. De vijf aanwezige ‘gewone leden’ werden na het indienen van de motie naar buiten gestuurd, opdat het bestuur zich intern kon beraden. Na hervatting van de vergadering verdedigde voorzitter Ruud van der Meer het bestuursstandpunt rond de BaMa-kwestie en gaf kort gelegenheid te reageren. Daarna werd er over de motie gestemd.

De voorzitter constateerde dat de tien stemmen van achter de bestuurstafel die van de andere (‘gewone leden’) overstemde en de ingebrachte schriftelijke stemmen statutair, op één na, niet hoefden te worden meegeteld. Een meerderheid (alleen dus vanachter de bestuurstafel!!) was tegen en dus was de motie afgewezen.

Dit werd de start van een langdurig prikkeldraadproces dat de volgende twee VONKC-jaren ernstig zou inkleuren en veel negatieve energie activeerde.

Een eerste reactie van het Kwintet kwam op 12 mei (Bijlage R2.3)

Het bestuur kwam vervolgens met een visie op het gebeuren. Eerst in de vorm van een concept verslag van dit agendapunt (Bijlage R2.4). Toen een Kwintet-commentaar (Bijlage R2.4b) en een bestuurlijke reactie op de motie van afkeuring (Bijlage R2.5), een stuk ‘wat wil VONKC’ (Bijlage R2.6) op de website en het commentaar op die notitie (Bijlage R2.7). Leden kregen dat niet te zien.

De ‘acht van Amersfoort’ transformeerde in een kwintet omdat drie motie-indieners (oud-NVTO-voorzitster Leontine Broekhuizen en de beide oud-CITO medewerksters Marjanne Knüppe-Hüske en Marieke Wensing) conflictueuze confrontatie wilde vermeiden.

Belangrijk punt was dat het VONKC-bestuur (nog) geen zicht had op de visie van de opleidingen op het BaMa-traject. Een toegezegd beleidsstuk was nog niet binnen. (Dit Schakeldocument werd pas in de zomer aangeleverd.)

De kwestie bracht de contouren van een extra ledenvergadering op 8 september in beeld en het Kwintet sommeerde het bestuur de leden beter (objectiever) te informeren dan de eigen berichtgeving dat deed. Als vertegenwoordiger van de (duizend) afwezige leden op 9 mei wilde het Kwintet een open brief (met zes bijlagen) aan alle leden over de gang van zaken sturen. (Bijlage R2.8)
Het bestuur schroeide alle communicatielijnen dicht, reageerde niet op Kwintet-verzoeken.
Het Kwintet zocht daarom zijn heil bij Digischool, een podium dat door 6000 collega’s wordt gebruikt. De vuile VONKC-was werd daarmee buiten gehangen, maar dat was het gevolg van het bestuursbesluit om de interne communicatiemiddelen (website en/of Nieuwsbrief) niet te mogen inzetten voor oppositionele geluiden. Het Kwintet dreigde vervolgens met een kort geding om ingediende agendapunten voor 8 september af te dwingen.

Het bestuur schakelde daarop een jurist in en de messen werden geslepen. Juridisch gelijk halen is één ding, omgaan met de empathie van een Algemene Ledenvergadering volgens de bedoelingen van het verenigingsrecht een ander. De keuze van het bestuur om de ledenvergadering af te gelasten en zo van de ingediende agendapunten af te zijn bracht het conflict van de drup in de regen. (Bijlage R2.9)
Doordat de ledenvergadering van 8 september niet gebruikt kon worden om de commoties te temperen en zaken uit te spreken, ontstond een woekerend gezwel dat daarna nog anderhalf jaar zijn destructieve sporen zou nalaten.

Zelfs het ingediende conceptverslag van het BaMa-agendapunt van 9 mei werd, ondanks drie verzoeken van het Kwintet, pas twee jaar later ‘vastgesteld’ in een chaotische non-procedure, waarbij de visie van het Kwintet zoveel mogelijk buiten de vergaderstukken werd gehouden (Bijlage R2.10).

3. De informatieavond van 8 september 2016

De bijeenkomst van 8 september werd dus ontdaan van zijn vergader-status en alleen ingezet als informatieavond van het KVDO over het eigen Schakeldocument.
Leo Zomerdijk, voorzitter van het KVDO (en in een dubbelfunctie SAC-lid, dus eigen-vlees keurende slager!!) kreeg anderhalf uur spreektijd. Piet Hagenaars was als technisch voorzitter door het bestuur aangezocht. En merkwaardige keuze. Hagenaars was een verklaard tegenstander van de master (Kunstzone maart 2016) en had als LKCA-directeur een dubieuze validering afgegeven naar aanleiding van een sessie op 7 maart 2013. Zelfs aanleiding voor het VONKC-bestuur om er twee weken later in een brief aan de minister (26 maart) tegen te protesteren (Bijlage R3.1).
Wie meer van het voortraject naar die 7 maart-bijeenkomst wil weten verwijs ik naar bijlage 15 in het Bama-dossier, elders op deze website.
De reactie van de HBO-raad en mijn reactie daarop staan in bijlage 3 in dat dossier.

Een soortgelijk daadkrachtige reactie tegen quasi valideringsprocedures had VONKC 18 november geschreven aan de LKCA-organisatie van een ‘deskundigen bijeenkomst’ op 20 juni 2014 (Bijlage R3.2)

Ruim voor de vergadering had het Kwintet een kritiek op het Schakeldocument aangeleverd. (Bijlage R3.3) Het bestuur had die niet verspreid. Aanwezigen op de ‘informatieavond’ moesten het dus doen zonder tegengeluiden.
Ondanks herhaalde verzoeken van het Kwintet om tevoren een bestuursvisie op dit document kenbaar te maken kwam die niet. Zo ontstond de indruk dat VONKC de KVDO-tekst omarmde en (gemotiveerde) tegengeluiden expres wegmoffelde opdat de ‘discussie’ rimpelloos zou verlopen. Het overgrote deel van de aanwezigen kende de materie niet of nauwelijks en was onbevangen ontvankelijk voor de zeer basale en eenzijdige KVDO-presentatie. Hagenaars verwees de indieners van de kritiektekst naar het einde van de vergadering. Toen het eenmaal zover was moesten we het vooral ‘kort houden’. Van een discussie was geen sprake.
Yvonne Leenen deelde namens het kwintet nog een tekst ‘kritische voetnoten …’ over de gang van zaken uit. (Bijlage R3.4)

Bij de aanvang van de vergadering had ere-lid en Kwintetter Frits Arnold gevraagd het verslag van de bijeenkomst pas publiek te maken na een conceptronde langs de aanwezigen. Voorzitter Hagenaars zegde dat toe.
Helaas trok het bestuur zich daar niets van aan. Het publiceerde op de website een eigen visie op het gebeuren. Na herhaaldelijke bevraging van deze belofte-breuk bleek een jaar later dat we die tekst niet moesten zien als een verslag, maar een ‘visie van het bestuur’. Hoe bedenk je het. Een non-verslag dus. Bestuurlijke integriteit is hier in het geding. Ik reageerde via de Vakcommunity van Digischool met een eigen verslag (Bijlage R3.5). , want de VONKC-media bleven gesloten voor onwelgevallige geluiden. 6000 collega’s konden zo de vuile was van VONKC zien hangen. Een treurige consequentie van het bestuursbeleid.

4. Vanaf 8 september tot de ALV van 28 november 2016

Gematigde krachten binnen het Kwintet meenden dat een gesprek met het bestuur de kansen op een Master eerder zouden vergroten, dan een verdere juridische schermutseling.
Het zou dan op een bodemprocedure kunnen uitlopen met alle vertragende en financiële consequenties van dien. Een loopgravenoorlog die de master-zaak niet zou dienen.
3 november was er een (vrij onaangenaam) gesprek tussen deputaties van Kwintet en bestuur, beide voorzien van een jurist.
De VONKC-jurist zetten het Kwintet weg als een willekeurig vijftal leden dat zich niet moest inbeelden invloed uit te kunnen oefenen op valide bestuurshandelen. Dat het Kwintet 9 mei de wettelijke vertegenwoordiger was van 1000 afwezige leden ontging hem blijkbaar. De toezichthoudende functie van een ALV ook.
De agenda voor de herfstvergadering (28 november) werd opgesteld en toen deed zich een nieuwe fenomeen voor: het bestuur besloot een deel van die punten niet te behandelen (‘wordt aangehouden’) Daarmee werd het stuwmeer van niet behandelde agendapunten steeds voller. Het is een gotspe dat het bestuur zich later (januari en juni 2018) ‘gegijzeld’ voelde door het grote aantal overstaande ooit ingediende en nooit afgehandelde agendapunten dat ze zelf veroorzaakt had.

Tamsma werd aan het eind van de vergadering weggezet als ‘sfeerverzieker’
Ik reageerde daarop met een notitie ‘Memorandum van een sfeerverzieker’ (Bijlage R4.1) die inging op het arsenaal van bestuurlijke conflicten over uiteenlopende zaken met Kwintet en mijzelf in de voorliggende periode. Deze bijlage heeft meer het karakter van een weerwoord van een getergd persoon die meent steeds integer gehandeld te hebben tegen impulsief en in een emo-modus reagerende bestuurders, dan een exponent van een inhoudelijk debat.

