Uit het voorwoord van deze SLO-publicatie:
“….De aanleiding
De plaats van Cultureel erfgoed in het curriculum van de beeldende vakken is onduidelijk en als gevolg daarvan in de praktijk onderontwikkeld. Aandacht besteden aan Cultureel erfgoed heeft binnen het onderwijs een weinig substantieel en zeer toevallig karakter. NVTO en VLBV wijten dat voor een deel aan het inhoudelijk complexe karakter van erfgoedprojecten: andere schoolvakken, met name uit het leergebied Mens en Maatschappij zijn er bij betrokken en achtergrondinformatie over de te behandelen onderwerpen heeft vaak een specifiek en specialistisch historisch karakter. Als beeldende vakken in projecten een rol spelen, dan gaat het meestal om een ondersteunende functie.
Daarnaast kan de verwaarloosbare plaats van Cultureel erfgoed te maken hebben met prioriteitsstelling als gevolg van het imago “er zijn belangrijker inhouden in het curriculum van de beeldende vakken”. Dat alles maakt het voor individuele docenten moeilijk en onaantrekkelijk tijd en energie te besteden aan het opzetten, uitvoeren en evalueren van lessen die de betekenis van Cultureel erfgoed voor het beeldend onderwijs tot zijn recht laat komen.
Deze publicatie bevat een omschrijving van die betekenis geïllustreerd met praktijkvoorbeelden, gevolgd door handvatten voor zelf ontwikkelen en uitvoeren van lessen…..”
Bij de aanbieding van de laatste concept-versie van dit document, gemaakt op verzoek van de NVTO en VLBV, werden ernstige twijfels kenbaar gemaakt over de kwaliteit van sommige onderdelen. Ik was een van die critici en werd als gevolg daarvan betrokken bij een herredactieproces. De leiding hiervan lag bij Gerrit Dinsbach.