5. Naar de ALV van 19 juni 2017

Niettemin werd er op initiatief van het Kwintet een Advies-commissie ingesteld die de ALV van juni 2017 over het Mastertraject zou adviseren. De weerbarstige formatie ervan zal ik mijn lezers besparen. De commissie kwam er en leverde tijdig een doorwrocht stuk.
Speciale vermelding verdient het redactionele werk van ‘buitenstaander’ Diederik Schönau

Het advies van de commissie was een onverbloemd en gemotiveerd ‘ja’ voor de eerstegraads Master (Bijlage R5.1)
Het advies werd met overweldigende meerderheid aangenomen en zou dus leidraad worden voor aanstaand bestuurlijk handelen. De tekst mocht de 1000 andere leden blijkbaar niet onder ogen komen. Het duurde tot maart 2018 voordat die op de website kwam, weggestopt in een digitaal hoekje.

Om de verziekte sfeer binnen de vereniging tussen bestuur en Kwintet te klaren las waarnemend voorzitter Anne Bos een verklaring voor waarin de gang van zaken in het afgelopen jaar werd betreurd en voornemens werden geuit om op constructieve wijze het komende verenigingsjaar met elkaar in te gaan. Een verbale vredespijp werd gerookt
Zijn verhaal heb ik later ‘de pacificatie van Amersfoort’ genoemd en leek een goede start voor genormaliseerde verhoudingen R5.2 ‘Pacificatie van Amersfoort’

Helaas is die tekst later nooit bij het vergaderverslag gevoegd, noch op de website gepubliceerd en leidt dus onterecht een obscuur bestaan in de verenigingsgeschiedenis. Vermoedelijk hebben alleen de negen (!) aanwezigen de tekst in hun bezit. De 1000 andere leden weten nog van niks.
Ook herhaald aandringen leverde geen openbaarmaking op.
Omdat het bestuur wel Kwintet-kwetsende teksten op de website publiceerde (Bijlage R5.3) en (na herhaald verzoek) niet wilde verwijderen staken de grimmigheden weer de kop op. Een louter eenzijdig vredesverdrag vond het Kwintet wat te veel van het goede. (De pacificatie-voornemens werden op de AVL van 20 juni 2018 door het bestuur openlijk het crematorium ingedragen.)

6. Van 19 juni 2017 naar de ‘herfst ALV’ van 11 december, wegens barre weersomstandigheden verplaatst naar 10 januari 2018
Er was een voor-validering op komst. 23 november organiseerde het KVDO met het LKCA een bijeenkomst met ‘het werkveld’ en leverde o.a. twee stukken die mij de wenkbrauwen deden fronsen.
Het ene bevatte onjuistheden. Het stuk was vermoedelijk door het KVDO ingebracht om de procedure-tijgers op VH-bestuursniveau het idee te geven dat het voortraject netjes was doorlopen. Onwelgevallige omissies waren weggemoffeld, dubieuze valideringen opgevoerd.

Het ander was het Schakeldocument in ongewijzigde vorm. Kras, want er was toch echt 8 september 2016 pittige kritiek opgeleverd. Voor het KVDO geen reden om 14 maanden later het stuk ongewijzigd het werkveld in te sturen als conferentie-stuk. Het SAC, zich beroepend op zijn controlerende functie (mail 6 maart 2015) (Bijlage R9.1) had dit ook laten gebeuren en werd dus mede verantwoordelijk voor de misleidende voorlichting an de congresgangers.

Bovendien: waar ‘het werkveld’ volgens minister Bussemaker zou moeten bestaan uit deputaties van scholen (schoolleiders) en beroepsgroep (o.a. VONKC als veruit grootste belangenvereniging van docenten) bleek een breed palet ‘insiders’ uit het faciliterende circuit aanwezig. Zo kon het begrip ‘werkveld’ worden gekneed naar het gewenste model en een ‘werkveld’-validering van de volledig bevoegde bachelor.
Ik deed ten behoeve van de vergadering een onderzoek naar de valideringsprocedures om VONKC op de hoogte te brengen van de manipulaties die te verwachten waren. (Bijlage R6.1) Dat werd maar matig op- prijs gesteld.

De ALV van 10 januari leverde weer fricties op. Het was de laatste kans voor de aanstaande èchte validering van 7 maart om discussie te voeren over het VONKC-beleid in deze.
Ik zond daarom een aantal vergaderbijlagen in.
Het VONKC-bestuur was ‘not amused

Ik constateerde dat het glasheldere advies van de Adviescommissie, 19 juni door de ALV aangenomen, 23 november niet door VONK bij de pre-validering was ingebracht en het stuk nergens op de website was terug te vinden. De 1000 leden waren dus onwetend gehouden van de master-ontwikkelingen. Ik bracht drie moties in om de te verwachten manipulaties van het KVDO voor te zijn (Bijlage R6.2) Echter: het bestuur bleek tevoren besloten te hebben dat mijn moties niet in stemming gebracht zouden worden. Ze zouden de onderhandelingspositie van de VONKC-delegatie te zeer ondermijnen. Een novum in het verenigingsrecht: moties van leden mogen niet in stemming worden gebracht. Hier zakt de broek van af. Waarvoor houden we nog ledenvergaderingen? Het bestuur had bij haar chronische boventalligheid de democratische bedoelingen van een ledenvergadering gewoon kunnen uitrollen en met 10 (bestuurs-)stemmen tegen elke motie om zeep kunnen helpen, zoals bij VONKC toch al gewoonte is geworden.
Niet dus
Met enig leedvermaak heb ik later kunnen vaststellen dat juist op mijn drie motie-punten de VONKC-delegatie 7 maart nat is gegaan.

7. Van 10 januari naar de ALV van 20 juni 2018

10 januari was beloofd dat het bestuur op de juni-vergadering verantwoording zou afleggen van haar BaMa-acties, meer specifiek de eisen die namens de beroepsgroep beeldend op de valideringconferentie waren neergelegd om een eerstegraads Master te concretiseren.

Het door de ALV van 19 juni 2017 aangenomen advies had het bestuur niet (tijdig) naar de valideringsorganisatie doorgespeeld, de moties van Tamsma (met achteraf een hoge voorspellende waarde) waren al eerder in de prullenbak verdwenen. Zie hierboven.

De opleidingen kregen ‘groen licht” (van wie?? Het verslag toont geen deelnemerslijst, een oude KVDO-truc om de samenstelling van het valideringspanel buiten kritische ogen te houden) en zijn van een hoofdpijndossier af.

Het bestuur leverde een notitie ‘BaMa-commissie schooljaar 2017-2018’ (Bijlage R7.1) waarin het eerder geuite akkoord met de procedures op de website drastisch werd herroepen.

Ik voorzag de vergaderstukken van de ALV van diverse bijlagen en concludeerde dat VONKC de masterkansen had verkwanseld. (Bijlage R7.2) Sterker nog, in genoemd websitebericht van 28 maart (Bijlage R7.3), twee weken na de valideringsconferentie, had het VONKC-bestuur openlijk kenbaar gemaakt akkoord te zijn gegaan met de VBB-validering. De enige concessie van het KVDO was het voornemen om de Masterkwestie ‘op de agenda te zetten’. Een bevestiging van mijn jarenlang herhaald verwijt: ze hadden de kwestie nooit eerder op de agenda gehad!!

De leden zouden op de hoogte gehouden worden (??). In de tijd tussen toen en 20 juni was daar blijkbaar nog geen reden toe.

Als verbale cartoon maakte ik in april een persbericht van minister Hennis over voornemens om de officiersopleiding van de KMA onder te brengen bij de onderofficiersopleiding. (Bijlage R7.4) De vergelijking met onze VBB en de gangbare eerstegraads master bij andere vakken ontging de meeste ontvangers niet. Opleiders bleken ‘not amused’. Dat was te verwachten en ook de bedoeling.

20 juni meldde het bestuur dat het onaangenaam getroffen was door het KVDO-verslag van 7 maart en alsnog bezwaar gemaakt had tegen de conclusies. Die brief aan het KVDO mochten we niet zien. Na de websitetekst van 28 maart maakt het VONKC-bestuur zich natuurlijk bij de VH-Bobo’s belachelijk.

Met een requiemtekst (Bijlage R7.5) sloot ik mijn tien jaar betrokkenheid en adviserende relatie met de beroepsgroep af. Mijn acties had de VONKC-deputatie tot het voorportaal van de validerings-arena gebracht. Daarbinnen waren ze aan eigen initiatief en handelen overgeleverd.
Ik ben in mijn eentje niet de beroepsgroep. ‘Zoek het verder zelf maar uit’ was de concluderende teneur van mijn verhaal.

Omdat beelden in onze sector beter scoren dan teksten tekende ik een overzicht van de valderingsprocedure zoals de minister ons in maart 2015 voorschotelde en de patriarchale variant die de opleidingen zelf voor ogen hadden (en uitvoerden) (Bijlage R7.6)

Als verbale cartoon, en ingegeven door de WK voetbal die in die tijd werd afgewikkeld, bracht ik Bulgarije-kenner Lamsma ten tonele, die de achtereenvolgende coaches van het Nederlands elftal uitvoerig had geadviseerd over de Bulgaarse speelwijze. Vergeefs, zoals nu bleek: Nederland werd in de beslissende wedstrijd weggespeeld. (Bijlage R7.7) Zo verloor VONKC van de opleidingen. Voorzitter Bos hield de ALV nog voor dat er ‘geen andere keus’ was geweest. Ik ben zeer benieuwd wie de bron van die onzin was. Vermoedelijk een KVDO- of SAC-functionaris.

8. Na 20 juni 2018: epiloog

Met open ogen en meer dan afdoende gewaarschuwd heeft de VONKC-deputatie zich op 7 maart laten inpakken door het KVDO.
Het is opmerkelijk dat de protestbrief zelf in bestuursbijlage bij de vergaderstukken van 20 juni (Bijlage R7.1) niet is terug te vinden. De brief zou verzonden zijn. Procedureel is het gewoon over en uit. De opleidingen kunnen na het websitebericht van 28 maart (Bijlage R7.3) de profielen door VONKC gevalideerd achten. Aandoenlijk bestuurlijk geklungel.

Als kennishebbende belastingbetaler wil ik buiten VONKC om nog best mijn geluid laten horen als andere participanten in het Master-proces geïnformeerd moeten worden over de manipulatieve acties van de opleidingen.

Ik schreef een tiental instituten aan die in de coulissen van het Master-toneel een rol spelen.
Ik meldde ze dat ik hun visie op de Volledig Bevoegde Bachelor en het ontbreken van een eerstegraads Master voor de kunstvakken zou bundelen en 20 juni aan de ALV van VONK zou aanbieden.
Een deel van de aangeschrevenen hadden hiervoor meer tijd nodig dan de twee maanden die ze van mij kregen. Mijn overzicht heb ik daardoor alleen in conceptvorm op 20 juni aan het bestuur aangeboden en later gecompleteerd.
Ik heb het alle betrokken instituten toegezonden, evenals een kleine zeventig vakgebied-betrokkenen. (Bijlage R8.1)

Een plezierig gevoel dat ‘niemand’ zich nu meer onwetend kan houden. Met de publicatie op mijn website is het ook toegankelijk voor anderen.

Calamiteiten daargelaten lijkt nu alles geschreven en gezegd wat er over de BaMa- materie te melden valt. De kunstvakken zijn hun eerstegraads status kwijt. Het laat zich niet aanzien dat dit de komende generatie nog hersteld gaat worden.
Docenten mogen weten dat de opleidingen dat veroorzaakt hebben en de eigen beroepsgroep daar het groene licht voor gaf.

Een treurige conclusie, maar, collega’s, jullie hebben dit zelf laten gebeuren.
Minder dan een handvol leden op de ledenvergaderingen van VONKC, chronisch overstemd door een tiental bestuurders, tekenen jullie desinteresse,
De generatie die in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw de eerstegraads positie van de kunstvakken heeft bewerkstelligd vindt dat best treurig.

Het zij zo.

Ik ben via m.e.tamsma@planet.nl benaderbaar voor vragen, commentaar, discussie of aanvullende gegevens.

Maarten Tamsma

 september 2018

 

9.   Correspondentie met SAC-voorzitter Thera Jonker

SAC voorzitster Thera Jonker nam een paar keer de moeite mij te informeren over het valideringsproces. Onze correspondentie valt buiten het tijdschema dat is gehanteerd. Ik heb die daarom een aparte plek gegeven.
Haar geste om mij te informeren is op prijs gesteld. Het negeren van mijn aanvullende vragen minder. Maar dit paste binnen de kaders van de wijze waarop opleiders met Tamsma als Persona Non Grata omgingen. Het is ook lastig een discours te starten met argumenten die je niet hebt. (Bijlage R9.1) (Bijlage R9.2)

10. NVAO

De NVAO speelt in dit alles een speciale rol. Ik heb de oude NVTO-koeien van 2008 en 2009 uit de sloot gehaald om nog eens de positie van de accreditatie van onze Bachelor te verduidelijken.
De opleidingen beweren dat hun eerstegraads-bekwaamheden door de NVAO zijn geaccrediteerd. Dat is dus niet zo. (Bijlage R10.1)

 

VONKC euthanaseert het eigen Leerplan

Wie weet over een aantal jaar nog wat er met het VONKC-Leerplan voor Beeldende kunst en vormgeving is gebeurd?
Opdat de treurige gang van zaken niet in de vergetelheid raakt lijkt een historisch overzicht gerechtvaardigd. Al was het maar voor de geschiedschrijving van ons vakgebied.

Tussen 2008 en 2012 heeft een denktank, in opdracht van het VONKC-bestuur, gewerkt aan een taakstellend leerplan voor het vakgebied Beeldende Kunst en Vormgeving. Doelgroep: alle leerlingen in de leeftijd van 4 tot 14 jaar.
Maart 2012 werd dit leerplan aan leden en bestuur aangeboden, met de bedoeling het binnen het Nederlandse onderwijs te implementeren en vier jaar later te evalueren en herzien.
In de vier volgende jaren bleek op de Algemene Ledenvergaderingen een afnemende betrokkenheid van het bestuur bij dit implementatieproces. Uiteindelijk werd het document in 2016 definitief in de ijskast gezet. Het jaar dat een revisie op basis van het gebruik in het werkveld (opleidingen) aan de orde zou zijn geweest. Niet dus. Nog wel consulteerbaar op de website, maar door het bestuur afgeschoten als bruikbaar kwaliteitsmiddel voor het vakgebied.

De gang van zaken stelde mijn als denktankvoorzitter en eindredacteur ernstig teleur. Na jaarlijkse vragen op achtereenvolgende ledenvergaderingen vroeg ik het bestuur (brief 4 maart 2016) om commentaar op en correctie van eventuele onjuistheden in mijn beschuldigingen. Een antwoord bleef uit. Daarop vroeg ik een agendapunt op de ALV van 9 mei 2016 over de gang van zaken.

De tekst ‘zeven minuten Tamsma’ werd uitgesproken op de ALV en was dus voorafgegaan door de brief van 4 maart, waarop niet gereageerd was: de euthanasie op het VONKC Leerplan.

De geschiedenis neemt zijn loop, maar toekomstige generaties mogen best weten wat er met dit leerplan is gebeurd. Altera trof het in 1950 beter met zijn vakvereniging.

Het Leerplan zelf is terug te vinden op deze website: VONKC leerplan beeldende kunst en vormgeving (2013)

Leerplan

Wonderlijke vanzelfsprekendheden (september 2015)

Over merkwaardige procedurele kronkels in de weg naar een eerstegraads Master voor de kunstvakdocentenopleidingen

De al jaren slepende procedure betreffende een Masterkwalificatie voor eerstegraads kunstvakdocenten lijkt in een beslissend stadium te komen. Een stadium dat mede wordt gekenmerkt door een reeks procedures die ‘wonderlijk’ genoemd zouden kunnen worden.
Ik schreef daarover een artikel voor Kunstzone en bood dat begin september 2015 aan de redactie aan. Het blad kent een vrij lange publicatie-cyclus en bovendien een redactiebeleid dat onderhevig is aan tekstvolume-normen. Of en op welke wijze mijn schrijfsel via het tijdschrift het werkveld zal bereiken is (nog) onduidelijk.
Evenzeer is er nog geen concreet zicht op de uitkomsten van de beschreven procedures. Komt er een Master voor de eerstegraads kunstvakdocenten of toch weer een variant van de Volledig Bevoegde Bachelor (VBB) ?

Hieronder de aan Kunstzone aangeboden tekst. Deze is ook in pdf-formaat te downloaden: 150920 – wonderlijke vanzelfsprekendheden

 

Wonderlijke vanzelfsprekendheden

Over merkwaardige procedurele kronkels in de weg naar een eerstegraads Master voor de kunstvakdocentenopleidingen 

Maarten Tamsma

 

een Drommeel

Het zal lezers van Kunstzone niet zijn ontgaan dat ik, in diverse hoedanigheden, al een kleine tien jaar actie voer voor een  eerstegraads (VHO) Master-bevoegdheid voor kunstvakdocenten. Zoals die voor alle andere schoolvakken bestaat.
Sinds de (nooit gevalideerde) invoering van onze Volledig Bevoegde Bachelor (2006), hierna te noemen VBB, werken de kunstvakken met dit exclusieve (en devaluerende) fenomeen. Iets tussen een echte eerstegraads bevoegdheid en tweedegraads kwalificaties. Bovendien  ‘ongedeeld’: ook nog bevoegd voor het buitenschoolse gebied.
Een kruising tussen de eerstegraads één-bultige Dromedaris en een tweedegraads Kameel: een heuse Drommeel dus. Een aparte diersoort in de dierentuin van het Nederlandse onderwijs.

De procedure naar een verandering van deze ongewenste status-aparte wordt gekenmerkt door een reeks wonderlijke ‘vanzelfsprekendheden’ die veranderingstrajecten in het onderwijs kenmerken. De regie is weggegeven aan instituten en HO-Bobo’s. Na het rapport van de commissie Dijsselbloem ‘Tijd voor onderwijs’ (2008) zou je anders mogen verwachten, maar de Haagse hazen lopen nu eenmaal hun eigen-wijze routes, weinig geneigd macht af te staan aan (bijvoorbeeld) het werkveld en de beroepsgroep.

Ik wil mijn collega’s en lezers van Kunstzone deelgenoot maken van de merkwaardige processen die zij over zich heen hebben laten gaan, onwetend of berustend. Dat laatste vermoedelijk vanuit een toenemende horigheid als werknemer aan de nukken van leidinggevenden.

het voorafgaande
Heeeel kort door de bocht de geschiedenis van de Drommeel. Ik verwijs specifiek naar de website van Kunstzone (waarin mijn vier opeenvolgende “Ba/Ma-artikelen)[1], of mijn eigen website waar alle belangrijke stukken bij elkaar staan in het ‘BaMa-dossier’ (maartentamsma.nl )

Om de collega’s dans en drama in de bovenbouw hun eerstegraads (vak) lessen te kunnen laten geven, zonder de als lastig ervaren aanvullende theoretische studie voor kunst algemeen (toen CKV2), besloot de HBO-raad in 2005 de oorspronkelijk tweedegraads Bachelor ook bevoegd te verklaren voor het eerstegraads lesgeven in het vak (toen CKV3).
Het voorstel voor de ontworpen bovenliggende eerstegraads Master werd daarmee ontdaan van de vakverdieping en vervolgens, mede gevoed door het advies Ars Longa scola brevis (Smets en Hover, augustus 2005), als ‘te dun’ afgeschoten door de minister. Gevolg: geen bekostigde (eerstegraads) Masteropleidingen voor de kunstvakken.
De HBO-raad in paniek en een Volledig Bevoegde Drommeel zag het levenslicht. Niks validering meer door het werkveld, gewoon besloten, opgelegd en ingevoerd (2006)

De NVTO was destijds de enige docentenvereniging die bezwaar maakte tegen deze devaluerende kwalificaties. De HBO-raad (later omgedoopt in VH) en het KVDO (samenwerkingsverband van de opleidingen) zegde toe dat het werkveld betrokken zou worden bij evaluerende stappen naar een toekomstige herziening (Brieven van 26 november 2007 en 17 januari 2008). Dat is niet gebeurd en VONKC (na de fusie met de VLBV de erfgenaam van de NVTO werd pas vier jaar later (2012) uitgenodigd om even een validerend kruisje te zetten voor akkoord met een VBB 2.0, een tweede generatie Drommeels.

Niet dus.
VONKC stemde wel in met de kennisbasis, de carrosserie voor het nieuwe vehikel. Daar was weinig aan te sleutelen.
Aardig is het te constateren dat deze kennisbasis voor de kunstvakken werd ontleend aan het (tweedegraads!) model van de VH voor alle andere docentenopleidingen. Er is geen enkele moeite gedaan om zich te spiegelen aan eerstegraads modellen die ook voorhanden waren geweest. Hoezo VHO-bekwaam?

Maar toen de competenties nog, ‘de motor’ voor de nieuwe auto.
VONKC heeft gemotiveerd afgezien van participatie in die validerende vergadering (brief van 6 maart 2013) Een half jaar eerder (23 juli) was het KVDO al gewaarschuwd voor de problemen die het VONKC-bestuur met de procedure had.
De afwezigheid van VONKC is vervolgens buiten het vergaderverslag gebleven, laat staan de motieven daarvoor (!). Niettemin kon het organiserende LKCA geen groen-licht-brief schrijven aan de VH om de nieuwe VBB-kwalificaties gevalideerd te achten. Procedureel kwam de geoliede machine voor een nieuwe versie van de VBB knarsend tot stilstand.

Noodverbanden van consultsessies met deskundigen, werkveldvertegenwoordigers en schoolleiders werden alsnog opgetuigd. Ook daar deugde procedureel niet alles van.
Een voorbeeld:

meerderheidsadvies?
20 juni 2014 was er een tweede consultsessie met ‘deskundigen bovenbouw VO’. De conclusie was dat de meerderheid koos voor (een variant van) de bestaande VBB als kwalificatie voor het VHO en niet voor de Master. VONKC maakte later bezwaar tegen die conclusie (brief 18 november).
Volgens het verslag waren er 42 personen aanwezig. 8 daarvan waren opleiders. Zij hadden hun stem via het KVDO (formeel een adviesorgaan in deze procedure!) moeten laten horen. Voor de medewerkers van het LKCA gold hetzelfde. De 12 VONKC-vertegenwoordigers hadden dus bezwaar aangetekend tegen de conclusies. Bleven 20 anderen over (waarvan de helft uit het buitenschoolse gebied, die niets met de VHO-status van de Master te maken hebben!), dus waar komt die ‘meerderheid’ dan vandaan?
Nu zal hier niet te kwader trouw concluderend zijn gemanipuleerd, tekenend is toch het gemak waarmee met procedures wordt omgegaan. Zorgvuldig kan het niet genoemd worden.
Waarom merkt niemand (behalve Tamsma) dat op?

In het verslag van een vervolgbijeenkomst op 16 juni 2015 zijn de kwalificaties van de deelnemers maar weggelaten. Dan valt er minder te controleren. Ik had die behoefte ook niet, want er werd nu een positief advies voor de Master gegeven. Bravo!

schoolleiders
Omdat de schoolleiders mager in het proces waren betrokken, zijn regionaal nog vier reparatie-sessies belegd om ook hun mening over de eerstegraads Master voor de kunstvakken te horen (2014-15).
Opmerkelijk is dat daar een positief advies voor een eerstegraads Master werd gegeven. Onverwachte bondgenoten dus.

cyclisch proces
Sinds het voorjaar van 2015 was de Master-discussie plots een cyclisch proces geworden. Een nieuw fenomeen.
Aan het verleden was weinig cyclisch op te merken. De geboorte van de Drommeel was een HBO-raad-dictaat zonder enige validering. De herziening van 2013 werd ook zonder vooroverleg ter accordering aan het werkveld aangeboden. Niks cyclisch.
Dat de regisseurs nu eindelijk doorhadden dat het anders zou moeten is aardig om te constateren. Dat je eerst beroepsprofielen moet hebben waarop je vervolgens opleidingscompetenties kunt enten lijkt een verbazingwekkend eureka van KVDO/LKCA en de VH.
Aldus werd in gang gezet. 5 jaar te laat.

‘constructief overleg’

Die kreet duikt ineens in het voorjaar van 2014 op in ambtelijke mailtjes.
Waar hoor ik dat meer?
Minister Kamp van EC gebruikte het bij zijn gesprekken met de Groningse woningeigenaren getroffen door de aardbevingsgevolgen van de gaswinning. Ze waren 30 jaar genegeerd en nu de media zich (eindelijk) tegen het gemis aan redelijke vergoedingen aan de gedupeerde Groningers keerden was er ineens sprake van ‘constructief overleg’.

Zeven jaar lang hebben KVDO en HBO-raad de beroepsgroep (NVTO/VONKC) genegeerd. Procedureel moesten ze vervolgens op de blaren zitten en werd er ‘constructief overleg (?)’ gestart, om toch vooral niet te hoeven toegeven dat er fouten waren gemaakt.
Zo wikkelen Haagse kringen de eigen missers af. 

verbaal beton
Terug naar 2006.
Na de introductie van de ‘illegale’ VBB in 2006 hebben alle opleidingen hun stinkende best gedaan om op papier aan te tonen dat de VBB zeer wel een gekwalificeerde VHO-docent oplevert. Alle andere schoolvakken hebben daar een Master voor nodig, maar de kunstvakken zijn blijkbaar wat makkelijker. Een vierjarige Hbo-opleiding volstaat.

Rond de opleidingscompetenties bouwde iedereen een harde verbale cocon. Een grondwettelijke beschrijving voor de eigen opleiding, die uit de kast gehaald kan worden als de accreditatiecommissie langskomt. Anders dan de visitaties in het verleden (waar ook naar kwaliteit gekeken werd) is het huidige accrediteringsproces verworden tot een monstrueuze verbale procedure-check. Als de teksten deugen, deugt de rest ook.
Misschien valt het alleen ouderen op dat het Nederlandse onderwijs een toenemend verbaal verantwoordings-karakter heeft gekregen, dat veel tijd en energie uit het primaire proces zuigt en waarbij de toets-neurose een zorgelijk bijeffect is geworden.

Probleem nu bij de instellingen is dat de invoering van een eerstegraads Master voor de kunstvakken tot een ‘stelselherziening’ leidt. Dan moet die cocon onttakeld worden. Een investering van duizenden mensuren wordt teniet gedaan. Vele duizenden andere uren zullen moeten worden geïnvesteerd in nieuwe teksten. De opleidingen worden schichtig en veranderen in behoudzuchtige instituten, geen zin om de gebaande VBB-paden te verlaten en in te ruilen voor iets beters.

stelselherziening en Guantánamo.
Sommige instellingen doen daarom moeilijk over de problemen die een invoering van een Master voor onze vakken met zich mee zou brengen.
Zelfs het advies dat het KVDO over de haalbaarheid van een Master liet opstellen schatte die kans daarop klein en adviseerde de opwaardering van ons eerstegraads niveau maar binnen Bachelor varianten te zoeken. Motieven hiervoor werden overigens niet aangedragen. (van Meerkerk/Frankenhuis ‘Citroenen proeven’, augustus 2013 blz. 18)

Ik noem dat het Guantánamo-effect. Als je als instelling (de HBO-raad in 2004) een wangedrocht op de wereld kunt zetten moet je het natuurlijk ook weer kunnen afbreken.
Hoewel, Obama is er ook al 7 jaar met een soortgelijk fenomeen in de weer.

Maar de NVAO[2] heeft de volledig bevoegde kunstvakdocent-Bachelor toch geaccrediteerd?
Nee.
Onder verwijzing naar de NVTO-correspondentie met de NVAO is duidelijk geworden dat onze Bachelor alleen als Bachelor, binnen de kaders van de Dublin-descriptoren, tegen het licht is gehouden. Dat de minister daar een eerstegraads bevoegdheid aan heeft gehangen is geen NVAO zaak (brieven 6 mei en 27 oktober aan de NVTO)  Dit was de HBO-raad bekend en is nog eens (op aangeven van mij) onderschreven in het rapport van Van Meerkerk
Geen HBO-bestuurder kan zich dus hierop beroepen. Helaas is dat wel gebeurd.
Het werkveld pikt dat blijkbaar.

En nu verder? De rol van het SAC-Kuo
Het Sectoraal Advies College KuO is wat het zegt: een club HBO-directieleden uit een bepaalde cluster (in ons geval dus het KuO) die de verenigingsraad adviseert bij zaken die die cluster aangaan.
Ditzelfde SAC (in een andere personele samenstelling) heeft in 2005, zonder enig consult met het werkveld, de instellingsbesturen voorgesteld de tweedegraads Bachelor voor de kunstvakdocenten om te vormen tot een volledige (eerstegraads) vakbevoegdheid (toen CKV3). Zoals eerder gesteld, dat was nodig om het (klein dozijn) eerstegraads dans- en drama-docenten geen extra studietijd te hoeven laten investeren in de theorie, waar ze toch geen zin in hadden. De aanvullende (eerstegraads) Master, destijds gemarkeerd door drie componenten (vakverdieping, interdisciplinariteit en theorie) werd daarmee louter een CKV2 bevoegdheid en dus te min bevonden om een aparte bekostigde opleiding voor op te tuigen.

Goed bedoeld, maar met desastreuze gevolgen, werd de opgepepte Bachelor dus niet voorzien van een Master-vervolg (met eerstegraads civiel effect) en heeft datzelfde SAC vervolgens, alweer zonder overleg (zelfs niet met het eigen KVDO) de instellingsbesturen gevraagd in te stemmen met een Volledig Bevoegde Bachelor.
Vanaf dat moment zitten we dus met een unieke VBB, een gedevalueerde, volledig bevoegde ‘eerstegraads’ Bachelor, de Drommeel.

Het SAC heeft nu weer een belangrijke stem in de procedure die ons de Master zou moeten opleveren. In een persoonlijke mailwisseling heeft de voorzitster de moeite genomen mij gerust te stellen betreffende de transparantie van de te volgen procedure….
Ik heb haar gewezen op het weinig geruststellende verleden en het merkwaardige gegeven dat hogeschool-directies het laatste woord hebben over opleidingskwalificaties.
In de gezondheidszorg zou het ondenkbaar zijn dat ziekenhuisdirecteuren bepalen aan welke opleidingskwalificaties specialisten zouden moeten voldoen. In onderwijsland ligt dat blijkbaar anders.
Niemand, behalve Tamsma, die dat opmerkt of wil opmerken.

Dan de samenstelling van dat SAC. Twee van de vijf leden weten niks van docentenopleidingen, althans zijn vermoedelijk net zo deskundig op mijn vakgebied als ik op het hunne.
Een van de drie anderen is van onbesproken docent-deskundigheid, maar ook KVDO-voorzitter! Nota bene het gremium dat de gegevens voor het besluit aanlevert. Diezelfde voorzitter was KVDO-boegbeeld in een groot deel van de periode waarin nooit het beloofde overleg met het beroepenveld heeft plaatsgevonden en ongegeneerd een voorstel voor een tweede generatie van ongegradeerde Bachelors op het Nederlands onderwijs is losgelaten! En hij moet nu (mede) gaan bepalen of er een Master gaat komen?
De slager keurt zijn eigen drommeel-vlees.

Ik heb het VONKC-bestuur voorgesteld de KVDO-voorzitter in die dubbelfunctie te wraken. VONKC pikt blijkbaar die belangenverstrengeling.

hypocriete dubbelzinnigheid
Als de instellingen zelf zo geloven in de eerstegraads bekwaamheid van hun VVB-gediplomeerden zou je mogen verwachten dat ook bij het eigen aanstellingsbeleid terug te vinden.
Iemand die een eerstegraads Master Engels heeft kan daarmee ook op het HO lesgeven, en krijgt als Master betaald.
Zo niet bij onze kunst-Drommeels. Die is immers een Bachelor, zo redeneert de HO-directie. Eerstegraads of niet, zo iemand krijgt een Bachelor-honorering. Over en uit.

Ik heb zelf, met oud-HBO-inspecteur Jan Dijkstra en het VONKC-rechtsbijstand bureau, argumenten moeten aanleveren om twee individuele gevallen van collega’s met een oude vijfjarige eerstegraads opleiding een Master-salariëring te bezorgen. Uiteindelijk bleek hun vijfjarige opleiding het doorslaggevende motief om de instellingsbestuurders te vermurwen. Zo toont het beleid van de opleidingen zelf aan dat ze een vierjarige VBB een (tweedegraads) Bachelor vinden, ongeacht het VHO-niveau dat ze er zelf hebben opgeplakt. Ongelijk hebben ze niet, maar regel dan ook een eerstegraads Master voor die vakken.
Hypocriete dubbelzinnigheid.

Wordt het geen tijd voor Tamsma om afstand te nemen?
Waarom maakt een gepensioneerde heer zich nog steeds zorgen over deze materie?

In de jaren 80 en 90 stond ik, met anderen, in de frontlinies van het emancipatieproces voor de kunstvakken. Eerst alleen voor tekenen, later voor beeldend, muziek erbij en tenslotte voor het conglomeraat van ‘de kunstvakken’. De vakken werden van ‘achter de streep’ gehaald. De eindexamens zorgden voor een keur aan didactische ontwikkelingen en lesmateriaal.
Ik was voorzitter van de NVTO, hoofdredacteur van het Maandblad, coördinator bij de eindexamenexperimenten, studieleider van een eerstegraads lerarenopleiding, lid (en voorzitter) van het KVDO…deed advies- en bestuur-klussen…..

We hebben in die tijd ruzie gemaakt met bewindslieden en dwarsliggende ambtenaren, tandenknarsend het CPE voor Havo/Mavo zien sneuvelen, maar ook successen geboekt.
Onze externe opponenten deden de interne gelederen sluiten.

Bij de Bachelor-Masterkwestie kregen we echter te maken met interne tegenstanders. Nota bene onze eigen opleidingen liggen dwars!
HO-Bobo’s en instellings-directeuren spelen een dubieuze rol en frustreren de oh zo noodzakelijke gang naar een eerstegraads Master voor onze vakken. Het KVDO en de VH spelen het spel mee. OCW laat zich willens en wetens door foutieve informatie beïnvloeden.
(zie mijn website)

Niemand heeft over de loop der dingen zo’n compleet dossier als ik. Ook niemand anders is blijkbaar vrij van de hiërarchische pressie die de Bobo’s op kennishebbenden uitoefenen. ( ‘….Tamsma je hebt gelijk maar ik kan dat niet onderschrijven want mijn bestuur/directie heeft een andere mening…’)
Van portefeuillehouder van de NVTO in deze kwestie werd ik dossierhouder van VONKC en later een soort klokkenluider-buiten-dienst. Het doel (een VHO-Master voor de kunstvakken) heiligt alle middelen. Als anderen het niet kunnen of willen moet ik het maar doen.
Bovendien: ik heb er nu de tijd voor.

Veel is hier niet verder uitgewerkt. De merkwaardige conclusies van consultsessies waar bezwaren van VONKC onder de tafel verdwenen. De onjuiste antwoorden van staatssecretaris Zijlstra op Kamervragen over onze Master (3 november 2011), het gesjoemel tussen VH en OCW over het uitblijven van overleg met het werkveld, de verkeerde verklaringen van minister Bussemaker tijdens het VELON-congres (maart 2015) over onze Master …. Ik licht ze graag nog eens toe.

Ik beschuldig het collectief van de opleidingen van nalatigheid en minachting van de beroepsgroep. De motieven voor die beschuldigingen heb ik breeduit gepubliceerd. Op één brief van één opleiding na is nooit door iemand de handschoen opgepakt en een discussie aangegaan over mijn (on)gelijk. Een gelijk dat oorverdovende proporties lijkt te hebben aangenomen.
Als het veld straks, mede door mijn acties, alsnog een Master voor VHO-gekwalificeerde docenten krijgt is het niet voor niets geweest en kan dit feuilleton worden afgesloten.
Leuk onderwerp misschien voor een promovendus die ooit nog eens een onderzoek wil doen naar wonderlijke vanzelfsprekendheden in onderwijsprocedures.

Komt er straks toch weer een VBB 3.0 uit de hoed van de VH-bestuurders (en OCW ambtenaren) dan daag ik ze graag uit voor een discussie voor een heeeeeel volle zaal met werkveldbetrokkenen.

September 2015

[1] februari 2007, augustus 2007, januari 2009, juni 2013

[2] Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie

Brief 31 maart 2015 aan minister Bussemaker inzake de Masterkwalificaties voor de VHO-kunstdocent

mevr. Dr. M. Bussemaker, minister van OC&W
Postbus 16375 2500 BJ Den Haag.

31 maart 2015

AANTEKENEN                                                                            

betreft: VELON-congres / Master voor de kunstvakdocentenopleidingen

Zeer geachte mevr. Bussemaker,

Tijdens het VELON-congres in Papendal  jl donderdag reageerde u op een vraag van een docente  inzake  Masterkwalificaties voor docenten kunstvakken voor het eerstegraads gebied. Ze zijn met een volledig bevoegde HBO-Bachelor een uitzondering in het Nederlandse VHO-onderwijs.

In uw antwoord verwees u naar de instemming die de vigerende constructie zou hebben van het werkveld en de opleidingen.
Dat is helaas onjuist. Het initiatief voor de volledig bevoegde Bachelor komt van de HBO-raad (2007) en is destijds zonder enig overleg met het werkveld, laat staan een passende validering,  ingevoerd.

De docentenvereniging NVTO heeft toen als werkveldvertegenwoordiger geprotesteerd tegen de gang van zaken. Er werd door HBO-raad en KVDO overleg toegezegd  in de evaluerende route naar een latere herziening.
Die toezegging is niet nagekomen en VONKC (de erfopvolger van de NVTO) kreeg verrassenderwijs een uitnodiging om in 2013 een paraaf  bij het kruisje te zetten voor akkoord met een tweede generatie opleidingsprofielen voor, opnieuw, een volledig bevoegde Bachelor.

De betrokkenheid  (laat staan instemming) van de NVTO/VONKC bij het redactieproces van deze tweede generatie opleidingscompetenties is een even hardnekkig als onjuist gegeven, in stand gehouden door verkeerde informatie van de VH en KVDO aan uw ministerie.
In een brief van 26 maart 2013 informeerde VONKC-voorzitter Wim Majoor u ook over deze kwestie en verzocht om een interventie van uw kant.
Uw medewerker B. Broerse heeft de kwestie toen ‘afgehandeld’, d.w.z. na een indrukwekkende vertraging namens u geconcludeerd dat de gebleken onjuiste informatie van de VH over genoemde betrokkenheid van werkveldvertegenwoordiger VONKC geen reden was om in de lopende procedures (?) te interveniëren.

Nadat VONKC uit protest tegen de gang van zaken de stekker uit de validering van een nieuwe volledig bevoegde Bachelor had getrokken (maart 2013) is er een reparatie-circuit op gang gekomen. De VH, KVDO en LKCA tuigden alsnog consultsessies op (maart en juni 2014). Tegen de conclusies van het verslag van de laatste sessie heeft VONK bezwaar aangetekend. Er kwam weer een aangeklede Bachelor in beeld, die het gemis aan een ‘echte’ (lees: gewone) Master zou moeten opvangen.

Kortom: het zijn de opleidingen die, om onbekende redenen (openbaar dispuut wordt uit de weg gegaan), de Master voor de kunstvakken in het VHO in de weg staan. Mogelijk zijn de kunstvakken wat makkelijker dan de andere schoolvakken, of hun opleidingen beter: in vier jaar HBO-Bachelor-studie kunnen ze blijkbaar hetzelfde als de andere opleiders in een vijfjarig Mastertraject.

Ik hoop dat het gemis aan werkveldinstemming u tot actie kan bewegen die ook de kunstvakken een VHO-Master gunt.
Uw suggestie van donderdag om zo’n Master ook in het tweedegraads gebied van de kunstvakken in te zetten klonk als een verheugende extra steun voor het streven.

Om misverstanden te voorkomen: ik bericht u niet namens een van de gesprekspartners in het lopende valideringsproces. Ik was KVDO-lid (waarvan 3 jaar voorzitter) in de tijd dat de opzet van de Master- en Bachelor opleidingscompetenties werden geschreven en portefeuillehouder voor deze kwestie van de NVTO, later VONKC. Mijn archief in deze is zonder twijfel het meest uitgebreide in Nederland. De meest relevante stukken in deze ‘Ba/Ma-kwestie’ zijn  terug te vinden op mijn website maartentamsma.nl.

Ik verwacht dat ook anderen gebruik zullen maken van uw uitnodiging om te reageren op uw uitspraken van donderdag en hoop van harte dat nog binnen uw ambtsperiode de weeffout van de HBO-raad van destijds ongedaan kan worden gemaakt.

Hoogachtend,

M.E. Tamsma

N.b. voor de bezoekers van deze website: een antwoord van de minister zal ik t.z.t. toevoegen aan het BaMa-dossier.

minister Bussemaker over de eerstegraads bevoegdheid van de kunstvakken (VELON-congres maart 2015)

minister Bussemaker over de eerstegraads bevoegdheid van de kunstvakken 

 

Het is een goede gewoonte dat tijdens het jaarlijkse VELON[1]-congres de minister aanwezig is om vragen uit het opleidingsveld te beantwoorden.

26 en 27 maart werd het congres in Papendal gehouden. Ten overstaan van 700 aanwezigen werd er dit keer (ook) een vraag gesteld over de eerstegraads bevoegdheid voor de kunstvakken, mede ingegeven door de prominente rol die ArtEZ in de organisatie had.[2]

De uitspraken van de minister zijn markant genoeg om onder aandacht van de kunstvakdocenten te brengen. Ik ben zeven jaar lang dossierhouder van de BaMa (Bachelor-Master)-kwestie geweest en vond de opvattingen van Bussemaker een aardige wending in het treurige feuilleton rond onze Volledig Bevoegde Bachelor (VBB). Vandaar hieronder de letterlijke tekst van de vraag van docente Willemien Cuijpers (Beekdal College Arnhem) en het antwoord van de minister, gevolgd door een kort commentaar van mijn kant.

Willemien Cuijpers:

Voor de meeste schoolvakken wordt er een onderscheid gemaakt voor de eerstegraads bevoegdheid voor de bovenbouw en de tweedegraads bevoegdheid voor de onderbouw. Bij de kunstvakken is dat echter niet geval. Er geldt dan ook geen masterverplichting om in de bovenbouw te mogen lesgeven.

Mijn vraag aan u is:

Heeft het ministerie daar bewust voor gekozen of zou het misschien verstandig zijn om ook voor de kunstvakken in de bovenbouw een Master te eisen?

Het antwoord van Bussemaker:

Hier geldt eigenlijk hetzelfde antwoord als bij de vorige vraag dat de opleidingen en de scholen hier leidend zijn en zij dat onderscheid tot nu toe niet hebben willen maken. [zie mijn commentaar hieronder / MT]  Maar als u, diegenen die hierbij betrokken zijn, zeggen “het zou wèl wenselijk zijn”, dan moeten we gaan kijken of we dat dan ook kunnen implementeren.

Ik kan me voorstellen, … ik zou iets meer willen weten over de achtergronden van waarom de vraagsteller dit wel of niet wenselijk vindt …[…].. , want aan de ene kant kan je zeggen “dan krijg je meer verdieping in de bovenbouw”, dat is logisch, aan de andere kant kan het juist ook voor de onderbouw van enorm groot belang zijn om bij de kunstvakken, waar het gaat om je creativiteit, misschien wel óók die Masterdocenten een rol te geven. [zie mijn commentaar hieronder / MT ]

Kunstvakken zijn niet alleen minder gericht op kennisoverdracht en misschien stelt dat ook wel andere eisen aan de docent die je hebt. Maar ook hier: ik heb dat niet in eerste instantie zelf bepaald. Ik volg ook hier vooral de praktijk en de wens van de scholen en opleidingsinstellingen.

Praat er dan vooral met elkaar verder over wat de voor- en nadelen zijn en laat mij dan weten wat jullie zorgen hierover zijn. Dan kunnen we het gesprek ook op een goede manier voortzetten.

Ik heb tot nu toe in ieder geval niet eerder over gehoord dat dit nu een enorm probleem zou zijn, maar dat komt misschien omdat er met de kunstvakken ook veel in ontwikkeling is. [zie mijn commentaar hieronder / MT ]

Ik ben allang blij dat ik het vak CKV heb weten te behouden …[…] …en dan zijn de diploma’s misschien nu een keer aan de beurt. Maar laten we vooral zorgen dat we die creativiteit .. [..]…ook aan àl onze leerlingen meegeven, in de kunstvakken en daarbuiten…” 

commentaar:

De vragen waren lang tevoren bij de minister ingediend. Ze heeft de antwoorden dus goed kunnen voorbereiden en zal zich door haar ambtenaren hebben laten informeren.

Het is opmerkelijk dat ze volhoudt dat de huidige Volledig Bevoegde Bachelor een bedenksel is van de opleidingen èn het werkveld. Dat laatste is pertinent onjuist en had de minister kunnen weten. Willens en wetens hebben medewerkers van de Vereniging Hogescholen (VH) en OC&W ambtenaren blijkbaar achtergehouden dat het werkveld nooit betrokken is geweest bij een consultatie rond de invoering van de VBB, laat staan een validering ervan. De bewijzen daarvan kan men terugvinden op mijn website[3], meer specifiek bijlage 16 van het Ba/Ma-dossier of verspreid over diverse jaargangen van Kunstzone.

Toen na onderzoek klip en klaar bleek dat de HBO-raad van destijds (nu VH) eigenhandig de VBB had geconstrueerd, bleven de betrokkenen de feiten verdoezelen en doen alsof de invoering van de VBB mede met instemming van de beroepsgroep had plaatsgevonden. De minister is dus door haar ambtenaren op het verkeerde been gezet.

Ik was zo vrij om haar daar, na het VELON-congres, per aangetekend schrijven op te wijzen.

De VH heeft (onder auspiciën van KVDO en LKCA) een reeks herstelwerkzaamheden ingezet om de weeffout van 2007 alsnog te legitimeren. O.a. consultsessies in maart en juni 2014 waren het gevolg. VONKC heeft de conclusies daarvan aangevochten. (Brief 18 november 2014). Dit “Master-proces” loopt nog.

Met argwaan bezie ik vanaf de zijlijn hoe belanghebbenden (voornamelijk opleidingen) een tweede generatie VBB’s willen legaliseren en daarmee opnieuw de positie en kwaliteit van de kunstvakken ernstige schade doen.

Opmerkelijk is het voorts te constateren dat de minister niet op de hoogte zegt te zijn van de problemen rond onze Master. In mijn bezit zijn diverse stukken van ambtenaren die, namens de minister, de ongemakkelijke situatie toedekken. Ook daarvoor verwijs ik naar mijn website-dossier. Kamervragen aan de toenmalige Staatssecretaris Zijlstra (zijn brief van 10 augustus 2011) maken overigens duidelijk dat haar ambtsvoorganger zeer wel op de hoogte was van de fricties en ze zelfs met onjuiste antwoorden afdeed.

tenslotte:

Hoe aardig is het te vernemen dat de Master ook voor onze onderbouwlessen een adequaat middel voor kwaliteitsverbetering wordt geacht. Zouden we dan ècht een keer in positieve zin gediscrimineerd worden ? Van enige vakkencluster waarvoor een Bachelor voldoende blijkt voor het eerstegraads gebied, naar een status dat we zelfs in de onderbouw een kunstvak-Master voor de klas krijgen?

Bravo!

april 2015

[1] Vereniging voor lerarenopleiders Nederland

[2] een filmpje van die sessie is te zien op de website van VELON onder congressen en studiedagen / congres 2015 / antwoorden van de minister

[3] maartentamsma.nl / het BaMa-dossier / bijlage 16

Het BaMa-dossier (2002-2014)

In 2005 viel het definitieve ministeriële besluit om de kunstvakken geen Masteropleiding te gunnen als VHO-kwalificatie. Hoe dat zo gekomen is en welke gevolgen dat later had voor de kwaliteit van de kunstvakdocenten heb ik in een viertal artikelen betrokkenen (het werkveld dus) uitgelegd. Deze artikelen zijn ook op deze website terug te vinden.

In verschillende hoedanigheden heb ik oppositie gevoerd tegen de volledig bevoegde Bachelor. Een devaluerende status aparte die de kunstvakken weer terug in de achter-de-streep-situatie van voor de jaren tachtig bracht. Blijkbaar zijn de kunstvakken wat makkelijker dan de andere schoolvakken, zodat met een Bachelor in de bovenbouw kan worden volstaan.

Als KVDO-voorzitter, lid van de Bachelor- en Master-profielschrijfgroep, later als NVTO-portefeuillehouder (na de fusie met de VLBV als dossier-adviseur bij VONKC) zijn jaren lang alle denkbare actoren in deze kwestie aangesproken: OCW, de HBO-raad, de individuele opleidingen, de NVAO, de Kamercommissie voor OCW.

Weinig respons. Opmerkelijk was echter dat in vroeger jaren OCW meestal de dwarsliggende partij was. Nu de eigen opleidingen !

Een kantelmoment was de herziening van de opleidingscompetenties in 2012. Samen met de kennisbasis dienden die door het beroepenveld gevalideerd te worden. “Men” had ineens VONKC weer nodig: graag even een kruisje voor akkoord met een tweede generatie van de volledig bevoegde Bachelor. NVTO/VONKC had in de jaren ervoor steeds aangegeven alleen aan een serieus debat over een eerstegraads Master te willen meewerken en zette het valideringslicht op rood.

Verhulde commotie en verontwaardiging alom.

Er werd verstoppertje gespeeld met valideringsverslagen en er kwamen consultsessies op gang. De beroepsgroep was tot op dat moment volstrekt genegeerd.

VONKC vroeg de minister om interventie (26 maart 2013). Die brief is lang blijven liggen, mede vanwege het wachten op een reactie van de Vereniging Hogescholen (de voormalige HBO-raad, nu dus VH). Pas op 11 april 2014 (na een rappel van VONKC) kwam de reactie van de VH binnen handbereik. Deze bevatte zoveel onjuistheden (specifiek ook uit de periode dat ik bestuurlijk regievoerder was) dat ik via een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur de onderliggende stukken boven tafel wilde hebben. De VH meldde dat ze niet binnen die regeling viel, maar wilde wel aan oud-medewerker Fons Schneiderberg vragen de gevraagde stukken (in zover beschikbaar) te leveren. Dat werd in dank aanvaard.

Mijn stelling dat de NVTO in de periode 2007 tot de validering van 2012 nooit betrokken was geweest bij enige poging een serieuze discussie te voeren over de weeffout van de ongegradeerde VHO-Bachelor werd bevestigd. De onjuistheid van de VH-brief van 20 december 2013 waarin dat werd ontkent dus ook.

Het was voor mij een reden om de nieuwe generatie vakparticipanten in kennis te stellen van de malversaties die tot de devaluerende status van de kunstvakken hadden geleid.

Uit mijn archieven maakte ik een dossier van een aantal markante momenten uit de periode 2001 – 20014, zodat duidelijk werd door wie, wanneer en hoe dit tot stand is gekomen.

Ik zond het dossier in de tweede week van augustus 2014 aan meer dan dertig actoren in het nieuwe valideringsproces, om ze duidelijk te maken dat ‘zij die hun geschiedenis niet kennen geneigd zijn die te herhalen’.

Het dossier bevat 16 componenten (‘bijlagen’), elk een cruciaal moment in de historie van de BaMa-weeffout vertegenwoordigend.

Bijlage 0  is de aanbiedingstekst van de betreffende e-mail van 6 augustus 2014

bijlage 0 – aanbiedingstekst BaMa-dossier

Bijlage 1 is een korte samenvatting van de chaos die ik aanwezig meen rond de validering van de tweede generatie opleidingsprofielen. Ik waarschuw ‘de ‘nieuwe generatie’ voor historische herhalingen van fouten die tot een continuering van de devaluerende situatie van de kunstvakken zullen leiden. De rol van de VH acht ik dubieus, hetgeen in latere bijlagen verder wordt onderbouwd. Opnieuw lijkt de werkgelegenheid van docenten dans en drama prioriteit te hebben boven de kwaliteit van de kunstvakken in het VHO en de visie van het beroepenveld ondergeschikt te worden gemaakt aan die van de werkgeversvereniging van de opleidende instellingen.

Achterliggende motivatie: In de jaren 80/90 ben ik behoorlijk indringend betrokken geweest bij de emancipatie van de kunstvakken. In diverse hoedanigheden heb ik meegeholpen aan verbetering van de ‘vakken-achter-de-streep-status’ die ons ten deel was gevallen. De invoering van de eindexamens (Mavo, Havo, later Vwo) speelden daarbij een prominente rol. De beeldende vakken werden van hun vrijblijvendheid bevrijdt, eindexamenprogramma’s dwongen tot leerplandiscussies, uitgevers stortten zich op deze nieuwe markt….

Sedert het afschieten van een eigen Masteropleiding als VHO-kwalificatie constateer ik een proces van devaluatie. Ons kader vergrijst. De ongegradeerde Bachelor is ‘wel bevoegd, maar niet bekwaam’. (citaat uit het rapport van Smets en Hover, 2005)

bijlage 1 – epiloog als voorwoord

Bijlage 2 is de brief van het VONKC-bestuur aan de minister van OCW (dd. 26 maart 2013) waarin wordt gevraagd te bemiddelen in de macabere situatie die leek te ontstaan door een valideringsproces van opleidingscompetenties (beeldend) te accorderen, waar de beroepsvereniging zich van gedistantieerd had. Het VONKC-bestuur vroeg begin december over de stand van zaken. OCW meldde (dd 11 december), met een zweem van verontschuldiging, dat men in afwachting was van een reactie van de VH. Bericht zou volgen.

bijlage 2 – brief van VONKC aan de minister van OCW dd 26 maart 2013

Bijlage 3 is de reactie van de VH (dd 20 december 2013) op de VONKC brief aan de minister.

OCW heeft die reactie dus kort na de belofte aan VONKC dat er werk zou worden gemaakt van het antwoord ontvangen, maar geen reden te gezien om VONKC hiervan in kennis te stellen. Ook is VONKC nooit gevraagd op de VH-brief te reageren. Het VONKC-bestuur heeft een jaar lang een afwachtende houding aangenomen (wilde de goede verhoudingen met de buitenwereld niet bruuskeren), maar vond uiteindelijk toch dat na een jaar wachten een rappel op zijn plaats was. Aldus geschiedde.

Toen pas kwam er een reactie van het ministerie (11 april 2014) die er eigenlijk op neerkwam dat de VH-argumenten overtuigend genoeg waren om te concluderen dat alles procedureel correct was verlopen en VONKC moest ophouden met zeuren.

VONKC heeft de VH-tekst langs een omweg moeten verkrijgen. Ik schreef er, op persoonlijke titel, een reactie op.

bijlage 3 – reactie VH (dd 20 december 2013) op VONKC-brief 26 maart 2013 en reactie daarop van Tamsma

De VH-tekst bevatte zoveel onjuistheden, voor een deel betrekking hebbend op een periode dat ik bestuurlijke mede verantwoordelijk was voor het Ba-Ma-dossier, dat ik de VH wilde dwingen via een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) de onderliggende bewijzen van de procedurebeschrijvingen te leveren. Ook dit deed ik op persoonlijke titel.

Bijlage 4

bijlage 4 – WOB-verzoek aan de VH dd 5 juni 2014

De VH antwoordde dat ze niet gehouden was aan WOB-procedures, maar mij niettemin van dienst wilde zijn om de gevraagde gegevens (indien beschikbaar) te (laten) leveren. Fons Schneiderberg, een kennishebbende dossiertijger, die al twee decennia lang in diverse functies de kunstsector heeft gediend, werd gevraagd de klus te klaren. Ik was daar niet ongelukkig mee, hoewel de vraag zich opdrong waarom die gegevens niet intern geleverd konden worden. Schneiderberg deed zijn huiswerk uitstekend.

Zie bijlage 5. Deze bijlage bevat ook mijn reactie.

bijlage 5 -antwoord van Fons Schneijderberg en het commentaar van Tamsma

Het onderzoek van Schneijderberg en daarmee de bevestiging mijn gelijk dat de VH-brief bol stond van de onjuistheden was aanleiding om het ministerie te vragen om een herziening van hun standpunt inzake de nooit beantwoorde brief van 26 maart 2013, nu de fundamenten onder de argumentatie van 11 april waren weggeslagen.

Zie bijlage 6

bijlage 6 – brief 21 juli 2014 aan OCW inzake afwikkeling ‘WOB-verzoek’

Bij de opzet van dit dossier koos ik voor de actualiteit boven de overzichtelijkheid. Voor wie niet was ingevoerd in de materie (helaas velen, ook direct belanghebbenden) leek een historisch overzicht, ergens in dit dossier, op zijn plaats.

Ik selecteerde het meest recente van de vier artikelen die ik in de loop der tijd publiceerde en schoof dat als bijlage 7 in het dossier. De drie andere artikelen zijn elders op deze webplek te vinden (Over Bachelors en Masters (1) (febr 2007), Bachelors en Masters (2) , de Masterkwestie (3) )

Een scharnierpunt dus tussen de actualiteit en een reeks historische bijlagen (nr. 8 t/m 15)

bijlage 7 – Over Bachelors en Masters (4)

Vervolgens wat bijlagen die de opmaat naar de tweede termijn valideringen van 2012 vormden. Ze bleken achteraf niet helemaal logisch (chronologisch) geordend, maar ik houd de volgorde van het BaMa-dossier maar aan.

Bijlage 8 is mijn commentaar op de adviesnota ‘Citroenen proeven’ van Edwin van Meerkerk en Sammy Frankenhuis (Radbout universiteit) in opdracht van de besturenraad kunstonderwijs. Er moest blijkbaar weer eens iets onderzocht worden…. of een Master voor de kunstvakken nodig is.

Met respect voor het integere werk dat de onderzoekers deden (zelfs ik ben geïnterviewd) manifesteerde zich vooral een wrange nasmaak van een actie voor de interne bühne van het KVDO. De vraagstelling was kauwgom; nergens toegespitst op het eerstegraads gebied. De schoolleiders (toch ook een exponent van ‘het veld’) zijn kwantitatief wel erg marginaal vertegenwoordigd en de aanbevelingen sturen aan op een studievarianten binnen de huidige volledig bevoegde Bachelor. Jammer en gevaarlijk. Een Master wordt als ‘niet-haalbaar’ gekwalificeerd, het ‘waarom’ niet gegeven.

bijlage 8 – commentaar op ‘Citroenen proeven’

In juli 2002 schreef de HBO-raad een duidelijk verzoek aan de minister om de kunstvakdocenten een Master te gunnen. De start van de competentie-excersities voor een (tweedegraads) Bachelor en een (eerstegraads) Master profiel. Bijlage 9

bijlage 9 – HBO-raad aan minister OCW inzake een eerstegraads Master KVDO

De nummering wordt nu even verwarrend. Bijlage 11 is de opdracht van de HBO-raad aan de profielschrijfgroep beeldend dd. 5 april 2002. De concrete consequentie van het tweesporenbeleid dat door de HBO-raad was ingezet.

bijlage 11 – opdracht HBO-raad aan KVDO-inzake twee opleidingsprofielen dd 5 april 2002

Toen kwam de, goedbedoelde maar achteraf fnuikende actie van de SAC-Kuo. Er werd beseft dat ‘dans en drama’ (weinig belust op bovenbouw-theorie en daar bovendien nog geen 5%van de markt bedienende) hun eerstegraads vakkwalkificaties zouden kwijtraken als de 4 jarigeBachelor-opleiding geen eerstegraads vak-bekwaamheid zou opleveren. Het konijn uit de hoed: de Bachelor zou ook de eerstegraads bevoegdheid voor CKV3 opleveren, de Master voorCKV2.

Er kwam dus een opgewaardeerd Bachelor-pofiel (Bachelor plus) en een uitgeklede Master (Master min)

Ziehier het geboortekaartje van deze constructie (bijlage 10)

bijlage 10 – Bachelor-plus en Master-min Voorstel SAC-Kuo aan HBO-raad dd 26 november 2003

In januari 2004 verzocht de HBO-raad de profielschrijfgroep beeldend, conform het voorstel van bijlage 10, de werkzaamheden te veranderen. Bijlage12

bijlage 12 – opdracht HBO-raad aan KVDO inzake aanpassing opleidingsprofielen dd 12 januari 2004

Na de validering van zowel het Bachelor-profiel (maart 2004) als dat van de Master (december 2004) trad een periode van verwarring in. Stappen naar een (bekostigde) Master (met civiel eerstegraads effect) leken te kunnen worden gezet. De minister besloot echter nog even een onderzoek te laten doen naar de gewenste Master-zwaarte voor deze CKV2 bevoegdheid. Smets en Hover (augustus 2005) vonden van niet. Einde Master.

De opleidingen waren toch een beetje blij, want ze mochten bekostigde kunsteducatieve Masters opzetten, zij het zònder civiel effect. Dus voor aanvullende bekwaamheden. De verplichte koppeling met een kunstvakBachelor als toelatingseis werd in de loop der jaren steeds elastischer en is uiteindelijk verdampt. De Masters kunsteducatie zijn formeel dus helemaal geen docentenopleiding meer.

Omdat er geen gevalideerde volledig bevoegde Bachelor bestond, besloot de HBO-raad (op aangeven van de SAC-Kuo en zonder overleg met het KVDO) de opleidingen te laten tekenen voor een ongegradeerde (eerstegraads) Bachelor. Aldus geschiedde. Nooit gevalideerd. Hier ligt het hart van de bezwaren die de NVTO vanaf 2005 kenbaar heeft gemaakt.

De NVTO trok aan de bel.

Eerst bij de HBO-raad en het KVDO. De eerste nam een afwachtende houding aan… er was een advies op komst van de SAC-Kuo … (Bijlage 13) Nooit meer iets van gehoord.

bijlage 13 – HBO-raad aan NVTO dd 26 november 2007 – toezegging overleg

Kort daarna kwam er een brief van KVDO-voorzitter Dick Laning die toezegde dat de NVTO betrokken zou worden bij toekomstige evaluerende discussies. Ook nooit meer iets van gehoord (Bijlage 14)

bijlage 14 – KVDO aan NVTO – toezegging overleg

Men kan zich voorstellen dat de stelligheid waarmee de VH later volhield dat er weldegelijk overleg was geweest als kwetsend is ervaren. Zelfs de beantwoording van de Kamervragen door Staatssecretaris Zijlstra waren door deze onjuistheden ingekleurd. (april 2011, brief 10 augustus 2011)

Toen VONKC, als erfopvolger van NVTO het licht op rood zette bij de tweede generatie competenties voor de nog steeds ongegradeerde Bachelor was de verontwaardiging groot. De VH bleek zelfs verrast.

In bijlage 15 vindt men drie brieven van het VONKC-bestuur, die toch duidelijke signalen zijn geweest dat op geen enkele wijze was voldaan aan de toezeggingen om de beroepsvereniging te betrekken in een serieuze opmaat naar een eerstegraads Master. Gespeelde verbazing, opzienbarend gebrek aan kritische zelfreflectie, getuigend van minachting voor het werkveld. (Bijlage 15)

bijlage 15 – VONKC aan KVDO – 3 x standpunt inzake Masterkwestie

Pas na de verzending van het dossier kwam er een reactie van OCW, ditmaal ‘namens de minister’ 15 bijlagen waren inmiddels verzonden en het leek de volledigheid te dienen om een nummer 16 na te sturen.

OCW gaf te kennen geen rol te willen spelen in het valideringsproces. Eigenlijk heugelijk nieuws. De minister zal dus niet dwars liggen als de discussie tussen VH en werkveld in een Masteropleiding zou resulteren (?!?). Ik kreeg als privépersoon dus indirect antwoord op de VONK-brief van 26 maart 2013. Bovendien ging de directeur HO met een grote boog om de procedurele onnauwkeurigheden bij de afhandeling van de VONKC-brief heen. Hoewel de correspondentie door hem als afgesloten werd beschouwd, kon ik niet nalaten zijn bericht van wat voetnoten te voorzien (zie brief 21 juli in diezelfde bijlage). Ook het antwoord daarop maakte een omtrekkende beweging. Geen spoor van zelfkritiek op de gang van zaken. Het zij zo. Zie bijlage 16.

bijlage 16 – brief OCW dd 5 augustus + reactie

Tot slot.

Dit dossier heeft een weinig uitnodigend tekstvolume.

Mogelijk dat actuele ontwikkelingen later vragen om extra bijlagen. Vooralsnog lijkt dit genoeg.

Moeiteloos had ik kunnen uitbreiden met de correspondentie met OCW uit de beginjaren van het dispuut, brieven kunnen tonen van alle aangeschreven opleidingen, de NVAO, de Kamercommissie.

Wie aanvullende informatie wil kan die krijgen: m.e.tamsma@planet.nl

Leerplan voor onderwijs in beeldende kunst en vormgeving (2012)

LeerplanEen vakvereniging voor Onderwijs in Kunst en Cultuurvakken kan niet zonder een taakstellend leerplan voor die vakken. Een denktank van deskundigen heeft een paar jaar geleden de opdracht gekregen om hun inzichten met elkaar te delen en een leerplan te formuleren voor 4 tot 14-jarigen. Het is niet zomaar een opsomming van leerdoelen geworden. Je vindt er achtergronden en visies in die de samenstellers hebben gebruikt bij hun werk.

Link naar het volledige Leerplan: VONKC leerplan beeldende kunst en vormgeving (2013)

Zie ook de website van VONCK.